P.C. Hooft en de ongeziene, eerste 'fontein' van Amsterdam
(2017)–G.P. van der Stroom– Auteursrechtelijk beschermd10. Het complex in 1625Om de situatie rond de panden van Luz in 1603 enigszins voor ogen te krijgen, voldoet de kaart van Bast uit 1597 niet. Omdat de omgeving van de Grimburgwal op latere uitgaven van die kaart niet is aangepast, beantwoorden ook die niet aan ons doel. Op andere staan de huizen aan de Grimburgwal niet ingetekend, terwijl weer andere die niet en détail weergeven. We slaan een paar van die (te) weinig gedetailleerde kaarten van Amsterdam overGa naar voetnoot69 en komen terecht bij die van Balthasar Florisz. van Berckenrode (1591-1645) uit 1625.
De wandkaart van Balthasar Florisz. (Hofman 1978: 28; Bakker/Schmitz 2007: 103-109; Hameleers 2013: I, cat. 25; 2015: 20-21, 250) wordt vanwege de ongeevenaarde gedetailleerdheid meer nog dan zijn twee voorgangers - Cornelis Anthonsz. 1544 en Pieter Bast 1597 e.v. - gebruikt voor historisch onderzoek. Elk huis en elke tuin staan individueel en in opstand getekend. Balthasar Florisz. had ‘aandacht voor het kleinste détail’ (Hofman 1978: 28, ook Ormeling 2013: 13), hij tekende ‘alle opstallen individueel herkenbaar en naar de werkelijkheid na’ en van de drie hier gebruikte overzichtskaarten van Amsterdam is die van hem ‘het meest accuraat’ (Hameleers 2013: I, 70; 2015: 250). Hij moet de stad opnieuw nauwkeurig hebben opgemeten en zal van vele honderden hui- | |
[pagina 38]
| |
Links: afb. I. Uitsnede kaart Balthasar Florisz. van Berckenrode 1625 (Beeldbank Stadsarchief Amsterdam)
| |
[pagina 39]
| |
Boven: afb. J. Detail Balthasar Florisz. 1625 (Beeldbank Stadsarchief Amsterdam)
zen de gevelaanzichten geschetst hebben (Bakker/Schmitz 2007: 107). Als bewijs ‘hoe uiterst minutieus onze teekenaar [Balthasar Florisz. in 1625] te werk ging, en daarbij niets aan het toeval of fantasie overliet’ noemde A.E. d'Ailly het juiste aantal kapellen van de Oude Kerk op de kaart en de eveneens correcte dakraampjes en schoorstenen op de Beurs. Daarnaast was D'Ailly van mening dat ‘de gevels van het O.Z. Heerenlogement en de monumentale pakhuizen ernaast’ door Balthasar Florisz. ‘zeer getrouw’ waren weergegeven (D'Ailly 1932: 113, 111-112). Zonder twijfel overtreft de nauwkeurigheid van Balthasar Florisz. hier die van D'Ailly, want het Oudezijds Herenlogement dateerde van 1647 en kan onmogelijk op deze kaart van 1625 staan afgebeeld. Wat D'Ailly op die kaart (afb. J) voor het latere Oudezijds Herenlogement aanzag maar wat wij op die plek zien, is het kolossale complex waarvan Luz eerder, vanaf het allereerste begin van de zeventiende eeuw tot waarschijnlijk halverwege de jaren '10, de eigenaar was. Van oost naar west - op de kaart van onder naar boven - betrof het hele complex een hoog en lang huis langs de Oude Nonnensloot dat uit meerdere gedeelten opgebouwd is en waarvan de topgevel aan de Grimburgwal grenst; naast die gevel een poortje met ervoor een brug over de Grimburgwal; dan na een flauwe knik langs en parallel aan | |
[pagina 40]
| |
die wal een tweede, lager huis, een zogenaamd dwarshuisGa naar voetnoot70; ten slotte, diezelfde lijn langs het water volgend, een pakhuis. (Daaráchter een apart hoog gebouw met twee schoorstenen, tussen de Gasthuis-galerij en Luz' pakhuis, dat de regenten van het Gasthuis hebben gebouwd op de grond achter Luz' pakhuis die in 1603 niet aan hem werd verkocht en naar het noorden nog vergroot met de grond waarop Luz' loods stond die hij in 1603 aan het Gasthuis had overgedragen; zie afb. R.) Náást Luz' pakhuis aan de Grimburgwal ontwaart men ten slotte, na opnieuw een knik in die gracht, drie pakhuizen achter één gevel. Die drie vormden tezamen het pakhuis St. Pieter.Ga naar voetnoot71 Het Gasthuis was er de eigenaar van, verhuurde het en had het twee jaar vóór de kaart van Balthasar Florisz., in 1623, laten vernieuwen (Hellinga 1930: 18; Meischke 1955, Afb. K. De Grimburgwal (Beeldbank Stadsarchief Amsterdam) ná 1603 - en vóór 1647. kol. 9, 65-68; 1981: 106; Van Eeghen 1981: 60).
Vooral het nieuwe dwarshuis langs de Grimburgwal verdient onze aandacht. Anders dan het tamelijk eenvoudige gebouw op de oudere kaart van Bast uit 1597 heeft Balthasar Florisz. nu in 1625 een huis ingetekend ‘dat in het midden versierd is met een rijke topgevel, waarvan wij de detaillering helaas niet goed kunnen onderscheiden’. Naast deze topgevel zijn met enige moeite | |
[pagina 41]
| |
nog twee kleine topgevels te onderscheiden (Meischke 1955, kol. 76), waarvan de ene zich verheft boven het al genoemde poortje dat een flauwe hoek vormt met de gevel van het dwarshuis en de rooilijn volgt van de gevel van de voormalige brouwerij op de hoek met de Oude Nonnensloot. Meer duidelijkheid over de gevel van het dwarshuis aan de Grimburgwal verschaft een tekening in waterverf die eerder op circa 1630 werd gedateerd, maar waarvoor in 2013 op de tentoonstelling ‘Booming Amsterdam’ het Stadsarchief Amsterdam als ontstaanstermijn ‘1611-C. 1630’ aangaf.Ga naar voetnoot72 Dat tijdvak beslaat op de Beeldbank van de website van het Stadsarchief zelfs een halve eeuw - ca. 1600 t/m ca. 1650 - terwijl men het er daarop ook op exact 1600 heeft gehouden.Ga naar voetnoot73 Dat is weliswaar een mooi rond jaartal en het is bovendien het jaar waarin Luz, begin augustus, de brouwerij ‘de Sleutel’ kocht, maar het jaar 1600 lijkt mij niet geheel juist als datering van de tekening. Want daarop zien we in het midden het bekende Huis aan de Drie Grachten, op afb. I te zien op de punt tussen ‘O[udezij]ts Voor Burchwal’ en ‘O.ts Achter Burchwal’ aan de Grimburgwal. Twee van de drie trapgevels (één aan elke gracht) zijn op de tekening duidelijk herkenbaar: de zuidelijke aan de Grimburgwal en die naar het westen aan de Oudezijds Voorburgwal. Dit markante huis stamt niet uit 1600 (of eerder), maar is van 1603 of van 1610.Ga naar voetnoot74 Volgens de tentoonstelling in 2013 was de tekening van de hand van een onbekende kunstenaar, maar de Amsterdamse Beeldbank heeft haar altijd aan Claes Jansz. Visscher toegeschreven.Ga naar voetnoot75 Dus zowel de tekenaar als de precieze datering (niet vóór 1603) staan niet vast. De tekening is in elk geval ouder dan 1647, want anders had de majestueuze klassicistische gevel van het Oudezijds Herenlogement, dat in dat jaar verrees, er wel op gestaan. Nu zien we op deze tekening rechts van de Grimburgwal, vóór het hoge dak van het lange huis aan de Oude Nonnensloot, in de lengterichting langs de rechterkant van de wal het dwarshuis met de twee topgevels afgebeeld. Wie dit huis wanneer heeft laten bouwen, blijft onduidelijk maar het zou natuurlijk Sion Luz kunnen zijn geweest, die immers sinds 1600 eigenaar was van het pand dat daar eerder stond. Het feit dat dat pand | |
[pagina 42]
| |
op de herdrukken van de kaart van Bast, uit 1599, uit circa 1606, tussen 1606 en 1610 enzovoort, nog hetzelfde eenvoudige uiterlijk heeft als op Basts eerste kaart uit 1597, vormt geen argument tegen Luz als opdrachtgever/eigenaar van het nieuwe gebouw, want op de latere kaarten van Bast is de desbetreffende buurt zoals gezegd nooit bijgewerkt. Wat op de kaart van 1625 (afb. J) niet zo duidelijk te zien is, maar wel op de ‘Visscher’-tekening, zijn de twee grote deuren aan de waterkant van de Grimburgwal. Deze bestempelen het nieuwe dwarshuis als een utilitair gebouw, althans de begane grond. Aan het water loopt aan de zuidzijde een smal pad vóór de bebouwing langs tot aan de sluis. Op de kaart en op de tekening ligt voor het dwarshuis een schuit aangemeerd. Terwijl het hoge pakhuis dat aan de westzijde aansluit bij het dwarshuis uiteraard van een hijsbalk was voorzien voor de zwaardere en grotere goederen die over water werden aangevoerd, zullen voor de grote deuren van het dwarshuis relatief kleinere en lichtere goederen zijn uitgeladen en daar opgeslagen. Achter dit gebouw, en daarmee tussen al de genoemde gebouwen, ligt op de kaart van Balthasar Florisz. tot slot een aanzienlijke binnenplaats die zich, over de dan gedempte Nieuwe Nonnensloot, uitstrekt tot aan de galerij die de beide afdelingen van het Gasthuis verbond. Zo zag het enorme complex dat Sion Luz in 1600 had gekocht er in 1625 uit. Uit de hierboven geciteerde kwijtscheldingsregisters is gebleken dat Sion Luz vóór 1625 de eigenaar van dat gehele complex was en volgens later in de zeventiende-eeuw verschenen getuigenissen (Isaac Commelin 1665: 217a; Caspar Commelin 1693: 669a) was daar ‘een Lommert’ gevestigd. Dat moet op die plek dan wel die van Luz zijn geweest. Dat hij er ook zelf woonde, ligt voor de hand.Ga naar voetnoot76 Ten slotte is op de kaart van 1625 te zien dat de oostvleugel van het complex, langs de Oude Nonnensloot met op de hoek met de Grimburgwal de grote voormalige brouwerij ‘de Sleutel’, tot aan de Gasthuis-galerij is uitgebreid met een iets lager gebouw met twee daken parallel met de sloot. Evenmin als van het dwarshuis weten wij ook hiervan niet zeker wie dit heeft laten bouwen op de gedempte Nieuwe Nonnensloot en de strook grond waarmee Luz door zijn aankoop van 1603 (zie de voorafgaande § 9) zijn perceel naar het zuiden uitbreidde. Zoals wij nog zullen zien, zijn er echter duidelijke aanwijzingen dat Luz daar inderdaad zelf de bouwheer van was. Vergeleken met afb. G van 1597 zijn er dus vóór 1625 vier grote wijzigingen | |
[pagina 43]
| |
in de bebouwing van het in 1600 door Luz aangekochte perceel. 1) Het lange dwarshuis aan de Grimburgwal, zonder deuren aan het water, is vervangen door een korter en het gebouw dat de binnenplaats van de brouwerij aan de westkant afsloot is doorgetrokken tot aan de Grimburgwal. 2) Op de plaats van het daardoor minder brede dwarshuis is een ongetwijfeld nieuw gebouw neergezet met twee topgevels en een opslagruimte voor over het water aangevoerde goederen. De beide bouwactiviteiten 1 en 2 zijn wel zeker in samenhang uitgevoerd: voor het nieuwe pakhuis aan het water moest hoe dan ook een deel van het bestaande dwarshuis worden afgebroken en, als het nieuwe, minder brede dwarshuis het eerst gebouwd werd, zal er geen open plek aan de Grimburgwal zijn gelaten. 3) Het gebouw dat de binnenplaats vóór 1603 aan de zuidkant afsloot, langs de Nieuwe Nonnensloot, is gesloopt, zodat de binnenplaats nu doorloopt tot aan de Gasthuis-galerij. 4) Langs de Oude Nonnensloot is de bebouwing doorgetrokken tot aan die galerij. |
|