Het hart naar boven. Religieuze poëzie uit de zeventiende eeuw
(1999)–Ton van Strien, Els Stronks– Auteursrechtelijk beschermdOver het droevig verval der Christenenaant.Verbastert Christendom! waer is u eersten luijster?
Van liefde, hoop, geloov? hoe schijnt u licht so duijster?
uw' sterren vallen af van s'Hemels vasten loop;
En werpen op het slijck, gelyck een mollenhoop.
5[regelnummer]
De volgers volgen blind; en beijde gaen sij dwalen,
Van s'Hemels smalle wegh. en ieder stelt sich palen
van eijge sin en lust; en smeet sich selv' een Croon,
die van sijn dwasen waen sal syn een droeve loon,
Zijn niet de sienders blind? van 'tblinde volck gepresen,
10[regelnummer]
die op het alderlichst' de swaerste breuck genesen?
die spreken, vrede, vree? daer doch geen vreed' en is.
en gaen met haer gevolg, den heelen Hemel mis
Sij leeren Jesus is genesing voor de sonden;
en niet hoe Godes wett eerst opent zielewonden.
15[regelnummer]
en hoe het steenen hert moet eerst verbrieselt sijn,
eer Jesu Geest en bloet verdrijft het ziels fenijn.
Gods Soon en spreeckt geen vree, daer vreed' is met de sonde.
Sijn olij ende wijn, sijn niet dan voor verwonde,
Veel syn haer eygen God! die leven sonder leet
20[regelnummer]
En meijnen rijck te sijn, en siend', en wel gekleet
So staet het met het volck, en die hetselve leyden.
En wie sal so het hoord' haer beyder ramp verbreyden
De Christenwereld slaept, op 't topje vande mast,
En hoe de zee tempeest, wie ist die daer op past
25[regelnummer]
Doch wee! jae drijmael wee! voor die, die herders heeten!
En die der zielen heijl, en haren plicht vergeeten.
die meijnen dat het schaep den herder soecken moet
en dencken niet hoe God van haer eijscht ziel, en bloet
Wee Herder dien de wacht der Cudde is bevolen!
30[regelnummer]
en die, door uw versuijm, de schapen laet verdolen.
Diet swackke sterven laet en 'tsiecke niet geneest.
en als een huijrling plach, maer eygen schaede vreest
| |
[pagina 169]
| |
geluckigh is dat volck dat Jesus dan comt weyden,
en door sijn Geest, en Woord syn onderherders leyden!
35[regelnummer]
Dat uijt die Heyl fonteijn den dranck wordt toegebracht
En daer de dienaer self een hemels crone wacht.
Daer comt een noordewind in Godes kercke swaijen
oock comt een suijdewind in Jesu lusthof Waijen.Ga naar margenoot+
Die doet de specerij verspreyden haere Cracht,
40[regelnummer]
En nu ist dat men vrucht van Godes planten wacht.
God laet ons van herstel noch blijven in verwachtingh
Daer is van soete vrucht een overvloet in Achtingh:Ga naar margenoot+
Daer is van meerder hoop een breed en open veld.
en mog'lijck dat de Heer noch sevenduijsent teld.
45[regelnummer]
Daer sijn noch vaders hier, van 'tGeestelijcke leven
en stylen van de kerck, in gunst van God gegevenGa naar margenoot+
die toonen hoe een Christ can Hemelsch sijn gesint,
en in den Hemel woont, alwaer syn Ziele mint.
Noch is een heijligh-saet tot steunsel hier gebleven,
50[regelnummer]
dat door een stille cracht, sich pooght om hoogh te geven
doch dien God door de Naem tot inden top verheft,Ga naar margenoot+
Moet pogen dat hij 't al door daeden overtreft.
Op Abbinga by Leuwerden den 6 September 1665. |
|