Chaos ofte verwerden clomp(1643)–Cornelis Stribee– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [CYpresse Venus, die aen 't Landt] Op de Stemme: De God Iupijn, &c. CYpresse Venus, die aen 't Landt Van Cyperen zijt aen-gestrant Doen de Vloedt / met wat Bloet En schuym vermengde; Ay, hoort een Minnaer, die u klaeght Het af-zijn van een lieve Maeght, Die mijn kracht / door de macht Haers Monts besprengde, Noyt en quam sulcken vlam In mijn Jeugt / want my heugt noch de vreught Die hart en zieltje sengde. [pagina 72] [p. 72] Had ick den Arent van Jupijn Ick sou haest by mijn Engel zijn, Om de smert / van mijn hert Haer voor te dragen: Of stondt in Dedalus gonst Dat hy my leerde vliegens-konst, Ach! hoe sou ick Mevrouw Mijn noot u klagen? Ja ick vloogh / tot in 't Oog Van de Son / tot ick von by de Bron Mijn schoonste, eer 't quam dagen. Dan knield' ick voor dat lieve beelt Dat steets in mijn gedachjes speelt, Om de grondt / mijns verbondt Aen haer te tuygen: Hoe menich Nectarlijcke kus [pagina 73] [p. 73] Genoot ick dan tot pijns-geblus, 'k Sou het soet / uyt de Vloet Haers Montje suygen, Ja mijn Ziel / met gekniel Daelde neer / sou tot eer / en begeer Voor 't Altaer Venus buygen. Mijn Zieltje springt, mijn Hartje lacht Wanneer maer eens mijn soet gedacht Op het licht / uw's Gesicht Begint te spelen. Of denck om uwe roode Mont De eerste oorsaek van mijn wont, Die de kracht mijns gedacht En al quam strelen Dat, dat u sin / o Vriendin, mee soo waer, Och hoe raer / sou ick daer [pagina 74] [p. 74] Mijn Lief en Nimphje strelen. Dus Bosjes doch mijn klachjes hoort Ey! winden, jaeght mijn suchjes voort, Wilt o Beeck mijn gesmeeck Mijn lief doen weten, En segt haer, hoe ick by u stroom In 't schaduw van een Beeckje koom, Op een struyck / na 't gebruyck Ben neer geseten; Daer ick sucht dat de Lucht Om my weent ja 't gesteent / selver meent Dat ick ben gansch vergeten. Maer dat en hoop ick niet Goddin, Want als ick denck noch om de Min Doen u Tongh mijn bedwong Tot soetigheden. [pagina 75] [p. 75] Ick zweer mijn zieltje voelt ghewelt, Het bloet my in de Adders zwelt, Ja het vloeyt, en besproeyt Mijn gansche Leden, Dus ick bouw / en vertrouw Op de reen / die wy deen / lest verleen Met vast beloofde Eeden. Vorige Volgende