pressie en lost niet alle problemen op. Allerhande vragen rond tekening en tekenaar dienen zich immers aan: van wanneer dateert de schets? Is zij werkelijk van de hand van P.C. Hooft? Kon die tekenen? Bovendien, wat is er op te zien, welke onderdelen staan er op? En: vanuit welke hoek is getekend? Hoe kwam je daar? Hoe kon je indertijd het Slot bereizen? Zonder zover te willen gaan om te proberen te determineren welke rietkraag er op de tekening weergegeven is, is het toch noodzakelijk te weten wanneer het Slot welke ontwikkeling heeft doorgemaakt als we willen weten hoe het Muiderslot er in de loop van zijn geschiedenis uitzag en hoe dat complex in elkaar steekt. En hoe zit het met de vestingwerken - het zogenaamde ‘Kasteel’ - in de (directe) omgeving? Van dááruit is de schets toch getekend.
Deze vragen raken aan verschillende vakgebieden en hieronder wordt dan ook vaker buiten de eigenlijke P.C. Hooft-filologie getreden. Achtereenvolgens komen aan bod: 1 de datering van de tekening op grond van de plaats in Hoofts poëzie-handschriften, 2 de authenticiteit op grond van omstandigheden en aanleiding waarom Hooft de schets maakte en 3 had Hooft leren tekenen? Daarna volgen 4, 5 en 6 over de geboorte, de veranderingen en verwaarlozing, en uiteindelijk de herleving van het Slot in het Hooft-jaar 1881. Vanzelfsprekend wordt ingegaan op de militaire betekenis van het Slot en Hoofts rol als kastelein daarbij (7). Na 8 de conclusie volgt ten slotte 9 een aanzet tot inventarisatie van de zeventiende-eeuwse afbeeldingen van het Muiderslot.
Maar nu eerst waar dit hele stuk om draait: P.C. Hoofts tekening in zijn Tweede rijmkladboek.