Het hart naar boven. Religieuze poëzie uit de zeventiende eeuw
(1999)–Ton van Strien, Els Stronks– Auteursrechtelijk beschermdA.B.C. Ketting-Lied op des Achtsten Psalms stemaant.
Achteloosheid maakt verleibaar.
Achteloosheid in waarheids-kund bejaghen,
Of in 't verzuim van kennis raad te vraghen,
Eilaas, maakt dat wy licht-verleibaar zijn,
5[regelnummer]
En onbedacht toestemmen valsche schijn.
Baat-schijn bekoort.
Baat-schijn van wellust, faam, gheld, hoghe staten,
Bekoort elk heil-lust onverzaad te laten
Inwendigh: om uytwendigh zoeken lust
10[regelnummer]
In waanghoed, dat ons lijf en ziel ontrust.
Choor-zangzo Voor-zang.
Choor-zang de juecht zo d' oude zongen zingen:
Noch zuighling leertmen lieven ydel dingen:
Landswijze breit yl eers en gheld-zuchts fuik.
15[regelnummer]
Eilaas natuur ontghelt ghewoonts misbruik.
Doling doet sneven.
Doling in kund der dingen rechte waarde,
Hier sneven doet, in al wat wy aanvaarden:
Des waanghoeds schijn-heil, eindt al in ghequel;
20[regelnummer]
Zo wert de zond haar zellefs straf en hel.
Eertsche lust teelt onlust.
Eerdsche lust moet lust-volghers al bedroeven,
In 't overlasten van natuurs behoeven:
Des buik-slaafs, bierlaers, ghailer menschen loon,
25[regelnummer]
Is armoe, krankheid, onbenoeghen, hoon.
| |
[pagina 19]
| |
Faam-jacht wind-vang.
Faamjacht, het ydelst aller valscher ghoeden,
Doet doch de meest gheachte meest verwoeden:
Die waaght en slijt, zijn tijd, zijn gheld, ja meer,
30[regelnummer]
Ook lijf en ziel, om lof en ydel eer.
Ghiericheid armt.
Ghiericheid wast, zo 't gheld wast, onverzadigh:
Zy is, als Nijd, haar dienaars onghenadigh:
Zijn schats ghenot, hy, met zijn naaste, derft:
35[regelnummer]
De Vrekke doet niet deeghs dan als hy sterft.
Hoocheid verlaeght.
Hoocheid verlaeght ook Koningen en Graven:
Ghelieft, maakt zy van vrye menschen slaven:
Ghevaar en angst want onafscheidlik by
40[regelnummer]
Den staat-ziek staegh zijn, 't zy hoe hoogh hy zy.
Jammer zoekt buel.
Jammerlik quelt de staert-sleep aller zonden:
Maakt anwenst eelt, zo blijftmer vast gebonden:
Wie zich bezint, spuert zond der zonden buel,
45[regelnummer]
Bedaart, en zoekt an waarheids kennis huel.
Kennis baart liefd.
Kennisse, die in waarheid zonder sije
Wikt ellik ding, lieft dat na diens waardije:
Het tijdlik ghoed, ter nood om diens gherief,
50[regelnummer]
Maar goedheids heil, haar heillust, stadigh lieft.
Liefde teelt errenst.
Liefde teelt errenst tot gheliefde zaken,
Verzuimt geen middel om an heil te raken,
Bestiert berading, toeleg, en gedacht,
55[regelnummer]
Ghelooft en hoopt, heeft ghoede wil na macht.
Macht gheeft d' Almachtige.
Macht gheeft d' almachtighe (dien dueghd beminnen)
Des zonds onheil in Christus t' overwinnen:
God starkt en stiert des zwakke schepsels kracht,
60[regelnummer]
Wat waakt, zoekt, bid, dats ghoed te worden tracht.
| |
[pagina 20]
| |
Naersticheid doodt achteloosheid.
Naersticheid doodt by Goods hulp achteloosheid,
Of heerscht na zeegh over dees slaaf der boosheid:
Pooght, yvert, bidt, ziet om, houwt ghoede wacht,
65[regelnummer]
Bestaat in 't wel besteden zielponds kracht.
Opmerking ghevaar schuwt.
Opmerkings waak voor alle snuevel waarschuwt:
Errenst door dien vermetelheids ghevaarschuwt:
Acht op 't ghedacht, woord, werk, berading, wensch:
70[regelnummer]
En vreze Gods teelt aandacht inden mensch.
Poghen vordert.
Poghen helpt voort: bestaen is half ghewonnen:
Oit kreegh hy niet, die niet en heeft beghonnen:
Maar d' eerste tre op 's dueghds heerbaan ghezet
75[regelnummer]
Zalight, en elke voort-tre zalight bet.
Quint zoet an.
Quint die zoet an: zoet is in allen, 't winnen:
't Zoetst, door de dueghd ghoedheids ghenot van binnen:
Ootmoed vind rust, rust reinheid, reinheid God,
80[regelnummer]
Dit heil verzuimt die rokeloze zot.
Rechtvaerdicheid vernoeght.
Rechtvaerdicheid vernoeght ant aller minste,
Kent zich niets waard, acht al 't ghenieten winste,
En danckens waard: dees loffelijke dueghd
85[regelnummer]
Schept in 't niet hebben albezitting vrueghd.
Starkheid weert onmoed.
Starkmoedicheid houwt d'evenaar lijkwichtigh,
Weert snuevel-val in weerwil onvoorzichtigh,
Of snode lust, door ramp door armoe zwaar,
90[regelnummer]
En weelde: vint in voorspoed meest ghevaer.
Tem-lust wint lust.
Tem-lust wint lust: na volgh-lust volght meest rouwe:
Ghoe wellust meert door 't matigh lust ophouwen:
Wat zeltzaam is, en gheen natuur belast,
95[regelnummer]
Maakt weelde groot, ghoed, vailigh, durigh, vast.
| |
[pagina 21]
| |
Uytstel afterstal.
Uytstel van uur tot uur, van dagh tot daghe,
In jammer hout den achtelozen traghe:
Wie leeghbaar wenscht, erft wel verdiende spot:
100[regelnummer]
Slaat hand an, helpt uw zelf zo helpt u God.
Verzoekzaemheid wijst.
Verzoekzaamheids bevintlik wedervaren,
Meer in een uur leert, als in zeven jaren
Beeld-kennis weetzucht daar gheen proef an kleeft:
105[regelnummer]
Niemand weet waarlik meer dan hy beleeft.
Wijsheid zalight.
Wysheid bestaat, bey in kund, en 't beleven
Van d' heilzaam dueghd, die zalicheid moet gheven:
Zy matight lust, myt stuernis, weert verdriet,
110[regelnummer]
Lieft God, leeft dankbaar, van 't gheen zy gheniet.
Ydel weetzucht hindert.
Ydele weetzucht hindert zellefs kennis:
Kennis-verzuim wert 's menschen hooghste schennis:
Men kent, leeraart, en schermt blind duer en duer:
115[regelnummer]
Dit doet meest ellik leven int getruer.
Zalicheid heilight.
Zalicheids volle leven-waters stralen,
Van menschen Godlik op hen naasten dalen:
Heil heelt haar hebber zelf eerst na zijn wensch,
120[regelnummer]
Die deelt mild-heilzaem heil zijn even mensch.
|
|