Het hart naar boven. Religieuze poëzie uit de zeventiende eeuw
(1999)–Ton van Strien, Els Stronks– Auteursrechtelijk beschermdHy droech onse smertenaant.T'en zijn de Joden niet, Heer Jesu, die u cruysten,
Noch die verradelijck u togen voort gericht
Noch die versmadelijck u spogen int gesicht,
Noch die u knevelden, en stieten u vol puysten,
5[regelnummer]
T'en zijn de crijchs-luy niet die met haer felle vuysten
Den rietstock hebben of den hamer opgelicht,
Of het vervloeckte hout op Golgotha gesticht,
Of over uwen rock tsaem dobbelden en tuyschten:
Ick bent, ô Heer, ick bent die u dit heb gedaen,
10[regelnummer]
Ick ben den swaren boom die u had overlaen,
Ick ben de taeye streng daermee ghy ginct gebonden,
| |
[pagina 95]
| |
De nagel, en de speer, de geessel die u sloech,
De bloetbedropen croon die uwen schedel droech:
Want dit is al geschiet, eylaes! om mijne sonden.
|
|