In oorlogstijd. Het volledige dagboek van de Eerste Wereldoorlog
(1979)–Stijn Streuvels– Auteursrechtelijk beschermd9 september 1917Weer een zondag in straf gelijk de schoolkinderen: niemand buitenkijken. De onderpastor zit nog altijd in de pastorie opgesloten. Maar nu is er een tingel tangelGa naar voetnoot5 bijgekomen en we staan voor dat gekke contrast: de stilte en de verlatenheid van een uitgestorven parochie en daarin de muziek van een draaiorgel in een herberg waar de soldaten met enige lichtekooien (op wie de straf van het binnenzijn niet slaat) aan 't dansen zijn. De wijn wordt in beslag genomen; 25 flessen is het maximum dat men in huis hebben mag. | |
[pagina 640]
| |
14 september 1917De onderpastor wordt losgelaten en de straf aan de gemeente onthevenGa naar voetnoot1. We ademen weer. En zondag mogen we weer wandelen gaan. Bij dit nieuws vergeten we bijna de aanval en het trommelvuur hier in de buurt, het bommen gooien op Kortrijk en de schaarsheid van het eten. Deze week werden er opnieuw 60 werklieden opgeëist die moeten werken te Rollegem. Ze vertrekken alle dagen om 4 uur 's morgens en komen om 5 uur 's avonds terug. DoenGa naar voetnoot2 alzoGa naar voetnoot3 dagelijks van 5 tot 7 uur wegs af te leggen om de overige uren te werken aan ijzerwegen enz... | |
20 september 1917De oorlog gaat zijn gang terwijl de mensen gespannen te wachten zitten naar het vredenieuws dat van Rome komen moet... gelijk de klokken met Pasen! ‘Als 't maar voor de winter gebeurt!’ De aanvallen in 't westen zijn voor ons de grote dreiging van alle soort rampen en wonder is 't de menselijke natuur na te gaan in zulke omstandigheden: Nu dat men alle dagen verwachten mag dat de stormvloed met het trommel-vuur tot hier doorbreekt en hier alles overweldigt, zodat heel de bevolking op de vlucht gedreven wordt en men alles verlaten moet, blijven de mensen aan hun kleine en grote bezigheden en hun levensgang blijft uiterlijk dezelfde alsof er niets te vrezen ware. | |
[pagina 641]
| |
krijgt alleen nog een paspo[o]rt om naar Kortrijk te gaan. Heel weinig andere uitzonderingen. Maar men is er niet meer op gesteld ook om de stad te bezoeken en wie er niet dringend nodig is blijft liever thuis. Vooreerst moet men er te voet naartoe of met de trein en het ene heeft zijn ongemakken en het andere zijn gevaar... EerstGa naar voetnoot1 als men met de trein naar Kortrijk reist ziet men hoe diep en ten volle we in de ‘Krieg’ gewikkeld zitten. Honderden civiel-arbeidersGa naar voetnoot2 werken overal aan de sporen; heel de streek wordt onder te boven gekeerd door grote werkingenGa naar voetnoot3. Maar de stad zelf heeft het gewoon uitzicht verloren. Als men het niet stilaan had zien veranderen, zou men van schrik gaan lopen. De puinen van de verwoeste huizen groeien telkens aan bij elke nieuwe bommenaanval en de militaire drukte heeft heel het civiele leven overmeesterd. Wat een gewoel en rijden van gedruismakende auto vrachtwagens, auto's, motoren en andere voertuigen tot verhuiswagens toe die denken doen aan een algemene uitwijking van de bewoners. Wat een drukte vooral van schepen op de Leie en ophoping van kiezel, zand en stenen op de kaaien. Gebrijzelde venstersGa naar voetnoot4 overal en glasscherven in de straten; uitverkochte winkels en gemilitariseerde hotels en café's... Grote borden met aanwijzingen. Kortrijk dient nog enkel als kruispunt voor troepenverkeer. En de geest onder de bevolking? Gelijk overal en altijd: zeer verschillend. Een voorname ingezetene hoorde ik zeggen: ‘Ik ben natuurlijk fel EntentegezindGa naar voetnoot5, - gelijk iedereen het zijn moet, - maar indien ik wist dat mijn eigen vader in een Engels vliegtuig zat om er bommen te komen werpen, zou ik wensen dat hij levend verbrandde en naar de hemel ging’. Anderen kunnen of willen nog altijd niet geloven dat het van de ‘Alliés’ komt en beweren dat het de Duitsers zijn die bommen gooien. Maar schrik en ontzetting heersen overal en veel rijken verhuizen naar Brussel. | |
[pagina 642]
| |
wonderen de volle maan... en het westerfront. Het ene is heel en al poëtische rust en kalme schoonheid; het andere is grandioos van verschrikking. De maan en de sterren zitten hoog in de blauwe hemel verheven boven alle beroering van de wereld. Ginder gaat het roffelvuur met zware slagen ertussen die de grond dreunen doen. De weerlicht slaat zijn vlammen hoogop bij elke zware ontploffing; de zoeklichten doorkruisen alle richtingen; in het donkerblauw pinkelen als goudstippels de gensters van de shrapnells. Opeens ontwaren wij boven ons hoofd het zoete gezang van een Engelse vlieger. Het gelijkt aan het ronken van een bromtolGa naar voetnoot1. Hij vliegt in de noorderlijke richting. Boven het vliegpleinGa naar voetnoot2 van Kruishoutem, twee zware slagen. Daarop zo aanstonds de zoeklichten door de lucht en het gedruis van de afweerkanonnen met lichtballen en signalen. Hij keert terug boven ons hoofd en zijn zoete ronk gaat als het vreedzaam gonzen van een bij. Westwaarts in de richting van Kortrijk en daar ook weer zware ontploffingen van bommen met afweerkanonnen en zoeklichten en signalen. De avond is hier stil en vreedzaam als een sprookjesparadijs, maar we denken aan die dertigduizend inwoners van Kortrijk die nu in schrik in de kelders gevlucht zijn met de angst op het lijf en we denken ook aan de nieuwe slachtoffers die onder de puinen van hun huizen in hun kelders versmacht of vermorzeld zullen zijn. En wat er verder met het roffelvuur gebeurt,... maar dàt is verder van ons en het is... dagelijkse gebeurtenis, - het is de oorlog. |