Het hart naar boven. Religieuze poëzie uit de zeventiende eeuw
(1999)–Ton van Strien, Els Stronks– Auteursrechtelijk beschermdGeestigh Liedtaant.Stem: Ick schou de Wereld anWat dat de wereld is,
Dat weet ick al te wis
(God betert) door 't versoecken:
Want ick heb daer verkeert
5[regelnummer]
En meer van haer geleerd
Als vande beste boecken.
Want of ick schoon al las
Het geen soo kunstich was
Als Goddelijck geschreven;
10[regelnummer]
Ten gingh ter ziel, noch sin
Soo nyver my niet in
Als 't eygen selfs beleven.
Nu heb ick 't al versocht:
Soo dol, als onbedocht,
15[regelnummer]
Soo rauw als onberaden.
Och Godt! ick heb te blind;
En al te seer bemind
De dingen die my schaden.
Een hooft vol wind en wijn,
20[regelnummer]
Een hart vol suchts en pijn,
Een lichaem gants vol qualen
Heeft Venus, en de kroes,
Of selfs die leyde droes,
My dickwils doen behalen.
| |
[pagina 77]
| |
25[regelnummer]
Och! een bedroeft gemoet,
En een hert seer verwoet
Van duysent na berouwen,
Van overdaet en lust,
Met een ziel ongerust
30[regelnummer]
Heb ick in 't lest behouwen.
Hoe strengh breeckt my dit op:
Mijn kruijfde krulde kop
Die brenght mijn voor de jaren,
In mijn tijds Lenten voort
35[regelnummer]
Op 't swart, en 't swetigh swoort
Veel gryse graeuwe hayren.
Wanneer een ander leyt
Gestreckt en uytgespreyt,
En rust met lijf en leden:
40[regelnummer]
Dan plaeght my aldermeest
De quellingh van mijn Geest
Met beulsche wredicheden.
Dan dringht my door de huyt
Het bange water uyt
45[regelnummer]
Door kommerlijcke sorgen,
Dies my het herte barst,
En wenscht alsoo gheparst
Den ongeboren morgen.
En nimmer ick den dagh
50[regelnummer]
Alsoo geluckich sagh
Dat sy my vol verblyden:
Voorwaer 'k heb uur noch tijd,
Of ellick heeft syn strijd,
Syn lief, zijn leed, zijn lyden.
55[regelnummer]
Al 't gene dat de Lie'n
Ter Wereld mogen sien;
Of immermeer verwerven,
En wensch ick niet soo seer,
Als saligh inden Heer
60[regelnummer]
Te leven en te sterven.
't Kan verkeeren. |
|