'Eene onafgewerkte teekening' van P. C. Hooft. De drost en zijn slot
(2002)–G.P. van der Stroom– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 21]
| |
2 Authenticiteit van de schets: P.C. Hooft in 1608/1609Hooft beleefde tussen november 1608 en mei 1609 ‘privé ongetwijfeld spannende dagen’ (Tuynman 1997:175, noot 29). Wat was er aan de hand? Op een moment dat zijn leeftijd- en standgenoten al lang een maatschappelijke loopbaan volgden, ja, daarin al de vaste positie hadden bereikt waarin met een goede partij een huwelijk gesloten kon worden, is het van Hooft, tegen de dertig en nog altijd bij zijn ouders thuis wonend, volstrekt onduidelijk wat hij na een snel opgegeven rechtenstudie tot dan toe eigenlijk had uitgevoerd. In die perspectiefloze situatieGa naar voetnoot29 werd nu plotseling een deur opengestoten naar een voor hem bereikbare en passende sociale positie. Tuynman spoorde alle relevante gegevens op en zette ze in zijn stuk ‘Hoofts benoeming tot drost’ (1973:31-42 en 83-94) op een rij. Hoofts voorganger als drost, de Utrechtse jonkheer Willem van Zuylen van Nyevelt, was op 28 oktober 1608 overleden. Diens zoon Frederik zal direct als mogelijke opvolger zijn genoemd. Één week later, 5 november 1608, schorten de Staten echter de voordracht op en machtigen de schouten van Naarden, Weesp en Muiden tijdelijk te treden in de rechten van de overleden functionaris. De vacature was de toevallige inzet geworden van een principiële politieke competentiestrijd. De gang van zaken bij baljuwbenoemingen was dat de Stadhouder voor dit in oorsprong grafelijke ambt iemand koos uit een voordracht door de Staten, maar nu wilden de laatsten voortaan ook de electie aan zich trekken. Misschien was Hoofts naam ook in de eerste week al door de afvaardiging van Amsterdam in de Staten naar voren geschoven, op voorstel van zijn vader, hoewel die als eerste burgemeester eind oktober, begin november niet, en eerst de 12de weer zelf ter dagvaart aanwezig was. Omdat echter niet zo maar aan te nemen is dat de hele Amsterdamse stadsregering zich voetstoots achter die kandidatuur heeft gesteld, verschafte misschien de opschorting van de voordracht de gelegenheid aan vader C.P. Hooft - die sinds Maria Lichtmis, 2 februari, in 1609 geen burgemeester meer was - zijn zoon in de Staten door Amsterdam voor het drostambt voor te (doen) stellen (Tuynman 1973:34a).Ga naar voetnoot30 De documenten en getuigenissen laten echter nog vele vragen open waarom uiteindelijk Hooft uit de bus kwam. Wat bewoog de verschillende betrokken partijen, Heren Edelen en de 18 stemmende steden in de Staten, de Prins, en ten slotte de Rekenkamer, met veelal tegenstrijdige belangen, tot deze niet voor de hand liggende uitkomst van een in de hogere politieke regionen controversiële en daardoor lang uitgestelde voorziening in de Muider vacature? Het was C.P. Hooft bijzonder voor de wind gegaan: hij had geld verdiend in de haring- en oliehandel en fortuin vergaard in de handel in Baltische granen. Zijn broers had- | |
[pagina 22]
| |
den weliswaar voor een kolossaal bedrag ingetekend op de in 1602 opgerichte VOC, maar dergelijke risicovolle ondernemingen ging C.P. Hooft uit de weg. Hij zou - homo novus - liefst twaalf maal tot burgemeester van Amsterdam gekozen worden (Elias I:147, Enno van Gelder 1918: hoofdstukken I en II; Dudok van Heel 1981b). P.C. Hooft, oudste zoon van rijke ouders,Ga naar voetnoot31 was inmiddels 28 jaar oud en deed ‘misschien iets’ in zijn vaders handel, maar had zich vooralsnog door niets onderscheiden dan - ‘binnenskamers’, in de kring der kameristen van In Liefde BloeyendeGa naar voetnoot32 - door een paar - niet gedrukte! - toneelspelen en wat - anonieme! - ‘amoreuse liedekens’ in een enkel liedboekje (Tuynman 1973:31b).Ga naar voetnoot33 Het werd hoog tijd dat P.C. Hooft aan een maatschappelijke carrière geholpen werd. C.P. Hoofts ‘verdiensten aan den Staat, en des zelfs byzondre zucht tot den huize van Nassauw’ bezorgden diens zoon het drossaardschap van Muiden, schreef P.C. Hoofts eerste biograaf Geeraardt Brandt in 1677 (Brandt 1932:11; Tuynman 1973:47 met noot 285), en misschien had hij daarin wel gelijk en was 's Prinsen electie niet der Staten, noch Amsterdams eigenlijke bedoeling. Zo ver was het in het voorjaar van 1609 nog niet. Het baljuwschap en drostambt vaceren bijna zeven maanden: pas 15 mei 1609 worden drie kandidaten, twee jonkheren - Nicolaas van Brederode en, inderdaad, zoon Frederik van Zuylen van Nyevelt -Ga naar voetnoot34 èn als hekkensluiter - en misschien slechts pro forma - Pieter Corneliszoon Hooft, door de Heren Staten voorgedragen aan prins Maurits. Binnen drie dagen, op 18 mei 1609,Ga naar voetnoot35 volgt de verkiezing van Hooft door Maurits, direct gevolgd door de benoeming, ondertekend door Oldenbarnevelt.Ga naar voetnoot36 Op 27 mei 1609 legde Hooft de eed af aan de Staten, c.q. | |
[pagina 23]
| |
de Rekenkamer, op 4 juni tegenover vertegenwoordigers van zijn ambtsgebied (Tuynman 1973:36-39).Ga naar voetnoot37 | |
Muiden in zichtHoe zal P.C. Hooft die zes, zeven maanden hebben doorgemaakt? In eerste instantie zal hij zich wellicht hebben afgevraagd of hij wel geschikt zou zijn voor het ambt. En of hij het eigenlijk wel ambieerde. Als hij toen al trouwwensen had, zal dat deze innerlijke twijfels hebben doen verminderen. Eenmaal gepousseerd sloeg ongetwijfeld de angst voor kapers op de kust en voor intriges toe. Gaandeweg zal hij het stadium hebben bereikt dat hij werkelijk hoopte te worden uitverkoren tot het Muider ambt. Zijn vader zal echter meteen bij het openvallen van de post op 28 oktober 1608, waar hij ex officio uiteraard direct van hoorde, hebben ingezien welk een unieke kans hier geboden werd. Normaal werden zulke benoemingskwesties snel en als routinezaak afgewerkt: de partijen in de Staten zaten de meest belanghebbende hierbij niet dwars zonder reden. Maar voor de hand lag hier niet de nieuwigheid van een burger-opvolging, maar de jonker, die later ook inderdaad een soortgelijk ambt in aanpalend Utrecht kreeg. Zonder het uitstel door de politieke complicaties was er dan ook wellicht niet voldoende tijd geweest voor - dan nog burgemeester - Hooft om een verkiesbare voordracht van zijn zoon over alle terughoudendheden, reserves, mogelijk ook hindernissen bij de benodigde voorspraken te tillen.Ga naar voetnoot38 Nu er door voldoende tijd een reële kans van slagen was, had P.C. Hooft al | |
[pagina 24]
| |
spoedig alle reden om te gaan kijken waar hij, indien verkozen, dan wel terecht zou komen. Dus nam hij de veerschuit naar Muiden. Welk papier stak hij toen bij zich? Het spreekt wel voor zich dat hij niet een heel katern van 54 blanco foliobladzijden bij zich had, zoals dat later het Tweede rijmkladboek zou gaan vormen. Een los vel volstond. Wat hierboven op grond van het omslagvel zèlf nog niet met zekerheid kon worden gesteld, is nu helder: het (tegenwoordige) omslagvel van dat kladboek was toen, in 1608/1609, en langere tijd nadien nog, een los ‘klad’-vel dat Hooft bij zich had toen hij zijn mogelijk toekomstige ambtswoning in potlood vastlegde. Na zijn intrek op het Slot was er geen voor ons even plausibele aanleiding meer er een proefschetsje van te maken op een aanteken-vel, waarop dan sinds februari/maart 1609 op blz. 331 al het ‘opschrift’-distichon met dateringsonderschrift gestaan zal hebben. Hoewel er uiteraard bij gebrek aan gegevens alle ruimte blijft voor ieders fantasie, is het binnen de beschikbare gegevens het aannemelijkst dat de schets dus dateert van vóór eind mei 1609. Het riet dat Hooft voor het Slot op de voorgrond tekende heeft pluimen. Die kunnen dan nog niet van 1609 zijn. Dat brengt ons naar 1608. Omdat ze nog niet zijn verwaaid, is een datering in de herfst of in de vroege winterGa naar voetnoot39 van 1608 het meest waarschijnlijk. Toen was het losse vel ook verder nog blanco. Bij een in beginsel ook mogelijke datering op de herfst van het volgende jaar, toen Hooft, nog vrijgezel, al op het Slot woonde, stond op dat vel zeker al het distichon met eronder de doorgehaalde probeersels voor een nieuwe dateringswijze van begin 1609. Dat maakte het minder voor de hand liggend om te dienen voor een schets van zijn nieuwe verblijfplaats. Het zal dan in de eerste helft van november 1608 zijn geweest dat Hooft op het bastion zat en vanuit het noordnoordoosten zijn snapshot maakte. | |
ConclusieAan het eind van deze dwaaltocht door Hoofts papieren valt nu alles op zijn plaats. Op het voorste blad van het huidige omslagdiploma om zijn Tweede rijmkladboek tekende Hooft eerst de schets van het Muiderslot (blz. 332) en daarna pas schreef hij op de andere kant (blz. 331) het berustende distichon uit - naar alle waarschijnlijkheid - februari 1609. Dat is één. Het diploma was aanvankelijk andersom gevouwen, zo bleek uit inktvlekken. Natuurlijk, want Hooft tekende uiteraard het Slot buiten op het dubbelblad. Met blz. 332 en blz. 383 buiten bleef het diploma liggen tussen andere paperassen, als ‘klad’-diploma. Dat is twee. Begin 1609, eind februari of begin maart, vouwde hij het binnenstebuiten en noteerde er het distichon op, groot en wijduit. Eronder experimenteerde hij met een ander systeem voor zijn dateringen, dat hij in de zomer inderdaad vernieuwde. Dat is punt drie. Van een Tweede rijmkladboek is dan nog geen sprake, laat staan van een omslag. Het diploma, nu met distichon en schets, blijft lange tijd los bewaard tussen allerhande papieren en op zeker moment gebruikt hij de tweede helft, blz. 383/4, voor een afschrift van ‘Hoogher Doris’, een gebruikelijke ‘tussenschakel’ tussen klad en archief-‘kladboek’. In dit geval schreef hij het daarvoor niet nog eens over, maar voegde het voorlopige afschrift eenvoudigweg toe aan het Tweede rijmkladboek door | |
[pagina 25]
| |
het aparte vel met de schets daar omheen te doen. In het eigenlijke kladboek was voor ‘Hoogher Dons’ trouwens geen plaats meer. Summa summarum: het vel papier waarop de schets staat, was en is één van Hoofts privé-paperassen, hij heeft er begin 1609 aantekeningen op gemaakt, èn hij had eind 1608/begin 1609 een duidelijker motief dan bijvoorbeeld eind 1609. In verbinding daarmee verschaft de tekening zelf met de rietpluimen dan nog de nadere tijdsbepaling: begin november 1608. Hiermee kunnen dader en datum zoals dat heet ‘bewezen geacht’ worden. Door Hooft zou het Muiderambt later beroemd blijven, maar had hij ook leren tekenen? |
|