Eenvoudig schoon. Bloemlezing uit de kinderlectuur voor de lagere school. Deel 5
(1917)–H. van Strien– Auteursrecht onbekend
[pagina 46]
| |
Daar daalt een muschje zonder draad
Al luchtig wiekend neer op straat.
Twee pootjes raken tip! den grond;
Twee oogjes kijken zoekend rond:
‘Geen lekker beetje hier of daar,
Al was 't een kruimpje of vliegje maar?
Wacht, bij dien paal, wie weet het!... kom,
Dien huppel ik al vast eens om.’
Op eens ziet musch de kleine spin;
Die is nu echt eens naar haar zin...
Musch denkt: ‘hè, lekker, dat 'k je snap!’
En zet haar bekje alvast naar hap!...
Maar 't spinnetje... ziet ook de musch,
En dus -
Een ladder wordt de fijne draad,
Die van de straat naar boven gaat,
En langs die ladder, vliegensvlug,
Klimt spinnetje in den paal terug!
Musch kijkt beteuterd om zich heen:
‘Het was er toch, en het verdween!’...
Je had naar boven moeten zien,
Jij, domme musch, dan - ja, misschien!
Je had - maar nee, 't is beter zóó:
De spin weet wel waarom, oho!
Uit: ‘Herfstdraden’, door Henr. Dietz. Uitgave: L.J. Veen, Amsterdam. |
|