P.C. Hooft en de ongeziene, eerste 'fontein' van Amsterdam
(2017)–G.P. van der Stroom– Auteursrechtelijk beschermd15. Trippen huren het complexVan 1 tot en met 5 september 1638 had de in ballingschap levende Franse koningin-moeder Amsterdam bezocht en was er groots onthaald. In opdracht van de stad schreef Caspar van Baerle zijn Medicea Hospes, door Vondel in 1639 vertaald. Achter de schermen had Hooft bijgedragen aan de ontwerpen van de tableaux vivants (Snoep 1975: 63-64) op de route die de koningin-moeder door | |
[pagina 53]
| |
de stad volgde.Ga naar voetnoot108 Maria de Medici werd door Amalia van Solms, de echtgenote van stadhouder Frederik Hendrik, vergezeld. Terwijl Maria haar intrek nam in het Prinsenhof aan de Oudezijds Voorburgwal,Ga naar voetnoot109 logeerde Amalia, ‘haere Hoogheid, de Princes van Oranje dicht hier by, ten huize van eenen voornaemen koopman Elias Trip genoemt, dat ruim en wel gestoffeert was’ (Van Baerle/Vondel 1639: 32; 1662: 651).Ga naar voetnoot110 Deze Elias Trip (1570-1636), ‘de bekendste telg’ (Klein 1965: 16) van de puissant rijke Trippen en ‘een van de meest aansprekende entrepeneurs van Amsterdam’ (Wijnroks 2003: 371), zwager van een andere kanonnenkoning, Louys de Geer, was bewindhouder van de VOC en had zijn eigen fortuin gemaakt in de ijzer- en wapenhandel, de handel op Afrika en Rusland, de handel in Russisch salpeter (a.v.: 351), met het exploiteren van ijzermijnen in Zweden en het financieren van de militaire campagnes van de Zweedse koning Gustaaf II Adolf in Duitsland in de Dertigjarige Oorlog. Bij zijn overlijden bezat hij een vermogen van een miljoen guldens (Elias II (1905): 551),Ga naar voetnoot111 goed voor de achtste plaats onder de 250 rijksten van de Gouden Eeuw (Zandvliet 2006: 24-25). Hij overleed in 1636, bijna drie jaar vóór Maria de Medici's ‘blijde inkomst’. Het was dan ook niet - zoals Van Baerle en Vondel schreven - Elias Trip die die paar dagen in 1638 aan Amalia van Solms onderdak bood, maar diens weduwe Aelken of Aletta - ‘deftiger: Alithea’ (Klein 1965: 28) - Adriaensdr. Trip (1589-1656). Elias Trips ‘staat van leven was naar men verhaalt zeer kostbaar’ (Van Eeghen 1956b: 168) en na zijn overlijden bleef zijn weduwe ‘in aanzien’ (Trip 1883: 40). Van deze Aletta Trip heeft Rembrandt in 1639 een portret geschilderd, waaraan Van Eeghen in 1956 aandacht schonk. Deze Amsterdamse ‘adjunctarchivaris’ en historica verhaalde toen dat Trip ‘wel is waar een huurhuis’ bewoonde, maar riep daarop uit: maar wat voor een huurhuis! In Amsterdam had hij geen passender woonplaats kunnen vinden. Het huis lag op het eind van de Oudezijds Voorburgwal, waar men thans het Binnengasthuis vindt. Een brug over de Grimburgwal voerde naar dit enorme complex, bestaande uit een huis, pakhuizen en spijker, dat later in | |
[pagina 54]
| |
1641 door de stad werd aangekocht en als Herenlogement in gebruik genomen (Van Eeghen 1956b: 168-169). We herkennen door deze beschrijving van de plaats waar ‘dit enorme complex’ stond onmiddellijk de gebouwen die eertijds van Sion Luz waren geweest.Ga naar voetnoot112 Volgens Van Eeghen huurde Elias het van ‘de rijke Rooms-Katholieke Hillebrant den Otter, heer van Vrijenes en Jonker Willem van der Wiele, heer van Werve’ en zij gaf daarbij als bron twee kwijtscheldingsregisters uit 1641 en 1646 op (Van Eeghen 1956b: 168n2). De akte uit 1641 betrof de hierboven aangehaalde waarin Den Otter zijn helft aan Van der Wiele verkocht, waarmee de laatste eigenaar werd van het gehele complex. Op twee punten heeft Van Eeghen zich vergist: het dwarshuis werd ten behoeve van de nieuwbouw van het [Oudezijds] Herenlogement afgebroken en heeft daar dus geen onderdeel van uitgemaakt. Voorts kocht de stad de gebouwen niet aan in 1641, maar op 10 februari 1646. Toen verkocht ‘Jonckheer Willem vander Wiele, Heere vanden Werve, Nieuwerkercke etc’ aan de Heeren Burgermeesteren ende Tresorieren deser
stede, tot behoeven derselver stede, een
huys ende erve, mette aenclevende getimmerten
van packhuysen ende Spycker daerbij
behorend, staend t'eynde d'oudesytsvoor-
burghwal.Ga naar voetnoot113
De stad betaalde er ƒ 48.000 voor.Ga naar voetnoot114 In vijf jaar tijd had jonkheer Van der Wiele ƒ 8.000 winst gemaakt, want in 1641 had hij de helft voor f 20.000 van Den Otter gekocht. Van der Wiele is ‘door te veel drincken ras gesturven anno 1654’.Ga naar voetnoot115 |
|