P.C. Hooft en de ongeziene, eerste 'fontein' van Amsterdam
(2017)–G.P. van der Stroom– Auteursrechtelijk beschermd12. ‘Duitendief’Zoals gezegd was Luz niet alleen actief als tafelhouder, maar trad hij ook op als bevrachter van handel met het tegenwoordige Italië en als koopman in de handel op Rusland. Handel in parels was zijn specialiteit (Hart 1977: 6): in de Republiek noemde Luz zich het ‘hoofd van de generaele handel der compagnie in paerlen’, waarschijnlijk een soort inkoopcombinatie (Wijnroks 2003: 318). In Archangel en in Moskou bezat hij huizen. Zijn Russische handel is evenwel op een echec uitgelopen en in 1606 verkocht hij zijn pakhuis en woonhuis ‘staande in het Duyts Gasthoff te Archangel’.Ga naar voetnoot83 En alhoewel hij in oktober 1608 zijn huis in Moskou nog bezat (Versprille 1957: 115),Ga naar voetnoot84 had exact een jaar eerder de Leidse hoogleraar Dominicus Baudius aan zijn vriend Hugo de Groot in Latijnse verzen geschreven: Syon Lus is nu [7 oktober 1607] bijna tot armoede gebracht. Want zijn zoon ... heeft den goeden duitendief een enormen klap bezorgd, niet met het spel, noch door Venus, noch door brasserij, maar door lichtgeloovige hoop, op onwaardigen wijze gevangen door den beruchten doorbrenger Van der Haeghen (vertaling uit Wieder 1923: 6; Lat. tekst in Molhuysen 1928, nr. 91). Luz en een van zijn zonen hadden veel geld verloren aan de door Pieter van der Haeghen ondernomen, maar mislukte reis van Mahu en De Cordes door de Straat van Magellaan naar Zuid-Amerika en Japan (1598-1600).Ga naar voetnoot85 Dat Luz reeds in 1607 ‘tot armoede’ vervallen zou zijn, klopt evenwel volgens Hart (1977: 3) niet. | |
[pagina 46]
| |
Desalniettemin blijkt uit de door deze Amsterdamse archivaris deels ontsloten notariële archievenGa naar voetnoot86 dat Luz al eerder geconfronteerd was met insinuaties (aanzeggingen) en wisselprotesten waarbij hij als debiteur in gebreke werd gesteldGa naar voetnoot87 en dat hij er in 1606 en 1607 financieel niet al te best voor stond. Al in 1605 had Luz op zo'n protest gereageerd door te zeggen dat hij geen wissels meer accepteerde, al was het van zijn eigen vader.Ga naar voetnoot88 Vijf maanden later, in februari 1606, was zijn financiële nood toch al wel nijpend geworden, want toen verklaarde hij tegenover notaris Salomon Henricx te Amsterdam - in de parafraserende samenvatting van Hart - dat hij ‘buiten hoop en verwachting’ was omdat ‘vele schulden waren opgekomen zonder gerede middelen bij de hand te hebben om die te voldoen’.Ga naar voetnoot89 Weer een jaar later, in maart 1607, bleek dat Luz een schuld van twintigduizend gulden had uitstaan en dat hij op zijn zilverwerk, kleinodiën en aandelen in de VOCGa naar voetnoot90 zeven- of achtduizend gulden zal lichten om een deel van die schuld te voldoen. Eventueel zal hij zijn schuldeisers zijn huis verkopen tegen getaxeerde waarde.Ga naar voetnoot91 Een klein half jaar later, in augustus 1607, kwam Luz met hen overeen dat hij hun de rente in het vijfde jaar uit de profijten van zijn bank van lening zal voldoen. Als zekerheid gaf ‘Sr. Sion Lus tafelhouder binnen dese stede bijde slotelsbrugge’ hun het octrooi van die bank van lening en de instaande pandgoederen in handen, te zamen waard dertienduizend ponden Vlaams.Ga naar voetnoot92 Één maand later had hij daarenboven nog een andere schuld uitstaan, van 6.761 ponden Vlaams.Ga naar voetnoot93 De schulden die rond 1606 op Luz rustten, kwamen voor een groot deel voor rekening van zijn Russische avontuur. In 1599 had Luz - toen nog vanuit Leiden en zonder veel kennis van zaken - een eerste poging gedaan om als ‘volkomen buitenstaander’ handel op Rusland te drijven (Wijnroks 2003: 358). In 1601 wilde hij er een handelshuis opzetten, dat geleid zou worden door | |
[pagina 47]
| |
zijn oudste zoon Abraham. Door ‘zijn goede connecties met Den Haag’ (Hart 1976: 302) stonden in november van dat jaar de Staten-Generaal aan Luz op zijn rekwest ‘opene patenten’ toe, opdat ‘alle koningen, vorsten en heeren’ aan zijn zoon Abraham Lusch - die namens hem zijn zaken en koopwaren in Moscovië zou gaan waarnemen - vrije passage en hulp zouden verlenen (Japikse 1941: 692; Engels 1997: 136; Wijnroks 2003: 359n14).Ga naar voetnoot94 Toscane was daarbij als afzetmarkt gedacht. In 1603 hielden in elk geval Sion Luz en zijn zonen Isaac, Abraham en Matheus zich met de export van luxe goederen als kaviaar vanuit Rusland naar Toscane bezig.Ga naar voetnoot95 Abraham werd zelfs een semi-officieel ambassadeur van groothertog Ferdinando I voor de commerciële contacten tussen Toscane en Rusland, wat er toe leidde dat tsaar Boris Godunov aan Sion en zijn drie zonen het recht gaf zich in Rusland te vestigen en er vrijelijk handel te drijven (Engels 1997: 136-137). Voor deze activiteiten had Luz in april 1603 samen met een Venetiaanse koopman een handelsonderneming opgericht.Ga naar voetnoot96 Deze kwam evenwel twee jaar later door grootscheepse fraude van haar factoren in Rusland in ernstige financiële moeilijkheden. Deze lieden hadden op kosten van Luz vooral voor eigen rekening gehandeld. Bovendien bleek dat ten minste een van hen zich ‘meer geoccupeert heeft in bancquetten ende maeltijden te houden, slempen en de dryncken als d'affaires ende coopmanschappen zijns meesters waar te nemen’ (cit. in Van Zuiden 1911, bijlage II). In 1606 namen zij ten koste van Luz de zaak over (Hart 1976: 302-303; Wijnroks 2003: 258, 358-360). De ‘uitstekende relaties met het Toscaanse vorstenhuis’ van de firma Luz (Wijnroks 2003: 257), noch de ‘opene patenten’ van de vaderlandse Staten-Generaal konden het Italiaans-Hollandse handelshuis nog redden en Sion Luz werden - zoals we zagen - de financiële duimschroeven aangedraaid. Hij had geen geld meer.
Na de eerdere deconfiture te Leiden hadden zich nu met Van der Haeghens verkwisting en het Russische debacle ook in Amsterdam donkere wolken boven Sion Luz samengepakt. |
|