Het hart naar boven. Religieuze poëzie uit de zeventiende eeuw
(1999)–Ton van Strien, Els Stronks– Auteursrechtelijk beschermdSondaghaant.O Sondagh, rust-dagh van ons ongeruste handen,
Staegh besig om wat meer als kleeding, drank, en kost,
My denkt dat men met u sijn meeste werk begost,
Hoewel men met eens anders werk stookt sijne tanden.
5[regelnummer]
Wy rusten van ons werk, maer d'ongeruste Ziel
Is besig in de Kerk met groover vuylder saken,
Als die wy al ons leven met ons handen maken,
En loert hoe onsen Vriend self in ons handen viel.
| |
[pagina 231]
| |
Gy'lijkt den Sabbath-dagh, maer voor de slechte Menschen,
10[regelnummer]
En dik niet al, en dat om dat sy door haer werk
Verkrijgen 'tgeen haer niet en wierd gebracht door wenschen,
Ja na haer werk de kroeg haer meer gaf als de Kerk.
Wat is'er mennig, die, om 'tkussen en 'tStad-huys,
(Den mom van heyligheyd en reynheyd aen-getrokken)
15[regelnummer]
Blikt met sijn oogh om hoogh, schoon hy is alsoo pluys
Als een gekapte Duyf, die schier berst van de pokken.
En mennig die den rust-dagh maer alleen besteed
Om wat te pronken met sijn alder-beste kleed,
En sijn verwaende pop, met haer gedwonge krullen,
20[regelnummer]
Door heeten kerk-gang het verydeld oogh te vullen.
Ach! thoon-dagh van schijn' Engels, en schijn van Engelinnen,
Tast ik u dieper aen ik sou maer eerst beginnen,
En vinden, laes! dat my, een Mensch van vlees en been,
U misbruyk mee al springt tegen de naekte scheen.
|
|