In oorlogstijd. Het volledige dagboek van de Eerste Wereldoorlog
(1979)–Stijn Streuvels– Auteursrechtelijk beschermd2 september 1916Het is een optocht van troepen die voorbijtrekken in de richting Oudenaarde-Kortrijk. En nu krijgen we bericht dat de onze ook vertrekken morgen vroeg. Overal is men reeds aan 't inpakken. De oppasser van onze luitenant heeft er heel de dag zijn bezigheid mede - en ik bewonder de kerel hoe hij met gewetensvolle zorg al die dingen oppoetst en in orde brengt - het kan niet anders of hij moet ergens in een klooster of in een sacristie gewerkt hebben - met zoveel piëteit en zo voorzichtig is zijn handeling en heel zijn wezen heeft die ingetogenheid met de zorgrimpel in de wenkbrauwen die dienstknechten uit kloosters en geestelijke gestichten kenmerkt. Terwijl we buiten op de bank van de avond genieten komt de luitenant met twee mannen die zijn gepakGa naar voetnoot2 afhalen. De werking geschiedt in 't donker (want er bestaat nog altijd geen licht). Opeens een geweldige rinkeling van glas, een koffer heeft in 't neerkomen een grote ruit gebroken van een ingelijste tekening die langs de trapwand hing. De twee mannen weten niet hoe ze eraf zullen komen en stamelen iets van verontschuldiging, maar maken zich gauw uit de voeten. De luitenant zelf is er heel door van streek, betreurt dat er geen tijd meer is om het ongeluk te laten herstellen en een nieuwe ruit te laten halen - met zijn zaklamp onderzoekt hij of de tekening niet beschadigd is en komt dan tegenover de vrouw in gebrekkig Frans trachten zijn zaak in orde te brengen. Blijkbaar was heel zijn doen erop gesteld door zijn verblijf een goede indruk te maken - door een welgepast bescheidene houding, en nu, door dat misgeval is heel zijn plan omver... hij | |
[pagina 578]
| |
tracht het nog zoveel mogelijk goed te maken - maar komt altijd weer op de ‘carreau cassé’ terecht. Hij verontschuldigt zich voor de moeite die hij ons aandeed en bedankt voor 't geen wij voor hem deden. 't Geen hij eigenlijk daarmede bedoelt is het bed waarin hij geslapen heeft - want anders heeft hij niets gekregen en ook niets gevraagd. Dat is blijkelijk een goed opgebrachte jongen van grote huize die er niet toe aangelegd is mensen te vermoorden - zachtzinnigheid zelf - en al wat hij van de oorlog gezegd heeft is: dat hij ‘sehr froh sein werd als es bald getan ware!!!’ Hij komt pas uit Duitsland waar hij een maand in verlof geweest is bij zijn moeder en een 10 jaar jongere broeder - en morgen moet hij weer in 't vuur in de streek van Mesen. Van de Somme waar ze heel die formidabele stoot van onze bondgenoten zo goed mogelijk tegenhielden - moeten ze nu gaan herbeginnen aan de IJzerGa naar voetnoot1!!! | |
3 september 1916Voor de dag zijn al de manschappen vertrokken zonder ruit noch muitGa naar voetnoot2 of zonder dat we 't maar gewaar worden! In de prachtig gouden herfstmorgen komen er al andere troepen voorbij die van verderop komen. 't Is een andere afdeling van dezelfde pioniers met heel hun aangetrekGa naar voetnoot3 en gereedschap - boten in zink - en wagens met balken en staken voor pontonniersGa naar voetnoot4 - op de menigvuldige stoet van karretjes ziet men de ongewoonste voorwerpen, - veel honden - en ook katten, geiten e.a. huisdieren - het lijkt wel een stoet uit de ark van Noë! | |
[pagina 579]
| |
4 september 1916Nu dat de molens gesloten blijven, wordt er van alles uitgevonden en verzonnen om tarwe gemalen te krijgen. ‘Is 't niet wreed, mijnheer, zegt me een heer, met tarwe op zolder zitten en geen brood te eten hebben?...’ Deze die zich bijtijds een handmolentje aangeschaft hebben zijn nu de beste; er zijn altijd mensen die zich de onkost ontzien of die zeggen: 't zal zeker zo erg niet vriezenGa naar voetnoot1 en... de molens zullen niet lang gesloten blijven... intussen is er verbod gekomen: handmolens te verkopen, aan te bieden of rond te venten. Dat is de letterlijke tekst van de verordening; - dat wil dus enkel zeggen dat in de magazijnen de molentjes aangeslagen zijn en het verboden is er te verkopen om het verbruik niet al te zeer te verspreiden... Of de Duitse politie de verordening zo op de letter aanneemt, valt nog te zien, althans is zeker dat niemand er nog een molentje opladen, vervoeren of meenemen durft, veel mensen zijn zo naarnemendGa naar voetnoot2 dat ze er geen in huis houden durven, en er zich voor een spotprijs van ontdoen. En wat wordt er al niet gemoostGa naar voetnoot3 om toch maar tarwemeel te krijgen... ik hoor van mensen die hun graan malen in een koffiemolen en mijn gebuur heeft een hele dag zitten kloppen met de hamer om zijn graan klein te krijgen... De grote bezorgdheid nu bij de boeren en buitenmensen is te weten hoe de opeising van de oogst zal gebeuren en of men het wel op de letter zal uitvoeren om ‘de laatste kilo’ af te halen en... hoe of welke middelen men daartoe in 't werk zal stellen?... Dat de boeren niet al om 't even vreesachtig zijn en stout door zee varen valt hier en daar wel op te merken; - we hebben er hier een op 't dorp die niettegenstaande alle verordeningen en strenge dreiging van boete, heel zijn oogst gedossenGa naar voetnoot4, verkocht en geleverd heeft. In de omtrek zit men op de loer hoe het met die landbouwer zal vergaan als men hem vragen komt: waar zijn oogst gevaren is? Hij van zijn kant is van mening en beweert: dat de stoutsten de besten varen... En nu moeten de boeren aangeven welke hoeveelheid aardappelen ze staan hebben? en ze zitten nog in de grond! Men voorziet het als de grootste ramp als we hier, gelijk in stad, | |
[pagina 580]
| |
moeten gerantsoendGa naar voetnoot1 worden in aardappels... Wat moeten de landse mensen aanvangen met een kwart kilo patattenGa naar voetnoot2 als er niets anders te eten is? | |
5 september 1916AlzoGa naar voetnoot3 heb ik op het laatste uur er aan gedacht me een handmolentje aan te schaffen, want als huisvader is men toch in geweten verplicht te zorgen dat vrouw en kinderen iets anders te eten krijgen dan rauw tarwegraan! Zulk een molentje te kopen, in Kortrijk, ging heel gemakkelijk, maar welk een moeite het kost zo'n ding te huis te krijgen, is niet zeggelijk. Hoe weinig kans op gevaar er ook zij om langs de baan een patrouille te ontmoeten en alhoewel de verordening enkel verbiedt het ‘verkopen, aanbieden en rondventen’ dus niet het vervoeren of bezitten van een handmolen, zijn de buitenmensen toch zo bevreesd voor tegenkomstenGa naar voetnoot4 met de Duitsers, dat niemand zelfs voor groot geld, zich in gevaar [wenst] te brengen. Het doet denken aan de tijden van de Inquisitie; - en ik zal voorlopig maar niet vertellen hoe en op welke manier en langs welke omwegen mijn molen van Kortrijk naar Vichte en dan weer met andere middels, van Vichte naar Ingooigem is gerochtGa naar voetnoot5. En nu maal ik mijn koorn zelf! En eten we brood gelijk de oude Egyptenaren het gekend hebben t.t.z. op zulk een wijze dat men het graan tussen de tanden voelt breken, 't geen een heel eigenaardige smaak geeft aan het brood; weeral een ondervinding die we zonder de oorlog nooit zouden gekend hebben. | |
[pagina 581]
| |
Overtredingen worden gestraft met gevangenis tot een jaar of met geldboete tot 3000 Mark. Der Etappenkommandant, get. MELSHEIMER Major. Is het misschien om verordeningen van die aard dat ons onlangs het verbod werd afgekondigd: verordeningen van het Duits bestuur af te schrijven, te fotograferen of op gelijk welke wijze te vermenigvuldigen en te verspreiden? Als men met een vreemd volk in betrekking komt doet men soms van die ondervindingen op die met onze logika in tegenstrijd zijn. Wat zou een buitenmens er wel moeten van denken? De wetgeving in oorlogstijd gaat bij wijze van verordeningen; die verordeningen worden het publiek ter kennis gebracht door plakbrieven, door aankondigingen in de dagbladen en waar men denkt dat de publiciteit niet voldoende is, worden ze nog afgekondigd van de kerksteen, kortom, het gezonde verstand zegt: dat een verordening, wil ze haar effect doenGa naar voetnoot1, niet genoeg kenbaar gemaakt zijn kan? En daar komt het verbod die dingen af te schrijven of anders te vermenigvuldigen? Voor wie of in welke zin moeten die verordeningen dan onbekend blijven? dat zijn de ondoorgrondelijke geheimen van alle militaire besturen... | |
9 september 1916De grote en gewichtigste kwestie voor de buitenbevolking die op een dorp wonen zo zeer verachterd dat er elektrische- of gasverlichting mankeert, is het licht! De dagen krimpen schandalig zeerGa naar voetnoot2 in en in 't vooruitzicht is het niet te vermoeden dat de oorlog voor de winter zal eindigen; (Roemenië is er nu nog bijgekomen om de zaken wat meer te verwarren!Ga naar voetnoot3) en carburGa naar voetnoot4, petrool, kaarsen, olie en andere stoffen waarmede we licht plachten te maken zijn altijd even onvindbaar. Men hoort wel van allerhande nieuwe produkten, zoals: benzolite, benzoline, luxoline e.a.Ga naar voetnoot5 die ons uit de nood van de duisternissen moeten helpen, maar van nader beschouwd blijken het telkens weer | |
[pagina 582]
| |
lapmiddels die meer op aftroggelarij gelijken en als bijgaande voorwaarde hebben: het aankopen van een nieuw stelsel van lampen zonder garantie van brandstof... De kleine mensen die zich altijd met weinig weten te verhelpen en zich schikken in de nood, hebben al een uitkomst gevonden, ze nemen eenvoudig een blikpotje, vullen het met afgesmolten vet of smout, steken er een wiekje in en klaar is kees! | |
10 september 1916Hoe vreemd doet het toch zulk een prachtige zomerdag en geen mens te zien over heel de streek? De mensen verleven nu hun zondagen gelijk vóór honderd jaar, elk zoekt zijn verzet (als men van verzet spreken mag) in of rond het huis en velen doen zich zelfs de moeite niet meer 's zondags hun beste kleren aan te trekken. Van overdaad of baldadigheid is geen spraak meer en ware 't niet van de vele andere ellenden en de rampspoed die er de oorzaak van zijn, de matigheidsbondenGa naar voetnoot1 zouden mogen jubileren want nog nooit werden de princiepen zo goed nagevolgd. | |
11 september 1916Vandaag is het weer algemene toogdagGa naar voetnoot2 van het vee en deze keer zijn er de zwijnen en schapen ook bij uitgenodigd. Van in de morgen komen de boeren en boertjes af en de drijvers met hun beestjes meestal ingespannen met het gareel op en al de riemen alsof ze pas uit de ploeg kwamen en dat om de Duits te laten zien dat het wel het onmisbare trekkoetje is dat ze tentoonstellen. Of de Duits er naar zien zal, blijft een andere vraag. De koeien staan op twee lange reien van aan de kerk tot tendenGa naar voetnoot3 de Pastorstraat, - de schapen en de zwijnen in een hoek afzonderlijk, de eigenaars houden hun dieren zo goed mogelijk in bedwang en hebben de angst op het wezen in de afwachting hoe het aflopen zal. Een uur over de gestelde tijd komen de officiële keurders af. Er zijn twee Belgische burgers bij, de ene heeft een hagelblanke kantoorkielGa naar voetnoot4 aan die hem tot aan de hielen valt en dienen moet misschien om hem een zekere voornaamheid te geven en de andere draagt de gewone kleren | |
[pagina 583]
| |
van een veefacteurGa naar voetnoot1. Beiden stellen zich bovenmate uitdagend aan en doen hun best geweldig brutaal hun zending uit te voeren...Ga naar voetnoot2 Er zijn twee Duitse soldaten die hen helpen, - de ene met een karwats gewapend doet voortdurend de dreigende gebaar om in de menigte te slaan als ze niet op behoorlijke afstand blijven; de andere is een zachtaardige kerel die [niet] en vloekt en tempeest in 't Duits op alleman, zich alleen bekommert of de lijsten in orde zijn die de veldwachter hem voorhoudt en of het wel telkens klopt met 't geen opgeschreven is en hem als vee door elke eigenaar wordt voorgehouden. Zo gaat men over heel de rij en wat hun aanstaat of dienstig schijnt, wordt onverbiddellijk gemerkt en aangeslagen, zonder dat men naar ingebrachte bemerkingen en smekingen luistert. Een schamel wijvetjeGa naar voetnoot3 die hen ziet naderen, krijgt de vrees op het lijf, ze trekt haar ongewillig koetje bij 't zeelGa naar voetnoot4 om het stil te houden en: ‘Mijnheers, zegt ze, 't is mijn enig koetje en we 'n hebben maar dat om ons werk te verrichten’... ‘Ge schreeuwt al van eer ge gebeten zijt, wijf’, snauwt de kerel met de witte kiel haar toe. 't Is maar [om] uit te leggen dat de mensen zich voelen onder druk van de overmacht, maar 't blijft toch iets wonders om aan te zien, hoe vier mannen zo een hele bevolking van sterke boeren en koppige, weerbarstige kerels in bedwang kunnen houden; - maar ge moet dan ook maar de wezens bezien om te weten wat er binnen in 't gemoed van die vernederde boeren omgaat. Iemand die op de uittartendeGa naar voetnoot5 houding van de kielmanGa naar voetnoot6 gedoeld heeft, krijgt van een andere boer spottend het antwoord dat echter als een dreigende vergelding klinkt en het diepe wraakgevoel inhoudt: ‘Maar de oorlog zal toch eens uit zijn en we kennen die heer toch?!’ Van de soldaten kunnen de mensen het nog verdragen - dat is de overmachtige vijand en ze worden door hun overheid bevolen te doen 't geen ze doen, maar door eigen Belgische burgers getreitertGa naar voetnoot7 te worden, in de | |
[pagina 584]
| |
macht van de Duits, dat ondergaat men als iets wraakroepends...Ga naar voetnoot1 Als het onderzoek is afgelopen, ontstaat er een woordenwisseling waarin onze veldwachter het tegen de Duits en tegen de witte kiel opneemt in 't voordeel van de boeren. Het besluit is dat de Duits zijn wil en zijn bevel doorvoert. De verordening luidde: dat al de runderen van boven de driehonderd kilo moesten naar de plaatsGa naar voetnoot2 komen om geschouwd te worden, alsook al de zwijnen van boven de 80 kilo en al de volgroeide schapen. Nu vinden de onderzoekers dat er te veel ‘jong goed’ ontbreekt - beesten namelijk van rond de twee jaren die boven de 300 kilo wegen zouden. Gedurende het onderzoek had hij er al op getempeest: dat er beesten achtergehouden waren en gedreigd: dat de stallen zouden onderzocht en al het verdokene zou verbeurd worden. Maar die maatregel zal hem zelf wel ondoelmatig en onuitvoerbaar gebleken hebben; - zwijnen ook zijn er veel te weinig volgens zijn berekening en onlangs heeft hij hier op een hofstede een prachtige schaapsram ontdekt en die schaapsram is hier in de rij afwezig!... Daarop springt de veldwachter op een zwijnskar om af te kondigen 't geen hem opgelegd werd: dat het morgen te herdoen is en wel zo: dat al de runderen moeten meegebracht worden van zes maanden oud, al de zwijnen, groot en klein, alsook al de schapen... en dat de strengste straffen zullen toegepast worden in geval van bedrog of achterhouding. De boeren vertrekken met hun beesten en het gemerkt vee, zowel als het andere zal opnieuw onderzocht en gekeurd worden, morgen om 8 uur, en de mensen die van een uur ver komen hebben hun moeite voor de keizerGa naar voetnoot3 gedaan, hun tijd nutteloos verloren en mogen morgen herbeginnen. De heren keurders trekken de Duits befaamde herberg binnen, en kort daarop zien we de baas uit de winkel er rechtover gelopen komen met enige flessen wijn in de arm. Wat later komt het open rijtuig voorgereden. De heren stappen in en rijden naar Otegem waar ze hun werkzaamheden gaan voort- | |
[pagina 585]
| |
zetten. Rond mij wordt et afspraak gehouden om maar liever geen beesten meer te kweken en in 't geheel niet meer te boeren aangezien het toch alles voor de Duits is en hij toch zal eindigen met alles te pakken. | |
12 september 1916De werkzaamheden aan de toogdagGa naar voetnoot1 van het Ingooigemse vee geschieden in de beste orde. Er zijn veel meer koeien, schapen en zwijnen dan gister - en al wat gekend is als gister verdoken zijnde wordt ongenadig gemerkt om geleverd te worden. Zo is het dat mijn gebuurGa naar voetnoot2 drie prachtige stuks ontnomen wordt waarvan er één gister afwezig was. Het zijn dezelfde keurders van gister met dezelfde manieren. Te midden de werkzaamheden doet de Duitse soldaat plots een uitval tegen 't publiek: om te zeggen dat de karwats die hij gister meehad hem ontstolen werd in 't gemeentehuis en dat de gemeente hem dat affront duur zal betalen. Ik zie veel aangezichten geheimzinnig monkelenGa naar voetnoot3 bij dat nieuws. Van [de] andere kant is het wel gekend en bewezen dat geen van de keurders een voet in 't gemeentehuis gezet hebben - hun wijn hebben ze gedronken in de Duitse café. En de Belgische beambte trekt het zich weer aan voor de Duits en beweert dat de Duitser zijn karwats in de herberg gelaten had en een eenvoudig stokje uit d'hageGa naar voetnoot4 gebruikt had - als we allen met ons ogen gezien hebben de eigenlijke karwats waarmede hij gedurig gedreigd had te slaan op de omstanders die te dicht durfden naderen. Het geval wekt een stille hilariteit zonder meer - en maakt geen indruk. | |
15 september 1916Het is om zo te zeggen alledaags gebeurtenis en 't verwondert ons niet meer buitenmate als we horen dat een vriend of kennis in de cinémaGa naar voetnoot5 is gedraaid. Er zijn inderdaad zoveel dingen verboden waarvoor men straf kan oplopen en de mensen zelf zijn zodanig bezeten met de verklikziekte, dat men er zich alle dagen mag aan verwachten een gendarmGa naar voetnoot6 te zien opkomen en huiszoeking te onderstaan. Nu zijn het weer twee vrienden van | |
[pagina 586]
| |
Vichte die er aangewaaid zijn, omdat ze tortelduifjes zitten hadden! Ze werden opgebracht naar Kortrijk en hun huisgenoten zitten in zware onrust hoe het ermede aflopen zal? Een andere kennis van... die vroeger brieven smokkelde naar Holland, is opgepikt... als spion! en we zullen hem waarschijnlijk niet meer terugzien! | |
17 september 1916's Morgens om 3 uur worden we gewekt door 't geratel op de steenweg van een stoet wagens die voorbijtrekken. Als we uitzien blijkt het een militaire trein en welhaast worden we gewaar dat de trein voor ons bestemd is; het zijn de troepen die aangekondigd waren. Op de plaats is men ten volle aan 't inkwartieren en in weinige minuten weet iedereen wat er hem beschoren is. Wij voor ons deel krijgen een overheid; - een bezadigde huisvader die maar bij zijn intrede begint met portretten te tonen van zijn woning, zijn vrouw en zijn drie kinderen. Over 't algemeen hebben die soldaten heel weinig militairischGa naar voetnoot1 uitzicht, men zou wel denken dat men eigenlijk boerenvolk uitgezocht heeft om wagens te voeren in de oorlog. Eens dat de soldaten gecaseerdGa naar voetnoot2 zijn wordt men niet meer gewaar dat er op het dorp iets gebeurd is; de krijgswagens staan toegedekt en op een omsloten veld geschaard; - geen mens die er naar omziet. Het leven gaat zijn gang in de grote lijnen... van op de hoogte waar ik uit te staren sta naar 't westen, ligt het land uitgestrekt tot aan de einder en ginder aan de hemel hangen de grote wolkenbanken als een bergketen waar bachtenGa naar voetnoot3 de zon zohaastGa naar voetnoot4 zal wegduiken. Die westerstreek heeft iets indrukwekkends in; - het is de voorhang waarover het uitzicht niets dan rust en grootse natuurkalmte (over) weegt, maar waar bachtenGa naar voetnoot3 de razernij van de oorlog aan 't woeden is. Die voorhang echter is zo vol berusting, het uitzicht is zo wijd en de drang van de natuurkrachten is zo sterk dat men maar altijd | |
[pagina 587]
| |
weer vergeten wil wat et achter die voorhang gebeurend is en welke dreigende geruchten ons de verschrikking naar hierover aankondigen... Het leven gaat zijn gang. Zie maar hier langs de steenweg die er in zijn verlaten eind tussen de twee rekenGa naar voetnoot1 bomen, uitziet als de dreef die naar een warandeGa naar voetnoot2 leidt. Die dreef hebben de minnende paren verkozen om in de afzondering hun avondwandeling te doen en malkaarGa naar voetnoot3 hun dromen en verwachtingen mede te delen voor de toekomst (waar ik hier een avondluchtje scheppen kom). Enkele staan tegen een boom geleund malkaarGa naar voetnoot3 in de ogen te kijken, andere slenteren traagzaam voort alsof ze door trager de weg af te leggen tot aan hun woning... de zalige tijd van hun samenzijn wilden verlengen. Van al deze die hier meedoen aan het minnespel ken ik het merendeel persoonlijk; - het zijn flinke opgeschoten boerenjongens en meisjes in de bloeiende jongheid met de lach en de levenslust in de ogen en de belofte van de gezonde zinnelijkheid in heel het lijf... maar meestal hebben ze een broer in 't leger die er te vechten staat, of wel reeds gesneuveld is of krijgsgevangen... Zij zelf hebben 't huis te lijden door de tijdstoestanden en menige zal vandaag, al is 't zondag geweest, geen greintje vet over de lippen gehad hebben, en zijn buik gevuld hebben met droog brood en aardappelen en in 't gesprek van de ouders zal het sedert dagen en maanden het lopende onderwerp wel geweest zijn over de zorg en de kommer van de toekomst. Maar wat kan het hen schelen of wat kunnen ze er aan verhelpen? Ze voelen in henzelf... de drang van het leven zijn gang gaan en zonder er aan te wederstrevenGa naar voetnoot4, gaan ze mede, zonder te vragen waar het hen brengen zal of welke de uitkomst zijn zal; aan hun jaren is het vertrouwen in het leven zelf, de schoonste gave die ze van de natuur in het leven mede-kregen... Zo stil, eenzaam en verlaten is het op de streek en zo weinig verkeer en met een soort van ontzetting bemerk ik hoe het gras groeit en onze steenweg, die een staatsbaan is heel met groen is overtogenGa naar voetnoot5... ware het niet van de troepenbeweging nu en toenGa naar voetnoot6, dat men er de koeien zou kunnen op te grazen | |
[pagina 588]
| |
zetten... dat is een teken dat veel dingen en een beeld weergeeft van de toestand. Aanval en dreiging van doorbraak aan de Somme...Ga naar voetnoot1 | |
20 september 1916's Morgens vroeg en zonder we er iets van geweten hebben zijn onze soldaten vertrokken en tegen dat de dorpelingen opstaan is alles opgeruimd en weg. In de voormiddag trekken er weer andere troepen voorbij die van verderop komen; - het is meestal bereden artillerie - een verschuiving van een armeekorps van de Somme naar de IJzer, zegt men. | |
25 september 1916't Gerucht is hier aangekomen dat de generale staf uit Valenciennes naar Doornik overkomt - in stad worden een aantal voorbereidsels gemaakt - en er is uitnemend veel beweging. In 't gedacht van de landse mensen wekt dat nieuws de algemene overtuiging (die voortverteld wordt als een gebeurtenis) dat de Duitsers achteruitgeslagen worden tot Doornik! Met de gevechten aan de Somme is er iets in de lucht - de verwachting van grote gebeurtenissen - en de mensen zijn blij en zeggen: gebeure wat wil - 't ergste zelfs, als er maar een einde komt! | |
26 september 1916De Duitse staf is nog maar aangekondigd te Doornik en daar zijn de vliegtuigen al bezig de stad ‘rijkelijk te overstrooien met bommen’ (officiële tekst) - de grond en de lucht is vol geronk van de zware slagen en iemand die van ginder komt, vertelt dat de bevolking sedert vrijdag in de kelders gevlucht zit! In de voormiddag komen hier 450 soldaten - voetvolk aan - ze zijn heel in 't nieuwe uitgedorst en worden ingekwartierd in de huizen al de overkant van de plaatseGa naar voetnoot2, - onze kant wordt | |
[pagina 589]
| |
voorbehouden voor nog 500 man die aangekondigd zijn voor deze namiddag. 's Avonds is er volle beweging op de dorpplaats - overal liggen soldaten uitgestrekt, staan in groep te praten - of lopen over en weer - want ze zijn hier zonder wagens of bagage of veldkeuken en iedereen voorziet over dat 't gaatGa naar voetnoot1 in zijn eigen kost. In sommige huizen gaatGa naar voetnoot2 de piano of wordt er gezongen en aan al de uiteinden van de plaatsGa naar voetnoot3 staan wachten opgesteld. Alles is rustig. | |
27 september 1916De aangekondigde 500 man zijn niet gekomen en van de 400 die op de plaatsGa naar voetnoot2 vertoeven worden wij niets gewaar. Deze keer blijf ik van inkwartiering verschoond. | |
28 september 1916Terwijl aan 't westen het kanon rommelt, horen we in 't oosten een militaire fanfare - en hier is de steenweg herschapen in een oefeningsplein - we leven weer in volle garnizoen. 's Avonds in 't donker komt er een vloed van troepen door 't dorp - ze werden te Anzegem gelost en trekken naar Otegem. Over de deining van de steenweg flikkert 't straal van ontelbare zaklampjes open en toe lijk glimwormen. Nadat de laatste bagagewagens vertrokken zijn keert alles weer in rust. In de richting van Otegem blijven de honden blaffen heel de nacht. | |
29 september 1916's Morgens vroeg en heel de dag door troepenbeweging met vrachtwagens die over Tiegem in de richting Otegem optrekken; om 4 uur namiddag verlaat ons garnizoen ook het dorp - naar Ieper - moeten ze. Op al het leven en beweging volgt weer de stilte met de treurigheid van de vroege avond die 't naderen van de donkere winter aankondigt. |
|