en zijn bleek gelaat was bleeker dan ooit, toen hij Jessica voor zijn stoel plaatste, waarin hij zich met eene uitdrukking van vermoeidheid nederwierp; maar met het hoofd op de hand leunende, zeide hij op zachten maar duidelijken toon: ‘Heere, deze zijn de lammeren uwer kudde. Help mij uwe lammeren te weiden!’
‘Kinderen,’ zeide hij met een glimlach op zijn vermoeid gelaat, ‘het is geen gemakkelijke zaak God te kennen. Maar dit ééne weten wij, dat Hij onze Vader is; - mijn Vader en uw Vader, Jessica. Hij heeft u lief en zorgt voor u, meer dan ik voor deze mijne meisjes.’
Hij glimlachte tegen haar en zij tegen hem met eene uitdrukking, die Jessica gevoelde en verstond, en die haar tevens bedroefd maakte. Zij beefde een weinig, en het oor van den dominee ving duidelijk het geluid op van een flauwen maar bitteren zucht.
‘Ik heb mijn vader nooit gekend,’ zeide zij treurig.
‘God is uw Vader,’ antwoordde hij zeer zacht. ‘Hij weet alles, wat u betreft, omdat Hij overal tegenwoordig is. Wij kunnen Hem niet zien, maar wij hebben slechts te spreken, en Hij hoort ons; en wij mogen Hem alles vragen, wat wij noodig hebben.’
‘Wil Hij hebben, dat ik tot Hem spreek, evenals deze mooie kinderen, die schoon zijn en mooie kleêren hebben?’ vroeg Jessica, angstig naar hare bemodderde voeten en haar vuile, gescheurde jurk ziende.
‘Ja,’ zeide de dominee glimlachende en nochtans zuchtende, ‘gij moogt Hem op dit oogenblik vragen, wat gij noodig hebt.’
Jessica keek in de kamer rond met groote, wijd geopende oogen, als trachtte zij God te zien; maar