Chaos ofte verwerden clomp(1643)–Cornelis Stribee– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] [Tweede deel] De brant van de Hollantsche vroutjes; ende meysies, dat het leger soo lang te velt blijft. Stemme: Ick magh my wel beklagen, etc. Ey! maer hoort wat voor een wonder Dat ter nu beurt in Hollandt Siet het Vrou-geslacht-raeckt onder Want de steden sijn vol brant; Soo datmen schier de voncken Door 't gansche Leger siet, Sy sijn schier al beschoncken Van 't sap dat Venus giet. 2. d'Een die roept sal 't langer dueren? [pagina 4] [p. 4] Ach dat is te zwaren kruys, d' Ander wil de doot besueren Dat haer Vrijer niet komt t'huys Men hoortse d' uer vervloecken Doen 't Leger trock te Velt, Want sy nu eerst besoecken Cupidoos groot gewelt. 3 Al de kraghstighste gebeden En het bloedige gheklagh, En de meeste jammerheden Hoort men in den soeten Haegh. Mars' ghy hoort u t' ontfermen Over dit soet geslacht, Dan sult ghy weerom-armen U lieve Venus sacht. 4 Al de lieffelijcke bloosjes [pagina 5] [p. 5] Van het lodder aen-gesicht Zijn vergaen gelijck de Roosjes, En soo bleeck als Mane-licht, De Lipjes als Coralen (Daer eerst den Dauw op sat) Sietmen nu heel vervallen Gelijck een Lely-bladt. 5 Soo wel Meynsjens als gehoude Sy zijn al in eenen noot, Ja de jonge met de oude Lijden even zwaren stoot, Want 't is haer twintigh weken Dat yder een sijn lief Niet eens geeft mogen spreken? Dan door een stomme Brief. 6 Op de Schevelinghs passagie [pagina 6] [p. 6] Gaet soo mennigh dier en sucht, In het Voor-hout en Bosschagie, En daer onder d' open Lucht Daer g'schieden soo veel Clachjes Met bitterlijck getraen, Als in de duyster Nachjes Sterren aen de Hemel staen. 7 Dus bid ick u Helt der Helden Hebt doch yets medogentheyt, Want ick weet men u vertelden Van de mennicht' die daer schreyt, Ghy soutse t' huys waert senden; Daer yder is bepaelt, En sout de seyltjens wenden Noch eer de Son neer daelt. Vorige Volgende