Het hart naar boven. Religieuze poëzie uit de zeventiende eeuw
(1999)–Ton van Strien, Els Stronks– Auteursrechtelijk beschermdSeneca. Qui sceptra duro saevus imperio regit | |
De Kruisbergh Aen Magdalene Baeckaant.De schoonste roode roosen groejen
Op geenen Grieckschen berg, ô neen,
Maer op den Kruisberg hard van steen;
Daer Jesus hooftquetsuuren vloejen
5[regelnummer]
Van heyligh van onnoozel bloed,
Geronnen tot een' roozenhoed,
Wiens blaen vol geurs gedurigh bloejen
Door den gevlochten doornekrans,
Waer van de Goddelijcke glans
10[regelnummer]
Beschaduwt word en overwassen.
De roozedruppels strecken schoon
Robynen aen de doornekroon.
De roozevlaegh verdrenckt met plassen
De Lelibloem van 't aengezicht,
15[regelnummer]
Waer uit de Zonne schept haer licht,
De Zonne, die met bevend' assen
Te rugge rijd, beswijmt en sterft,
Nu 't roozebloed Gods leli verft,
De Leli die het hooft laet hangen,
20[regelnummer]
En geeft den alderlesten sucht,
En vult met roozengeur de lucht.
De Christe byen met verlangen
Sich spoeden naer dien roozengaerd,
Zoo ras het licht de lucht verklaert,
25[regelnummer]
En zwarmen om de roozewangen
Van 's levens bloem en Lentespruit,
En zuigen zoeten honingh uit
| |
[pagina 103]
| |
De gal en gift en bitterheden
En alssem van het doornebos.
30[regelnummer]
Uit leliwit en roozenblos
d'AertsEnglen mann' met Nectar kneden,
En Hemelsch suicker en ambroos.
De dagh en teelt geen uchtendroos,
Soo dickmael hy komt aengereden,
35[regelnummer]
Die zoo de flaeuwe ziel verquickt,
En 't hart, tot wanhoop toe verstickt,
Versterckt, als deze roozegeuren
Van 's levens roozentack en hout,
Met bittre traenen nat bedauwt,
40[regelnummer]
Tot troost van al die eeuwigh treuren.
Hier springt, voor al die dorstigh zijn,
Een bron van rood'en en witte wijn,
Zoo lecker als oyt tongh kon keuren.
Hier waschtmen het bevleckt gemoed
45[regelnummer]
In's levens kostelijcke vloed,
Vergadert uit vijf zuivre sprongen,
Hier levren d'aders purper uit,
Tot pracht der Koninklijcke bruid,
Wiens lof van David is gezongen
50[regelnummer]
En van den wijzen Salomon;
Doens' in dees speer en spijckerbron
Bevochtigden hun goude tongen;
Doen David stelde luisterscharp
Op dat geruisch sijn schelle harp,
55[regelnummer]
En Salomon zijn hooge klancken.
O bloed en waterrijcke rots!
O hartebron der wijsheyt Gods!
O artzeny voor alle krancken!
Vergun my oock een druppel nat:
60[regelnummer]
Bevloey mijn dor en dorstigh blad,
En leerme mijn verlosser dancken,
Op d'oevers van dien gulden stroom,
In schaduw van dien roozeboom,
Bedeckt van Cherubinnevleuglen.
65[regelnummer]
Daer rust het afgej aeghde hart,
En vinter stilpijn voor zijn smart.
Daer nestien alle tamme veuglen,
En heffen tegens 't paradijs
| |
[pagina 104]
| |
By beurt een Lofzang aen om prijs.
70[regelnummer]
Daer leert de ziel haer lusten teuglen
Met Gods gebit en roozentoom.
Z'ontwaeckt'er uit den ydlen droom
Der ydle werelt, om t'aenschouwen
Den Middelaer van 't nieuw verbond.
75[regelnummer]
Zy kust zyn' bleecken roozemond.
Men ziet'er onder 't puick der vrouwen
De Christelijcke magdaleen
Haer traenen suchten en gebeen
God offren met een vast betrouwen,
80[regelnummer]
Dat als een baeck int duyster scheen.
|
|