'Eene onafgewerkte teekening' van P. C. Hooft. De drost en zijn slot
(2002)–G.P. van der Stroom– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 63]
| |
8 Tot slot: Hoofts tekening van het Slot ResuméAlles overziende is er geen redelijke twijfel meer aan mogelijk dat P.C. Hooft in begin november van 1608 - de rietpluimen op het tekeningetje zijn nog niet verwaaid (zie noot 39) - naar het Muiderslot is afgereisd om te gaan zien waar hij - indien benoemd tot drost - terecht zou komen. Hij zal dan de veerschuit vanuit Amsterdam over het IJ hebben genomen (zie noot 65), daarmee over de Zuiderzee het Slot hebben bezeild, vanuit het noordoosten de Vecht op, in het haventje voorbij het Slot hebben afgemeerd (zie afb. 4), en vervolgens over de zeedijk naar de vestingwallen (zie afb. 8) zijn gegaan, achter het Slot om tot aan de noordertoren. Daar moet hij het dubbelgevouwen vel papier ter hand hebben genomen met de vouw aan de onderkant. Hij zal het met zijn linkerhand hebben vastgehouden en tekende geknield het Slot in de rechterbovenhoek. Geoefend deed hij dat niet: de tekening loopt bijna van de bladzijde af. De schets diende hem als tegenwoordig een foto zou doen, want, zoals Constantijn Huygens het verwoordde, het spaart veel schrijfwerk uit wanneer men ‘over de vaardigheid beschikt om de merkwaardige dingen af te beelden’. En meer dan ‘merkwaardig’ alleen was voor de Amsterdammer Hooft het middeleeuwse Muiderslot op dat moment zeker. Op zijn tekening zien we het Slot vanuit noordnoordoostelijke hoek. Duidelijk herkenbaar zijn de hoge westertoren en, daarvoor, de noordertoren, beide met kantelen. Die laatste zijn nu verdwenen. Tussen deze torens het hoge woongedeelte met de top van de karakteristieke ‘trapgevel’ tussen zaal en kemenade (zie o.m. afb. 12). Er zijn geen bomen te ontwaren: dit is de noordwestzijde ‘aen den kaelen oever van de Zujder Zee’. Uiterst links de vage contouren van het dak van de oostertoren en daarnaast een glimp van de poorttoren. De zuidertoren staat er niet op. De tekening is onaf. Tussen de vage oostertoren en de noordtoren is merkwaardig lang de noordoost vleugel aangegeven, het lagere woongedeelte. Het lijkt wel een luchtkasteel, maar op de voorgrond staat gedetailleerd een rietkraag met pluimen. Uit Hoofts brieven weten we dat de grachten van ‘riedt en ruighte’ gezuiverd moesten worden (zie noot 63). Er zijn geen anachronismen. Hooft lijkt in 1608 een reële afbeelding van zijn toekomstige Slot te hebben gemaakt.Ga naar voetnoot112 Het diploma was toen andersom gevouwen dan nu - denk aan de overgekomen inktvlekken. Begin 1609, denkelijk in maart, keerde hij het binnenstebuiten en noteerde op de nieuwe voorzijde de twee versregels die hij al in een brief te pas gebracht had en nog vele jaren later als een soort levensmotto zou gebruiken. Met dat distichon en wat probeersels voor een nieuw dateringssysteem buitenop gebruikte Hooft het dubbelblad, als kladvel bewaard, ten slotte als omslag van zijn intussen aangelegde en in gebruik genomen Tweede rijmkladboek. Eerder had hij op enig moment nog op de binnenzijde van | |
[pagina 64]
| |
het achterblad een afschrift van het liedje ‘Hoogher Doris’ gemaakt, dat op deze wijze in het ‘kladboek’ opgenomen werd. De tekening was toen dus naar binnen gevouwen en heeft nadien een kleine driehonderd jaar een verborgen bestaan geleid. P.C. Hooft was immers minder tekenaar dan dichter. |
|