In oorlogstijd. Het volledige dagboek van de Eerste Wereldoorlog
(1979)–Stijn Streuvels– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 377]
| |
1 januari 1915.... Damals, als noch Frieden war - gab es das einmal wirklich und haben wir es nicht bloss geträumt?... Ik zit er maar over te mijmeren. In 't begin van de oorlog stonden we voor een onbekend ding, met de aantrekkelijkheid die aan alle onbekende dingen eigen is. We voorzagen dat het iets groots zou worden, iets vreselijks; een algemene beroering; - dat we 't nu niet hebben zouden uit de nieuwsbladen, maar dat we 't zelf zouden beleven - aan den lijve ondervinden. Het wekte een huivering, waar vrees en ontroering bij te pas kwamen en ook wel een beetje nieuwsgierigheid - een verlangen om er meer van te weten. Het was zo nieuw, het kwam zo onverwachts dat we er niet aan geloven konden - het scheen onmogelijk in deze tijden... In 't begin moest ik het me dan ook elke morgen weer herinneren; - mijn gedachtengang wilde altijd maar weer naar 't gewone en ik moest me altijd maar weer opschrikken met 't vermaan: 't Is oorlog! - Ha, ja 't is waar, de oorlog! En meteen rees weer in de verwachting, de mogelijkheid van schokkende gebeurtenissen die binst de dag konden voorvallen - hevige aandoeningen voor 't gemoed... Nu we er een half jaar in geleefd hebben, er gedeeltelijk in vergroeid zijn, er alles van weten en nog wat, - en nog maar niet voorzien hoe of wanneer het eindigen zal, komt de verzuchting naar het verleden: Damals, als noch Frieden war... Dat verleden ligt nu zover af, in zulke ongenaakbare onmogelijkheid, zodat we ons afvragen: heeft het wel ooit in werkelijkheid bestaan? hebben we 't wel ooit beleefd? een tijd dat er vrede was en we van oorlog niets afwisten? In mijn herinnering ligt dat verleden als een zonnige zomernamiddag met windstille lucht en een gewijde rust over alle dingen die onverroerbaar schijnen. En denken dat diezelfde rust niet alleen over de streek hier heerste, maar over de hele wereld! De mensen roerden en poerdenGa naar voetnoot1 maar uit leute om er de bezigheid wat in te houden en hun zwaarste onenigheden ontstonden slechts uit verschil van politieke zienswijze en gezindheden, over Vlaamse Beweging en nog wat andere bewegingjes meer, met voor of tegen, zonder dat er wapenen bij | |
[pagina 378]
| |
te pas kwamen, Als er een mens vermoord was, werd het een wereldgebeurtenis en als we 't kanon hoorden, was 't gerucht altijd gemengd met klokkengeluid en trompettenklank en het diende maar om een feestelijkheid aan te kondigen; - altijd maar feesten... Overal waar ik mijn herinneringen naga, is 't dezelfde indruk van welgezinde, geruste, vrolijke levensblijheid waar het bestaan in zonnigheid heenglijdt als een beekje onder 't riet. En wat is er van dit alles geworden? Wat zal er nog van overschieten? Ik mag de gedachten wenden waar ik wil, overal is de schone rust onwederroepelijk geschonden, teniet gedaan, onherstelbaar verloren voor altijd; - want uit de baaierdGa naar voetnoot1 kan wel nieuwe orde ontstaan en 't bezonken leven hernemen, maar het zal iets anders zijn, iets nieuws, waaraan we zullen wennen moeten; - het oude, dat we gekend en beleefd hebben, is verloren, voorbij en dat afscheid stemt treurig - 't is alsof we iets van ons zelf verloren waren... Nu blijft er ons nog de weerzin, de argwaan om met het nieuwe kennis te maken - we staan immers voor een onbekende toekomst. 't Gedacht aan al die dingen door geweld uit hun verband gerukt en zo onmeedogend vernietigd, wekt in mij een wrang gevoel van weemoed. Ik kan 't me niet inbeelden, me niet overtuigen dat ik Ieper nooit meer zal terugzien gelijk het er gebeeld staat in mijn geest; - het schijnt me onmogelijk dat die stad niet meer bestaan zou en nooit meer bestaan zal?... dat het beeld, de gestalte, de vorm van zoiets voor altijd vergaan is en vervangen door ijle lucht. De gebouwen niet alleen - die deftige getuigen der oudheid, die eeuwen getrotseerd hebben - maar al die later bijgekomen schoonheid - de sierlijke renaissance huizen, met de kostelijkheden waarmede ze opgetooid waren; dat alles, ja, maar veel meer nog het leven, de atmosfeer die in de binnenkamers bewaard was gebleven uit de oudheid - de adem van de Ieperse edeldomGa naar voetnoot2... die met de gedachten, gebruiken, aard en zeden, van voor honderd jaar en vroeger, in die woningen bleef bestaan met de laatste overlevenden van het adele geslacht. De oude jonkers, graven en baronnen; de verrimpelde markgravinnen, douairièresGa naar voetnoot3 en haar gepoederde tan- | |
[pagina 379]
| |
tes en sentimentele nichtjes, opgesloten in hun gewaande voornaamheid, die sedert jaren niet meer buiten keken omdat hun adellijke staatssiekoetsen en hun livreiknechten niet meer bestonden; - die, met de wapenschilden en blazoenen op hun borst en hun adellijke titels op zak, in de illusie bleven dat alles in de wereld nog was gelijk in hun tijd; dat er niets veranderd was tenzij dingen van minder allooi, waarvoor ze dan ook met misprijzen de neus mochten optrekken om zich nog genoegelijker te kunnen koesteren in hun damasten zetels, bij het open haardvuur, in het zachte licht van de wassen kaarsen die toverglinsters sloegen uit de kristallen bengelaarsGa naar voetnoot1 van de vergulden kroonluchter... Verbeeld u al die innigheid, die hoogmoed, die weelde in een holderdebolderGa naar voetnoot2 op de vlucht, verdreven in doodsangst en alles wat ervan achterbleef, dingen geheiligd door duurbare overlevering van opeenvolgende geslachten, - dat alles geplunderd, vernield, te rapekooieGa naar voetnoot3 verspreid, overgelaten aan de onmeedogendheid van wind en van weer, - veroordeeld om te vergaan en te verrotten omdatGa naar voetnoot4 de eigenaars en bezitters die de ramp overleven, hun ongeluk te dieper zouden voelen. Mijn herinnering haalt nog meer treurigheid op wanneer mijn gedachten verder gaan dwalen in die streek met al 't geen er voor mij aan verbonden is... treurigheid om dingen die vergaan zijn en daardoor dubbel lief geworden en duurbaar. Denk maar aan heel de zeekust met al die kostelijke plekjes, heel die noorderstreek waar ik onweerstaanbaar naartoe getrokken werd en behoefte had elke zomer heen te reizen om er de echt en onvervalste Vlaamse oer-zeden van ons ras na te gaan en op te diepen en me altijd opnieuw te verbazen in 't geen de mensen ginder, en heel de omgeving met hen, uit de oude tijden bewaard en behouden van 't geen we alleen nog in de geschiedboeken meenden te kunnen vinden. Ik denk aan de prachtige BlankaardGa naar voetnoot5 in de streek van de IJzer - het wilde watergewest, met vijvers als binnenzeeën waar 't ranke riet de eeuwige zuchten van de wind verkondigt. Hoe dikwijls zijn we daar gaan varen met Phil die ons al de natuurgeheimen van die wildernis uiteen deed. Phil heb ik altijd aan- | |
[pagina 380]
| |
zien als de gelukkigste van alle stervelingen; - hij had het toezicht over bos en wateringGa naar voetnoot1 van het kasteel en leidde er een leven als een RobinsonGa naar voetnoot2 te midden zijn heerlijk werelddeel; - de kerel had er werkelijk meer genot van dan de kasteelheer zelf en kon gerust heel de omgeving als zijn eigendom beschouwen. Hij voerde er uit wat hij wilde en had liefhebberijGa naar voetnoot3 en kennis van al 't geen waarin hij leefde. Ik zie hem nog staan rechtop in de boot als hij ons over de vijver roeide, en de lange stootpaal hanteerde, dan loerden zijn kleine oogjes in de verte en eer we iets gemerkt hadden, lokte hij een vogel uit de lucht of wees hij ons waar er waterwild verscholen zat... Met hem hebben wij de hindernissen bezocht die hij overal had aangelegd; - maar de grote aantrekkelijkheid was altijd de ‘kooie’Ga naar voetnoot4 - het geheimzinnige eiland waar de wilde eenden gevangen werden. Dat mochten we bijwonen als een gewijde plechtigheid en in 't uiterste stilzwijgen toezien hoe Phil met zijn ros hondje, dat er speciaal toe gedrild was, om en om de biezen schutselsGa naar voetnoot5 doorvlocht, gelijk door de schermen van een toneel en de wilde eenden altijd dieper in de nauwe kreek binnenlokte, tot ze eindelijk onder het net gevangen zaten. - Phil, jongen, wat is er van u geworden? en van uw kooie en van uw bossen en van uw Blankaard?... Wonderlijk, hoe vroeger, in gewone tijd, al die dingen zo ver buiten ons schenen te liggen en hoe we ze nu voelen als iets van onszelf, 't Geen we met zekerheid in ons bezit voelen, daar denken wij niet aan, maar zo gauw het ons ontvalt, vaart de spijt in ons hart om 't verlies van 't geen in ons bestaan vervlochten was en het wordt ons duidelijk dat we iets van onszelf verloren hebben. En is het niet eigenlijk onszelf. 't geen onze verbeelding vervult van doorleefde herinneringen, met 't bewustzijn dat we 't aan de hand hebben om er opnieuw van te genieten als we maar willen?... Gaan die dingen ons niet aan en zijn ze ons niet zo eigen als de kleren die we aan 't lijf dragen en het bed waarin we ons te rusten leggen? Onze geest reikt veel verder dan 't geen we gewoonlijk met ons lijf, als de grens van ons wezen benamen;Ga naar voetnoot6 - hij vormt | |
[pagina 381]
| |
iets als het middenpunt van ons bewustzijn dat uitstraalt naar de verschillende punten van de cirkel die onze sympathieën en gewaarwordingen omsluit. Valt er iets uit weg, we ondergaan het als een verlies aan onze persoonlijkheid. En wat is er ons al niet ontvallen in deze tijden?? Zodanig veel, dat het bespottelijke en misplaatste gevoelerigheid schijnt nog van andere verliezen te spreken dan van bloedverwanten die ons ontvallen zijn door de oorlog... en er blijft ons eigenlijk niet veel anders meer over dat buiten de grenzen van onze eigen persoonlijkheid ligt... zodat we er vanzelf toe gebracht worden te denken hoe ons eigen leven eruit zag;... damals, als noch Frieden war... Heel 't verleden en mijn voorgaande bestaan, als ik het van hieruit overschouw, is het ook niet heengegleden onder de stille schijn van die eenbaarlijkeGa naar voetnoot1 zomerse zondagnamiddag, windstil en kalm? Is het niet te vergelijken aan het uitzicht van het landschap dat ik hier van uit mijn raam, jaren naareenGa naar voetnoot2 heb aanschouwd? In heel mijn omgeving dacht ik de rust vergroeid met de dingen die er het beeld van vormden; - zonder dat er nooitGa naar voetnoot3 iets in staat zou zijn die schone rust van het landelijke leven, waarin we van de wereld afgezonderd waren, te storen. Hielden we ons niet in de geruste zekerheid, als middeleeuwse Scholastiekers, en beschouwden we de streek die vóór ons open lag, niet als het middenpunt van het heelal waar de wind en de wolken die over onze hoofden heenvoeren, de enige boden waren uit vreemde gewesten - die we zagen komen en lieten gaan, zonder te vragen of na te denken van waar ze kwamen, of waar ze naartoe moesten? Met de natuurlijke elementen was ik genoeg vertrouwd om te weten dat ons van die kant geen grote stoornisGa naar voetnoot4 te vrezen viel. De felste winden hadden er weisterGa naar voetnoot5 genoeg om hun adem uit te blazen zonder iets te vernielen; - aan watervloed moesten we niet denken want de golving van de velden zorgde voor spoedige afvoer van de felle regens; - tegen 't hemels vuur bleven we beschermd door onze patroonheilige Antonius en de zon was ons tot nu nog altijd zo weldadig geweest, en in zulke vriendschap met de aarde, en alles scheen er toe mede te werken om onze streek | |
[pagina 382]
| |
altijd maar met nieuwe pracht uit te dossen zodat het hier geleek aan een Aards Paradijs. De mensen ontdroegenGa naar voetnoot1 zichzelf en leefden tevreden, zodat ik noch iemand, hun lot moest aantrekken. Hun welstand scheen zo vast dat niemand vreesde dat het ooit zou kunnen omslaan of anders worden. Ikzelf vond hier niet anders te doen dan de schoonheid op te merken en de weldoende kracht na te gaan die het leven zijn serene luister bijzette. Die bestendige zondagnamiddagstemming hield ons als 't ware verdoofd onder een toversluimer; - we lieten ons leven, kenden geen achterdocht of voelden geen vrees dat er een eind kon aan komen. 't Geen ik van uit mijn raam in één blik te omvademen kreeg, beschouwde ik als mijn wereld en al 't geen erbuiten lag, liet ik er maar buiten. De zonnige streek was als het symbool, de samenvatting van mijn leven en mijn eigen wezen geleek de wakend-bewuste geest die er boven zweefde. Om dat leven tot woordkunst om te werken en te ver-beelden, hoefde ik slechts af te rekenen met de natuur en haar elementen, - ze leverde mij altijd nieuwe grondstof waar het menselijke bedrijf, de bijhorigheid van uitmiek. Mijn bezigheid bepaalde zich tot 't aanschouwen van 't geen zich aan mijn blik ontrolde en het weergeven in woorden van 't geen zich in altijd anderendeGa naar voetnoot2 wisseling van taferelen, door 't draaien van de jaargetijden heen, tot een veelvuldigheid van stemmingen en gevoelens, tot stof voor altijd nieuwe onderwerpen van schoonheid voordeed en aanbood. Het zuivere aanschouwen zou me nooit verveeld hebben omdat het toneel het volledige leven omvatte. De twintig jaren dat ik uit te staren zat, schijnen mij nu 't verlijdenGa naar voetnoot3 van één enkele zonnige zomernamiddag. Met het werk dat onder die toversluimer ontstaan is, ben ik tot het middenpunt van mijn levensloop gekomen en als ik mijn laden met ontwerpen nazie, vind ik nog voorraad genoeg om de andere helft van mijn leven ermede te vervullen. Het afgekekene een vorm geven en neerschrijven, dag aan dag verwerken wat er langs de vensters van mijn ziel naar binnen kwam, zou mijn levenstaak zijn en mijn bezigheid. Maar de mens wikt en God beschikt... Nu is het ineens uit. DeGa naar voetnoot4 ratelende wereld-cataclysme is los- | |
[pagina 383]
| |
gebarsten boven ons hoofd; de toverkring is verbroken en de harmonische gang van de elementen die de schone, serene rust uitmiek, is uit zijn haken geschoktGa naar voetnoot1. We staan er ongeveer voor als Adam die uit het Aards Paradijs werd verdreven - ontwakend uit een heerlijke droom, met de herinnering alleen nog en de treurnis om iets dat voorbij is en nooit meer zal terugkeren. In mijn voorstelling zijn de verhoudingen omgekeerd: voortaan wordt de natuur op de achtergrond geschoven en komt het rein menselijke naar voor als het enig belangrijke. Het landschap dat alleen en enkel maar sierlijkheid was, is ineens bevolkt geworden, overrompeld door een drom volk, een woelende menigte waarin de driften losgaan in een deining gelijk aan de ebbe en vloed van de zee. Er is lijden en ellende, onrecht, vernieling, waanzin en wee genoeg om ons te verstarren van schrik en stomgeslagen te blijven voor het hele leven. Men zou inderdaad de stem moeten hebben van een bijbelprofeet om het te wagen boven deze loeiende storm enig geluid aan te heffen... We voelen ons verpletterd door de werkelijkheid! We gaan op een ander standpunt staan, als de driften eens tot bedaren komen, een standpunt van waaruit de verwikkelingen, de nooddruftenGa naar voetnoot2, de begeerten en levenseisen van heel het volk te overschouwen zijn. De periode van het statiekeGa naar voetnoot3 leven is afgesloten; - er vangen historische tijden aan, vol beweging, met opwellingen waaruit de onverwachtste toestanden kunnen ontstaan. Er spelen gebeurtenissen over de wereld waarvan de uitvalGa naar voetnoot4 beslissen zal over ons lot van Mens en Vaderlander en Vlaming, en we weten niet in welke voorwaarden wij ons bestaan zullen kunnen voortzetten. We bevinden ons aan een omdraai zonder dat we raden kunnen wat er bachtenGa naar voetnoot5 de hoek verborgen is; - het noodlot hangt ons in letterlijke zin boven 't hoofd. Al de grondwetten die de toestand van ons vorig leven zijn vorm en kleur gaven, zijn opgeheven en moeten door andere vervangen worden; - alles gaat de smeltkroes in en zal er hersmeed en hervormd weer uitkomen. Over de aard en de vorm kunnen we niets weten, - we staan als bij de eerste schep- | |
[pagina 384]
| |
pingsdag, voor een nieuwe wereld en de voorwaarden en omstandigheden waarin we het nieuwe leven zullen moeten aanvaarden... het hangt alleen af van het kanon. Het is een wervelwind die over de wereld vaart en wie kan er vooruit gaan zeggen hoe de wereld er zal uitzien als de winden zich zullen gelegd hebben en de elementen tot bedaren zijn gekomen? 't Is de grote Baas van hierboven die de menselijke driften gebruikt om tot zijn doeleinden te komen en aan de samenleving een nieuw aanschijn en frisse levenskracht te geven. Gelukkig dezen die nu aan de aanvang van hun levensbaan gekomen zijn en hun bestaan en toekomst naar de omstandigheden kunnen inrichten. Ik wens dat ik maar twintig jaar was en 't leven vóór me liggen had. Op dit ogenblik voel ik me te oud en te jong - te ver gevorderd op leeftijd om met argeloze bezieling het nieuwe aan te pakken en niet oud genoeg om me terug te trekken en de gebeurtenissen te negeren en erbuiten te blijven. Ik voorzie dat we de eerstkomende tijd van de kentering zullen doormaken in een staat van verbijstering, met veel nutteloos geschreeuw en drift en drukte -; dat we veel zullen rondzoeken, haperen en aarzelen eer de bezonkenheid komt en alles weer in zijn voegen geraakt, eer we grond onder de voeten gevoelen en de richting van de nieuwe weg klaar en duidelijk vóór ons uitgetrokken ligt. Dan maar vooruit, - de verten in! Wie weet wordt het geen nieuwe heerlijkheid met tot nog toe ongekende schoonheden; - wie weet biedt de vernieuwing van de tijden ons misschien vergezichten en uitkomsten waaraan we vroeger nooit gedroomd hebben?... Dit zijn de mijmeringen die me deze eerste dag van het nieuwe jaar, in de geest komen en 't gemoed vervullen. In de afzondering en eenzaamheid is het goed zich te laten gaan... Als men de toestand met zulke blik overschouwt, is het waarlijk niet te verwonderen dat een menigte mensen bevangen zijn door 't geen Flaubert noemt: ‘la rage du sérieux’. Mijzelf staat het voor als een verwijt als ik mijn vorig geruste, genoegelijke leven beschouw, dat enkel contemplatie was, terwijl ik zoveel heb laten voorbijgaan zonder dat ik het de moeite waard achtte er iets van mede te nemen en verzuimd heb vast te klampen 't geen daar voor 't grijpen lag, om er mijn wezen innerlijk mede te volmaken en nut bij te brengen in de samenleving? Ik zie afgronden en bergen vóór mij en moeilijke wegen af te | |
[pagina t.o. 384]
| |
Burgemeester Eduard De Cock.
| |
[pagina t.o. 385]
| |
De ‘nieuwe veldwachter’ Jules Vererfven.
| |
[pagina 385]
| |
leggen. Hoe zal ik het doen om de verloten tijd in te winnen en me op de hoogte te stellen van waar ik de zin van 't leven kan begrijpen? Ik voel nu ineens de nood om het verzuim te herstellen; - de ijver van mijn eerste jeugd komt in me weer op om alles te omgrijpen, alles aan te pakken, - stapels boeken te verslinden. Ik moet me verdiepen gaan in geschiedenis en wijsbegeerte, natuurlijke wetenschappen, alles waar levenswijsheid uit te halen is... Is 't niet beschamend, op de wereld te leven en er weer af te gaan zonder te weten wat er op die wereld is voorgevallen en gebeurd? niet te weten hoe die wereld is samengesteld en door welke wetten hij geregeerd wordt? en wat er de mensen door alle tijden hebben uitgericht? Is het denkelijkGa naar voetnoot1 dat men een lijf heeft zonder te weten hoe 't met de de levens-functies in elkaar zit, - hoe de geest en denkvermogen de raadsels van onze ziel ontcijferen en verklaren en het rijk van de bovennatuurlijke wezens onderling in betrek zijnGa naar voetnoot2? In de toekomst zal er wellicht geen plaats meer overblijven en geen gelegenheid tot zuiver aanschouwen; - in plaats van zonneschijn, wolkendrift en bladergroei, zullen we levende, menselijke actie te verwerken krijgen, waar alle positieve wetenschappen bij te pas komen, - zodat we ons vooreerst alles zullen moeten eigen maken wat de menselijke geest heeft voortgebracht en deelnemen aan de bewegingen van het dadelijkeGa naar voetnoot3 leven zelf. Ik voel een lust om het ganse heelal te overgrijpen - alles te omvademen; - een begeerte om, al ware 't ten koste van mijn eigen schone gemoedsrust, te proeven van de vrucht die groeit op de boom van de Kennis. Ik ga mee met de tijd, waar hij me ook brengen moge... Dit zijn nu de gevoelens en besluiten die opkomen deze eerste dag van 't jaar 1915. Is het hallucinatie, helderziendheid of vervoering die me berijdtGa naar voetnoot4 in mijn eenzaamheid; - of is er hypnose mede bemoeid? Hoe kom ik eigenlijk in die... état de vibration? Nu ik mezelf en mijn omgeving bekijk, is 't alsof ik hier een tijdje afwezig was geweest... en een veropenbaring heb gehad. Of moet ik het beschouwen als een vermaanGa naar voetnoot5 dat me van daarboven gegeven werd? | |
[pagina 386]
| |
Maar als ik het nu koel en nuchter ga bedenken is het toch wel waar dat we voor een vernieuwing staan van de levensorganisatie, - dat we een andere huid zullen moeten aantrekken, ons inwendig verdiepen en verdegelijken, verinnigen met de roerende menselijkheid, willen wij aan de eisen van ons vak en onze roeping voldoen. Als het in zulke mate stormt over de wereld, is heel het mensdom erin betrokken; - en wij niet het minst, die het geweten zijn, de vertegenwoordigers, de vertolkers van het gemoed en de gevoelens van de mensen waarmede wij leven. Wij zijn de geschiedschrijvers van de tegenwoordige tijd, we hoeven dus onze stem en onze stijl in verhouding te brengen met de gebeurtenissen - we moeten schreeuwen in de storm opdat het geluid niet verloren ga en ons woord en gebaar hoger opklinken boven 't geloei van de wind die over de wereld waait. Hoort men ze niet komen aanstappen reeds en klinkt het niet als de stem van een profeet van het nieuw Verbond? Ich bin nicht mehr der abgewandte Dichter,
Der eigener und fremder Wehmut pflag,
Nein, eines Volkes Anwalt vor dem Richter,
Steh ich vor dir an diesem jüngsten Tag.
God weet hoe wij er getransfigureerd zullen uitkomen! Een ding is zeker: dat de gebeurtenissen die ons uit de droomvisioenen hebben wakkergeschud en tot het werkelijke leven teruggebracht, ons een ondervinding, doorzicht en levenservaring zullen bijgebracht hebben die ons tot de waardigheid van ouderlingen zal verheffen... ‘Denn wer gestern und heut in diesen Tagen gelebt hat, hat schon Jahre gelebt...’ Wie geen oorlog te beleven kreeg, weet niet en kan nooit weten welke geheime krachten er in het mensenras verborgen liggen, - tot welke hoogten en laagten de mens als enkeling en als menigte, stijgen en dalen kan. In de verbeeldende kunsten zullen we daar rekenschap moeten van houden. De gekste romantieker zal voortaan vrij spel mogen laten aan zijn verbeelding en over een onmetelijk veld beschikken voor zijn waarneming; zonder gevaar de kop te stoten tegen de balken van de waarschijnlijkheid, zal hij in de kamers van zijn verbeelding de zotste sprongen mogen maken... want de balken en zoldering zijn nu merkelijk hoger aangelegd en de stoutste fantasie zal altijd nader bij de grond blijven dan 't geen de gewone burger in deze | |
[pagina 387]
| |
tijden heeft beleefd of in werkelijkheid heeft zien gebeuren. AlGa naar voetnoot1 die kant gaan we zeker een nieuwe era en een nieuw rijk inluiden. De storm zal de lucht gezuiverd hebben van veel onnuttigheid en kwade dampen; de onafzienbare ellende en de overmaat van lijden zal zich omzetten in teelkracht waaruit nieuw leven en verhevener schoonheid kan geboren worden. Er gaat niets verloren in de natuur en niets gebeurt er nutteloos of zonder verband van oorzaak tot gevolg. De synthesis van die wet is de eeuwige keergangGa naar voetnoot2 van malen, brijzelen en breken om uit de dood en de vernieling, weer nieuw leven tot stand te brengen. Wij hebben hier te doen met ‘die brutalen Vorgänge in der Natur, - den ewigen Prozess der Zeugung und Vernichtung, - den blutigen Kampf ums Dasein der fortwährend zerstört und gestaltet’. Deze keer heeft de natuur de mensen zelf aan 't werk gezet om tot haar doeleind te komen; - wij hebben er de rampspoed van het barenswee onderstaan, laat ons hopen dat we ook van de luister genieten zullen waarin het aanschijn van de wereld, vernieuwd zal te voorschijn komen. Intussen zitten wij in 't donker te wachten, zonder dat er ergens maar een kiertje of een reet, het minste straaltje doorlaat dat de komst van de aanstaande dageraad verkondigt. We zijn als het graan dat nog onder de aarde aan 't rotten is eer de groene priem de weg vindt naar het daglicht... 't Is Nieuwjaardag en het lijkt wel een gewone wekedagGa naar voetnoot3. Het nieuwjaar werd ik alleen nog maar gewenst door bedelaars, - wie weet, brengt het niet een heel bijzonder geluk mede? De dag is helegansGa naar voetnoot4 ontdaan van zijn gebruikelijke opgetogene plechtigheid, - en hoe kan het ook anders?... Wie zal er gaan nieuwjaren en wat wordt er van de familie-bezoeken en feesten en maaltijden waar de gelukwensen werden uitgesproken? En waar blijven de brieven en vrachten naamkaartjes die op vandaag plegen verzonden te worden? De gewoonte had het gebruik ontaard tot een zinloze plichtpleging, maar nu, voor een enkele keer dat de ‘wensen’ weer met meenstGa naar voetnoot5, overtuiging en uit de grond van de harten zouden uitgesproken worden, is het de mensen niet mogelijk het te doen. Andere jaren was het | |
[pagina 388]
| |
iets als een beleefdheidsplicht en om te voldoen aan de bestaande gebruiken, wenste men elkaar ‘veel geluk en een zalig nieuwjaar’; tegenover oude lieden voegde men er dan nog een wens bij van ‘gezondheid, voorspoed, lang leven, enz.’ Nu zouden al deze dingen vervat zijn in het ene woordje: VREDE. Die vredewens zou klinken en weerklinken als de weergalm van de algemene verzuchting die miljoenen mensen de borst beprangt. Nu juist, dat de wens alleen al deugd zou doen en vertroosting bijbrengen, kunnen we niet uit onze huizen, zitten we ver van elkaar gescheiden... Treinen zijn niet te gebruiken, fietsen, auto's en rijtuigen zijn afgeschaft; post, telegraaf en telefoon liggen stil en die dingen, waar vroeger zulk overtollig gebruik van gemaakt werd, kunnen nu niet eens onze wensen aan onze naastbestaanden overbrengen. We kunnen alleen maar in gedachten onze wensen opsturen, die door de luchtlagen kruisend, op verre afstand, de afwezige huisgenoten en bloedverwanten en vrienden gaan opzoeken waarmede wij ons geestelijk trachten te verenigen. Op zulke dagen valt het ongeluk lastiger om dragen dan anders; - het zijn momenten dat men het moe wordt en men met geweld naar verandering snakt. Deze morgen hoorde ik nog langs de straat in het gesprek van de voorbijgangers, dat: deze die tot nu toe bang waren van de doorbraak van de Fransen, uit vrees dat ze er iets van hun eigen vel zouden bij inschieten, nu ook al wensen dat het toch algauw mocht gebeuren opdat er een eind zou aan komen... al moest het de helft van hun have en goed kosten! Ik heb nog altijd gemeend dat et op een van deze bijzondere datums een grote slag zou geslagen worden; - op eerste januari b.v. of op Kerstdag. Men had het ons ten andere zo vast verzekerd en op geheimzinnige wijze medegedeeld, alsof het nieuws van de opperstaf zelf kwam... Joffre of FrenchGa naar voetnoot1 zouden ons immers een verrassing brengen die dag. Als ik generaal was zou ik het er toch naarGa naar voetnoot2 aanleggen om op een merkwaardige dag uit de almanak iets bijzonders te verrichten, al ware 't maar voor de kinders die later op school | |
[pagina 389]
| |
gemakkelijker zouden onthouden als ze in hun vaderlandse geschiedenis moeten van buiten leren: Op Kerstdag van 't jaar 1915, hebben de Bondgenoten de Duitsers verslagen aan de IJzer... Men mag echter niet vergeten dat 't geen de generaal niet vermag uit te richten op een gewone dag, hij het ook niet kan op een feestdag. En God weet, hoeveel zijn er bij 't leger die nog denken dat er feestdagen bestaan?... Dat is goed voor burgermensen die door de eentonige gang van 't leven, naar een afwisseling verlangen. Ik heb tenminste nog niet kunnen merken dat men bij 't leger de werkzaamheden staakt de zondag en dat het derde gebodGa naar voetnoot1 van God er in acht genomen wordt. Maar waar komt God nu nog bij te pas? tenzij dààr waar men er 't gevoel van vaderlandsliefde en opoffering door kan bevorderen!? Er is dus weeral niets gebeurd vandaag en die voorzegging van een algemene aanval heeft alleen maar dàt voordeel gehad, dat de mensen maanden lang in een vertrouwvolle verwachting hebben geleefd. Men zal nu echter iets nieuws moeten uitvinden om er moed in te houden, of zal men eenvoudig de bakens wat verplaatsen en een nieuwe datum stellen?... Wij hebben inderdaad zo weinig vandoen en we snakken naar alles wat maar een straaltje hoop kan brengen. | |
2 januari 1915.Het kroniekschrijven wordt lastig als er niets gebeurt en ik voorzie de pen te moeten neerleggen bij gebrek aan grondstof. Over mijn gevoelens, gewaarwordingen heb ik al te lang uitgeweid; en ten andere: ‘c'est là ce qu'il y a de moins fort au monde, parler de soi!’ zegt Flaubert en hij heeft volop gelijk.Ga naar voetnoot2 Hadden de Bondgenoten nu eens een grote aanval gewaagd, gelijk het aangekondigd was, welke schone gelegenheid om met de aanvang van het jaar, een nieuw hoofdstuk en onderwerpen van andere aard te behandelen? Het mocht helaas niet zijn, het ware te schoon geweest! Maar wat wordt het achterna vervelend dat onophoudend schieten en altijd datzelfde veld- | |
[pagina 390]
| |
grijsGa naar voetnoot1 en die pinhelmen, zonder dat men enige vordering gewaar wordt of een uitwerksel ziet van die bovenmenselijke inspanning, waaraan heel Europa deelneemt. Ik moet bekennen dat de mensen uit mijn omgeving meer - fantasie hebben en vindingrijker zijn dan ik. - Als er niets gebeurt of niets meer te vertellen valt, zoeken ze het van al de duivelsGa naar voetnoot2 uit en hun voorraad geraakt nooit uitgeput. En ze halen er dan ook bijval genoeg mede; want de toehoorders zijn zenuwachtig en verlangen naar nieuws en, al is het ook onbekookt, toch slikken ze 't met gretigheid, als 't maar voordelig is aan de vervulling van hun begeerten mag de voorspelling ook zelfs van verdacht allooi zijn; al 't andere echter wordt verworpen als bedriegelijke uitstrooiselsGa naar voetnoot3 van de vijand. Ik had vroeger nooit kunnen vermoeden dat de mensen zo licht waren van geloof en zulk een behoefte hadden aan zelfbegoocheling. Het ware inderdaad belangrijk alles van die aard op te tekenen om aan te tonen later, in welke geestestoestand de mensen verkeren in oorlogstijd. Nu, voor 't ogenblik, b.v. is de aftocht van de Duitsers aan de orde. Ze trekken weg aanGa naar voetnoot4 de IJzer om kalm op hun tweede verdedigingslijn te gaan liggen; - ze wachten niet tot ze er met geweld achteruitgeslegenGa naar voetnoot5 worden ('t geen voor ons allen ver het best is en 't voordeligst, want dan gebeurt het zonder slag of stoot of schade en ongelukken en we mogen stilletjes thuis blijven.) Als we het ons sterk inbeelden en het met volle overtuiging voortvertellen, zal het zeker gebeuren, zo ligt die mening vast doch onbewust in het menselijke brein. Daarom wordt alles aangehaald wat maar enigszins die achteruitwaartse beweging kan doen aannemen. Telkens er treinen met troepen in oostelijke richting oprijden is 't de aftocht; al wie langs de ijzerbaanGa naar voetnoot6 woont, weet hoeveel treinen er dagelijks voorbijrijden. Het verbod aan de Duitse soldaten om Kerstfeest te vieren, werd er ook al mede in verband gebracht. Er zijn echter veel sterkere voortekenen en bewijzen: er is namelijk van niets minder kwestie dan van een bevel waarbij al de prikdraad aan weiden en afsluitingen | |
[pagina 391]
| |
moet weggenomen worden... om die aftocht te vergemakkelijken! Ik hoorde dat er te Deerlijk plakbrievenGa naar voetnoot1 uithingen om de bewoners te verwittigen dat ze moeten in hun huizen blijven omdat er een half miljoen soldaten zullen voorbijtrekken... Elke vreemdeling die van ver komt wordt uitgehoord en deze hebben het vertellen gemakkelijk, - hoe onwaarschijnlijker hoe liever. Zo bracht een heer uit Rijsel ons het nieuws: dat onze koning Albert met 20.000 Belgische soldaten vertrokken is naar een onbekende bestemming. De Duitse soldaten die hier de ijzerweg bewaken (het zijn natuurlijk Elzassers) vertellen dat er 300.000 Engelse soldaten in België gedrongen zijn, zonder dat iemand weet waar ze zitten; - op een teken van de luchtvloot, die meewerken moet, zal de overrompeling beginnen. De vliegtuigen spelen ook een gewichtige rol in het verspreiden van sensatie-nieuws. Verleden week dreef er één boven Kortrijk, heeft een fles uitgeworpen, waarin een briefje stak met het bericht: dat al het vlas en andere brandbare stoffen die langs de Leie stonden, moesten geweerd en opgeborgen, omdat er in de eerste zes dagen een aanval zal plaats hebben. Ik hoorde onlangs nog bevestigen dat de aanval zou gebeuren naar aanleiding van de geboorte van een nieuwe Belgische prins die de naam gekregen had van: Philips den IJzeren! Bij de Vlaming moet er ook altijd een kluchtige kant aan zijn en wees op uw hoede, wilt ge er niet inlopen! Ik hoorde het onlangs hoe iemand afkwam en met een ernstig gezicht zijn gebuur te keer ging en vroeg: Weet ge 't al dat ze begonnen zijn met al de oude flessen op te kopen? - En wat wil men daar nu mee aanvangen? vraagt de argeloze buitenmens, die alleen belust is om nieuw te vernemen. - De Duitsers gaan de IJzer op flessen trekkenGa naar voetnoot2, ze kunnen er anders niet over, luidt het kalme antwoord van de spotter. De IJzer bijzonderlijk, is nu vermaard en de vertelsels die ermede in betrek gebracht worden, zijn ontelbaar; - het lijkt waarachtig alsof Uilenspiegel verrezen ware. Zo wonder en onbegrijpelijk is die nood aan kluchtigheid en de behoefte aan | |
[pagina 392]
| |
spotternij zelfs als de mensen 't verdriet tot in de keel staat en versmoren in de ellendeGa naar voetnoot1. Te Harelbeke en te Zwevegem zit het weer vol soldaten. Daar een fatale beschikking tot hiertoe de gebeurtenissen altijd op een zaterdag deden voorvallen, is er de bijgelovigheid reeds zover mede gemoeid, dat er hier onvermijdelijk troepen moeten aankomen vandaag. We zijn nu echter reeds ver in de avond en ik werd tenminste, nog niets gewaar. Nu en dan nog ondervind ik dat er, sedert de laatste inkwartiering en mijn terugkomst uit Holland, een en ander ontbreekt, zoek geraakt of verdwenen is van mijn huisraad; dat ik mijn cognac, rhum en Hulstkamp niet meer terugvind, is nog al te begrijpen, maar wat wil men in godsnaam aanvangen met mijn bretels, een thermometer, een veegborstel, een koolschupGa naar voetnoot2, een trektang en dergelijk heterogeen gereedschap dat 't medevoeren niet waard is - en men zoveel ander dingen van meerder waarde en nut, onaangeroerd laat? Dat zijn de raadsels van de oorlogs-psychologie... 't Geen echter nog minder te verklaren schijnt, 't is dat ik, in plaats, en als vergoeding zeker voor 't geen verdwenen is? - overal doodvreemde voorwerpen liggen vind, die hier in 't geheel niet thuis horen. Zo ontwaarde ik reeds onder andere dingen meer: een roskam, één laars, een onderbroek, poetssmeer, een toiletspiegel en foto's van... Duitse schonen! | |
[pagina 393]
| |
Nieuwjaar, bieden een geschikte gelegenheid om te praten over de gebeurtenissen van de tijd. Waar 't gesprek vroeger bij zulke bezoeken weinig vlotten wilde omdat men er de onderwerpen met de haren bijsleuren moest, gaat het nu vanzelfs. Iedereen weet iets nieuws en waar de voorraad op één punt is uitgeput, herbegint het telkens er iemand bijkomt uit een andere streek of gewest, want op een uur afstand kan de wereld omver keren en de gewichtigste dingen gebeuren zonder dat we er iets van gewaar worden tenzij men bij toeval iemand ontmoet die 't nieuws overbrengt. Vroeger hoorde men dikwijls beweren dat er geen afstanden meer bestonden, nu echter bestaan ze maar al te wel. Wie nu een Hollands blad heeft te lezen gekregen, het mag dan ook nog wel veertien dagen oud zijn, wordt aanzien als een gewichtig personaadje en alles wat hij, naar zijn zeggen, uit het blad heeft opgediept, wordt aanvaard als evangelie... Ik merk toch over 't algemeen dat de mensen meer moed krijgen. Nu nieuwjaar voorbij is, schijnt het seizoen gekeerd en 't ergste van de winter te boven. De dagen beginnen te lengen en 't is als uit een donkere kuil dat men verlost wordt als men denkt aan de helderheid van de lange dagen en het open weer; - 't is alsof al 't enegaderGa naar voetnoot1 met de lente, ook de verschrikkingen van de oorlog moesten ophouden of minder te vrezen zijn. Een andere oorzaak waardoor de gemoederen opgebeurd worden, 't zijn de brieven van de soldaten die altijd goed nieuws brengen en vooral getuigen van de moed en de opgewektheid waarmede men ginder bachten 't front bezield is. Daaruit put men hier telkens weer de verzekering van een goede uitkomst. In 't westen werkt men ijverig voort met 't kanon en mensen die uit 't Franse terugkeren, beweren dat Rijsel door de bondgenoten omzet is. | |
[pagina 394]
| |
angst om 't geen er als straf en vergelding te wachten staat in geval de plichtige niet gevonden wordt. Want de nieuwe rechtspraak gaat nu van heel andere princiepen uit als vroeger. Gebeurt er iets verkeerd, of is er een deugniet die een beestigheidGa naar voetnoot1 uitricht, dan valt de verantwoordelijkheid op al de brave burgers en op de overheid eerst, die als gijzelaars borg staan... In Waregem en omstreken leiden de soldaten een lustig leven met de meisjes en de vrouwen uit de herbergen... (das ewig weibliche...) tot grote verontwaardiging van de eerlijke geburen die hun korzeligheid verbijten om 't geen ze zien moeten, met de inwendige troost: dat het uur van de vergelding eens zal slaan en we 't genoegen zullen beleven... meineed, verraad en bedorven zeden met de kogel gestraft te zien. Er zijn inderdaad heel typische gevallen die al de bestaande wetten en overtuigingen inzake volkskarakter en psychologie omvergooien. Bij 't beschieten van Sint-Eloois-Vijve, in oktober 1.1., toen alleman reeds gevlucht was, komt er een zatte smid uit zijn huis die uitdagende gebaren maakt en daarom door de Duitsers werd doodgeschoten. Nu is alles reeds zover vergeten bij de weduwe van bedoelde smid, dat er in haar huis alle dagen groot gelag gemaakt wordt met muziek en gezang door Duitse soldaten die daar hun geld verteren. Vrouwen die hun man in 't Belgisch leger hebben, schijnen helemaal de eerste notie vergeten te zijn van 't geen de omstandigheden van hun staat vereisen. En hoeveel jonge meisjes die bij 't afscheid van hun teergeliefde, de plechtigste belofte van getrouwheid hebben afgelegd, gedragen zich nu met onvaderlandse en schaamteloze lichtzinnigheid. Hoeveel van ons jongens, die met 't goed geloof en 't vaste vertrouwen, in de loopgrachten liggen en dromen aan 't geen ze hier achterlieten, zijn bij hun allerliefste vervangen door de makkers van deze waarop hun geweer gemikt ligt?? Een Duitse soldaat - alhoewel hij er ook aan meedoet en zijn deel neemt in 't plezier - verklaarde mij dat het infaam was en dat men slechts in België zulke vrouwliën kon aantreffen. Ik zou het sterk betwijfelen en ik wacht maar om een besluit te nemen tot ik vernemen kan hoe het in andere landen en bij andere volkeren gegaan is. Het menselijke, en bijzonderlijk het vrouwelijke, is van aan de evenaar tot aan de pool, overal het- | |
[pagina 395]
| |
zelfde, zou ik denken, - alleen de vorm en manieren kunnen wat verschillen. Hetgeen de EcclesiastGa naar voetnoot1 en de profeten uit de oudheid uitgegalmd hebben over de zotheid van de mensen en 't bederf van de wereld, is toepasselijk op al de volkeren die geleefd hebben en leven zullen. En 't is daarom dat alwie het vastenavond-spel waaraan de mensenkinderen, geslachten na geslachten, hier meedoen, maar enigzins uit een zekere hoogte beschouwen kan, eerder door medelijden getroffen wordt dan door verontwaardiging; - zodat ik denk dat God de Vader zelf, het zo kwalijk niet nemen zal als dat de ‘brave’ lieden het wel menen en wensen zouden. De ernstig-zware stem van het kanon doet vreemd in die zotte wereld. Als men maar alles vergeten kon, aan niets meer denken en al het gebeurende aan zich laten voorbijgaan alsof het op een vreemde planeet voorviel, - als men zich maar verdiepen kon in geestesarbeid... Ik denk er dikwijls aan: hoe ik verleden winter nog, rond deze tijd, heel de wereld en alles wat bestond, ontvlogen was, om alleen maar dag aan dag, met mijn werk bezig te zijn in 't genoegen van het ongestoord te zien groeien. Hoe rustig afgezonderd, hoe veilig en ver van alle gewoel, dat we hier zaten en met 't gedacht dat het eeuwig zo blijven moest. Denken aan 't verleden is ziekelijk en ontzenuwend; van de tijd moeten we nemen 't geen hij ons brengt en... ‘In das, was unabänderlich ist, fügt man sich, sagt der Vernünftige.’ | |
5 januari 1915.Verbod is uitgeplakt: dat er geen bedelaars mogen rondleurenGa naar voetnoot2 tenzij op hun eigen gemeente. De burgers slaken een zucht van ontlasting omdat zij alzo menen bevrijd te zijn van 't geen ze vreesden als het grote kwaad voor deze winter: om overvallen te worden door vreemd gespuis van dieven en booswichten die zoveel te stouter zouden optreden omdat we niet gewapend zijn en er geen toezicht gehouden wordt. In 't Doornikse zijn al de rijtuigen opgevorderd geworden met de zwepen erbij en een pot wagensmeer... Eetwaren en vooral vlees, worden er heel zeldzaam en duur. Als men het al hoort zijn we hier nog in de beste streek en hebben er minst | |
[pagina 396]
| |
te klagen. Te Vichte moet iedereen om 7 uur binnen zijn en alle licht uitgedoofd; 't geen wil zeggen: dat men naar bed moet. Al is 't maar bij een oordjeskaarsjeGa naar voetnoot1, hier toch staat het ons vrij zolang op te blijven als we maar willen. En al ware 't maar om van die uitzonderlijke vrijheid te genieten, heb ik er nu dubbel deugd van om laat op te blijven en uitgestrekt bij 't vuur, te zitten mijmeren. Naarmate de Etappen-kommandanturGa naar voetnoot2 beter wordt ingericht, gevoelen wij om langs om meer dat we onder militair bestuur leven; - het regent verordeningen en bevelen die uitgevaardigd en zonder gekende reden, weer ingetrokken worden; - het lijkt de volkomen willekeur waaraan iedereen zich te onderwerpen heeft. Er wordt opgevorderd, geboetGa naar voetnoot3, gevangen genomen eer men al weet dat men een wet heeft overtreden. Het enige middel om aan die lastigheden te ontsnappen is stil in huis blijven, maar die voor zijn handel of zaken, verplicht is veel langs de baan te verkeren, moet zien dat hij in regel is en op de hoogte van 't geen alle dagen voor nieuws aan de orde is. - Waar is de tijd dat we ons aan geen wetten te storen hadden? | |
6 januari 1915.In de nacht moet er een verwoede aanval hebben plaats gehad. Het geschut was van een heel eigenaardig soort met een kort en heldere knal gelijk we er nog geen gehoord hebben.Ga naar voetnoot4 Telkens er iets bijzonders gebeurt, dat van aard is om vrees aan te jagen of onrust te verwekken, zoeken de mensen een reden uit om de mogelijkheid van het gevaar weg te praten. Hier op de streek steunt men bijzonderlijk op de overtuiging: dat er in de driehoek tussen Leie en Schelde onmogelijk kan en zal gevochten worden. En 't geen waarop die bewering gesteund is, zou doen vermoeden dat er krijgskundige kennis bij te pas komt. Maar deze die boven de Leie wonen, lachen daarmede; ze vinden dat er overal kan gevochten worden en dat het | |
[pagina 397]
| |
bovendien nergens beter geschikt is dan op de heuvelachtige streek van Tiegem en Kluisberg... en dat de legers Kortrijk ongedeerd zullen laten liggen om hier, in de heuvelstreek een grote slag te slaan. Meer dan eens werd reeds verzekerd dat er kanonnen waren opgesteld en dat men een verdedigingslijn gereed miek langs de Schelde. Zo maakt iedereen zijn mening en gelooft 't geen hij in eigen voordeel wenst verwezenlijkt te zien. | |
7 januari 1915.Stormweer met kanonslagen. Men kan niet geloven dat het mogelijk is om buiten in 't veldGa naar voetnoot1 te staan en hoe men het van de mensen kan gedaan krijgen in koude en regen en wind de dood te gaan trotseren... Ik heb er al zo dikwijls aan gedacht: wat voor wonder dingen het is de macht die de ene mens uitoefent op de andere; - dat men het aanvaardt alsof het zo hoorde omdat het altijd zo geweest is... Ik heb het al meer nagegaan zelfs met kinderen die men straffen moet, dat men ze nader roept om hun straf te ontvangen en dat ze zich gedwongen moeten overleveren en weerloos staan in de afwachting van 't geen gij ermede uitrichten wilt. Dat heeft me altijd pijnlijk getroffen en ik heb telkens schaamte gevoeld om iemand te straffen en gebruik te maken van mijn overmacht. Ik heb er altijd naar getracht nergens enige meesterschap te moeten uitoefenen, want het grondgedacht dat men zich tegenover zijn medemens aanstelt als arbiterGa naar voetnoot2 om goed te lonen en kwaad te straffen, is te idioot om uit te denken, late varen dan nog veel erger om voor zulke subjectieve beweegreden, een evenmens in zijn vrijheid te krenken of een mening op te dringen! Maar zonder dat is de samenleving niet mogelijk, antwoordt de zedeprediker en de wetgever daarop. - 't Kan heel goed zijn, maar ik denk er liever niet aan en bemoei me daarmede niet. Ik stel me soms de vraag: als men nu eens aan al de soldaten die in 't veld staan, de vrije keus liet: naar huis te gaan of te blijven vechten?... hoeveel zouden er blijven, als alle lichamelijke en zedelijke druk wegviel?... En wat zou er nog overschieten van die roemrijke deugden, zoals: vaderlandsliefde, heldenmoed, opoffering enz.? En wat ware het gevolg? Dat de diplomaten naar andere mid- | |
[pagina 398]
| |
dels zouden uitzien om hun geschillen te vereffenen. Binnen een paar duizend jaren zal men misschien inzien dat het zo eenvoudig was te doen maar dat er nog te veel wilde drift het brein van de mensen benevelde om die eenvoud toe te passen; - de waanzin heerste nog te veel op de wereld. Er is echter niet veel hoop dat het eens zal veranderen of verbeteren; - het schijnt veeleer een natuurlijke eigenschap te zijn waaraan het hele mensdom, op gestelde tijden onderhevig moet blijven - een gesel waarmede het zichzelf slaat om te ontkomen aan kwalen die de gang van het maatschappelijk organisme zouden onmogelijk maken. We kunnen het beschouwen als een periodieke schoonmaak, - een algemene zuivering van de lucht, die op gestelde tijden losbreken moet, opdat wij daarna weer vrijer kunnen ademen en uit de algemene vernieuwing, het leven forser opschieten kan. Dat het ongeluk en de rampen van een oorlog niet zuiver uit door een aantal hooggeplaatste mensen veroorzaakt wordt, maar veeleer aan oorzaken vastligt die met diepere natuurwetten verbonden zijn, blijkt vooral hieruit: dat een oorlog, menselijk gesproken, onmogelijk zijn zou en nog meer: dat een oorlog telkens verschijnselen en eigenaardigheden meebrengt in het menselijk gemoed, die ermede verbonden schijnen als de koorts met de ziekte. - Er is vooreerst de Haat, de algemene, de onberedendeGa naar voetnoot1 haat, die zelfs zijn grond mist, tegenwoordig, van een rassenhaat te zijn - maar die niettemin met dezelfde hevigheid als vroeger onder de wilde volkstammen, losbreekt en over de wereld rondvaart als een verschroeiende simoun - die niet alleen de krijgers bevangt - die er hun moed en heldhaftigheid door aanvuren - maar ook de hele burgerbevolking... bezielt, zonder dat men al eens navraagt waarom of wie men haten moet, doch enkel toegeeft aan een drift die een burgerdeugd geworden is. Er zijn nog andere verschijnsels die als onmiddellijk gevolg van de oorlog opduiken en waarvoor men geen naam vindt: de totale omwenteling in de begrippen van zedelijkheid en eerlijkheid' - de volledige ontkenning van al hetgeen men placht te aanzien als menselijke waardigheid - een ontaarding en verwarring in geest en gemoed die aan 't ongelooflijke grenst. Benevens de schoonste voorbeelden van opoffering en edelmoedigheid, | |
[pagina 399]
| |
duikt er op: de onbarmhartigste hondsheidGa naar voetnoot1 tegenover de evenmens, de uiterste ikzucht en onbeschaamste woeker. In de begrippen van vaderlandliefde en burgerdeugd zelf ontstaat de ergste verwarring en inconsequentie, en men ziet de haat voor de vijand wegvallen om plaats te maken voor nijd en afgunst tegen eigen landgenoten;... die twee tegenstrijdige gevoelens wisselen elkaar af, of duiken samen op naarmate de omstandigheden het meebrengen. Waar het de belangen of de drift vereist, gaat de luid uitgeschreeuwde haat en weerzin voor de vijand zich leggen, als er maar kwestie is van voordeel of profijt en 't geen men bij zijn gebuur heeft gelaakt en aangeklaagd als verraad, zal men voor zichzelf, met een schijnreden vergoelijken en uitvoeren. Er zijn er die van de toestand menen te mogen gebruik maken als op vasten-avond, waar al wie iets tegen zijn buurman op 't hart heeft, een masker aantrekt om eens duchtig, maar ongestraft, zijn gal te kunnen uitspuwen. Nu heeft men maar een naamloze brief te 'schrijven en zijn eigen landgenoten bij de vijand aan te klagen van ingebeelde misdrijven om 't genoegen te smaken zijn wraaklust te voldoen die ontstaan is misschien uit kleinzielige nijd of een kinderachtige straatjesruzie of dorpsijdelheid. Driften en laagheden krinkelen dooreen en zijn vervlochten met de verhevenste uitingen van zelfverloochening en het moedigst gedragen lijden - het is een warboel van uitersten en tegenstrijdigheden; men verliest er de zinnen bij en geraakt er onmogelijk wijs uit, zodat men veelal met verachting en misprijzen de schouders ophaalt en verder gaat, maar telkens weer stilblijft en verbaasd opziet voor zoveel onzin en beschaamd wordt tot het mensenras te behoren. Men begint te twijfelen of het met die 4000-jarige beschaving wel ernst is en de schepselen Gods, die met reden en verstand begaafd zijn, niet lager staan dan sommige andere soorten van het dieren- of plantenrijk? Ik ben overtuigd dat de bomen zich ondereen deftiger gedragen. Ik herinner me eens gelezen te hebben dat er op sommige heel hoge bergtoppen, de lucht zo smetteloos zuiver is dat men er, zonder aseptieke voorzorgen, heelkundige operaties zou kunnen uitvoeren en zonder sterilisatie, eetwaren inmaken en vlees en melk er bewaard blijven voor verderf... op één voor- | |
[pagina 400]
| |
waarde nochtans: dat de mens die de bewerking doet, in acht neme dat hij tegen de wind gekeerd sta, of dat anders de miasmen uit zijn kleren en uit zijn lijf, door de luchtstroom meegevoerd, het bederf verspreiden en over zetten... Op zulk een hoogte en in zulk een verheven zuiverheid meende ik dat we gekomen waren bij 't uitbreken van de oorlog. De godsvrede had alle inwendige onenigheden doen ophouden en bracht ons een sereniteit van denken en voelen, waaraan we niet gewend waren. Men voelde het als een verruiming in heel de samenleving - er was alleen de strijd tussen absoluut recht en onrecht; - we waren overtuigd van de heiligheid van onze zaak en die overtuiging had al het andere op het achterplan geschoven. We verkeerden in een heilige opgetogenheid die zich uitte in hulpvaardigheid en edelmoed - alle eigenbelang werd van kant gezet, - er was één stroming van broederlijke liefde en heerlijke offervaardigheid - we zouden het lijden onder ons verdelen, malkaarGa naar voetnoot1 het lot verzachten om samen te genieten van de glorierijke overwinning... Maar dan is de luchtstroom uit een andere richting gekomen en de besmetting die uit de onzuivere kleren is opgewaaid, heeft het verderf verspreid over de omgeving. Het heeft te lang geduurd; wij hebben te veel tijd gehad tot nadenken - het oude kwaad is bovengekomen en we hebben onze schone godsvrede niet kunnen volhouden tot de grote kamp was uitgestreden. Nu moeten wij er de terugslag van ondervinden. Hetgeen ons indertijd zo zeer verwonderde en ontstemde omdat de Stedehouder van Rome aarzelde en zich onthield een categorieke uitspraak te doen en de partij van het onrecht te veroordelen, blijkt nu, achteraf beschouwd, eerder een wijze en voorzichtige maatregel geweest te zijn, daar we nu zelf inzien hoe die twee dingen - recht en onrecht - ineengevlochten en verstrikt zitten zodat ze uit elkaar niet te verkennen zijn. Er lijkt niet anders te doen dan de ziekte te laten uitwoeden en de krijgsvoerenden aan hun lot over te laten, - te berusten met de hoop dat er, uit de algemene verwarring, en door de tussenkomst van een Hoger Inzicht, een wending zal gegeven worden | |
[pagina t.o. 400]
| |
De molenaar van Tiegem, vriend van Streuvels, Hector Vindevogel, alias Torie Mulders.
Het gemeentehuis van Ingooigem in de jaren 1930. Rechts de poort waar Streuvels gevangen zat.
| |
[pagina t.o. 401]
| |
De twee oudste kinderen van Streuvels, Paul en Paula Lateur, 1 november 1912.
| |
[pagina 401]
| |
die een nieuwe orde zal doen ontstaan en alles in zijn recht herstellen. Intussen zullen we maar voort hout kappenGa naar voetnoot1 en stil in ons kluis, het onweer laten overgaan. | |
8 januari 1915.De boeren trekken weer met hun peerden naar een gedwongen keuring. Om het aan te zien, is het alsof ze naar een kermis reden, maar ik vermoed wel dat er meer dan één met de vrees in 't gemoed zit in de onzekerheid of hij wel... te paard zal terugkeren?... Te Kortrijk werden 60 mannen opgeroepen om naar 't front te gaan werken. In de optocht zijn er een twintigtal gaan lopen en de overige hebben de Duitsers dan maar teruggestuurd. | |
9 januari 1915.De oorlog heeft van die onverwachte gevolgen en het blijft altijd waarheid: iemands dood is iemands brood. Sedert lang was de kantnijverheid vervallen en nu komt er opeens een nieuwe opbloei - de Duitsers kopen kantwerk en sturen het naar hun vrouw als geschenk. Men ziet het al dadelijk aan de winkels in Kortrijk waar al de verschillende soorten van dat eigenaardig Vlaams kunstwerk ten toon ligt gespreid. De meisjes hier op de streek, die uit hun dienst ontslagen zijn of anders zonder werk waren, kunnen nu hun brood verdienen op het kantkussen. Een andere bloeiende bezigheid is de wildstroperij. Sedert er oorlog is, bestaat er geen jacht meer en de boswachters en toezieners hebben al hun ontzag verloren omdat ze zelf geen geweer meer hebben, zodat iedereen die maar lust heeft in 't vak, zijn hart kan ophalen. De hazen denken waarschijnlijk dat de wereld herschapen is in een Aards Paradijs; - ze komen hier spelen tot bij de voordeur... en ze worden onbeschaamd. Nu genieten we al de voordelen van te wonen op een kleine, afgelegene gemeente. Hier laten we ons keersje branden zolang we maar willen en we storen ons niet het minst aan de ontelbare verordeningen en wetten die altijd maar opnieuw uitgevaar- | |
[pagina 402]
| |
digd worden; - we zien geen enkele Duitse soldaat op heel de streek. We mogen ons vrij bewegen zonder vrees om opgepikt te worden. Ge moet integendeel de mensen horen klagen te Avelgem, te Deerlijk, Vichte en te Anzegem waar alles op de puntjes gaat en de Militaire Polizei dienst doet... Hier schijnt men ons een beetje vergeten. De enige die er onder te lijden heeft en tamelijk veel last wordt aangedaan, is onze burgemeester en de secretaris, voor wie het werk vertiendubbeld is. De veldwachter heeft het ook niet gemakkelijk onder het Etappen-Bestuur. Gister was hij op ronde bij al de boeren van de gemeente met 't bevel: dat de peerden, met hun gareel op, donderdag moesten naar de plaats komen; - als hij gedaan heeft met zijn lastige tocht door regen en wind en beslijkte straten, vindt hij te huis een tegenbericht en hij mag morgen zijn toer herbeginnen. | |
10 januari 1915.Storm in de nacht met fel geschut. We vernemen dat Douai, Valenciennes en Arras door de Fransen zijn ingenomen...???Ga naar voetnoot1 Er komt dus toch beweging in en we mogen ons hier weldra aan de uitwerksels verwachten. Wat zou ik in zulke omstandigheid niet geven om maar een Hollands dagblad te kunnen lezen waar het ‘nieuws’ op betrouwbare wijze wordt medegedeeld?... 't Belang in onze eigen bladen wordt al minder. 't Geen hier onder Duitse censuur verschijnt, voldoet de mensen niet - ze stellen er geen vertrouwen in; - de mededelingen zijn al te eentonig. Het luidt onveranderlijk altijd: - Oostelijk front: ‘Duizenden Russen gevangen genomen. Westelijk front: De aanvallen van de vijand zijn bloedig afgeslagen...’ Als de Duitsers niets te verduiken hadden, zouden ze ons alle bladen laten lezen, zeggen de mensen en dat verstrekt hun in het wantrouwen en zet de drift aan om, op alle mogelijke wijze aan... nieuws te geraken. De schone, zonnige dag eindigt met stormwind en regen, waardoor de zware rommelslagen, als van de donder, heen-dreunen. 't Wekt een gevoel van verschrikking bij de gedachte alleen aan wat er ginder gebeuren moet waar men maar altijd blijft doorvechten in zulk een afgrijselijke nacht. | |
[pagina 403]
| |
11 januari 1915.'t Weer is opgeklaard. In de ochtend vaart hier een vreemd tuig door de lucht - iets als een langwerpige ballon die in 't midden doorgeknakt is en die, zonder stuur, met de wind meedrijft als een wrak aan zichzelf overgelaten. Men zegt dat Oostende door de Engelsen is ingenomen...???Ga naar voetnoot1 De boeren die vandaag stro geleverd hebben voor de Duits en terug keren van Anzegem, hebben er een mesdagGa naar voetnoot2 van gemaakt, ze zien er hoegenaamd niet verdrietig uit en praten luider dan gewoonlijk... | |
12 januari 1915.Vandaag een nieuwsblad bemachtigd uit Gent waarin niets anders gemeld staat tenzij dat er geen brieven voor Holland meer aanvaard worden in het Nederlands Consulaat. Het is ons dus totaal onmogelijk geworden met Holland te corresponderen en we zien alle verbinding afgesneden - tot verder orde. Goed maar dat we nog over andere middels beschikken... Men heeft hier op 't dorp twee uniformen van Duitse soldaten gevonden, - die waarschijnlijk voortkomen van Elzassers die de ijzerweg bewaken. Het geval wekt onrust en verlegenheid onder de bevolking, want op de manier waarop de Duitse overheid de verantwoordelijkheid verstaat, zou de gemeente daarvoor te vergelden hebben. | |
13 januari 1915.In de nacht herbegon het geschut met nieuwe hevigheid; - het zijn de doffe brommers niet meer, maar heldere, korte slagen met onderscheidene galm en, er tussenin, slagen die van veel verder schijnen te komen. Wonderlijk hoe de mensen dat nauwlettend nagaan en hoe het telkens weer onrust en angst verwekt. Zijn de kanonnen nu dichter opgesteld of schiet men op zekere punten van 't front waar het geluid beter tot hier doordringt? Opmerkelijk is 't dat wij telkens veel beter de slagen horen als het stil weder is en de wind in tegenovergestelde richting waait van het slagveld, - 't geen men anders zou verwachten. In elk geval is er iets ernstigs aan de gang en in de nacht en heel de morgen was het vreselijk om aan te horen. | |
[pagina 404]
| |
Onder de bevolking komt al meer de mening dat er eerstdaags verandering komt in de toestand; - waarop die mening gesteund is blijkt niet duidelijk - het zijn al losse geruchten en nu spreekt men bijzonderlijk van ongewilligheid bij de Duitse soldaten die zouden weigeren te vechten. Dat is genoeg om bij ons volk er de moed weer in te brengen en de opgewektheid. Vandaag hoorde ik hier op straat luidkeels het volgende liedje zingen: De Keizer in de ketel,
Onze Koning in de zetel,
De Fransen in Berlijn,
En dan zal het weer kermis zijn!
Van een andere kant echter wordt men dan herinnerd aan de ellende en de stijgende nood die opkomt als een dreigende vloed. Laat in de avond krijg ik bezoek van een dorpeling die mij spreken komt om een roeringGa naar voetnoot1 in gang te zetten en opstand te maken om alzo het gemeentebestuur te dwingen maatregelen te nemen in de verkoop van de tarwe die fantastische prijzen bereikt. Mijn zegsman beweert te weten dat er vreemde tarwe aangekomen is, maar dat de gemeenteraadsleden - die zelf boeren zijn - die tarwe inhouden om hun voortbrengst aan hoge prijs te kunnen verkopen... Als dàt waar zou zijn? Ik voorzie dat we hier dingen zullen zien gebeuren gelijk ten tijde van Karel de GoedeGa naar voetnoot2... Met veel praten heb ik mijn man kunnen bedaren en hem beloofd dat ik de toestand onderzoeken zou. | |
14 januari 1915.Tamelijk geschut, zonder dat we een uitslag vernemen. 't Geen elders gebeurd is van voor lang reeds, moeten wij nu ondervinden. Na de peerden, koeien, zwijnen, haver, stro, wordt de wijn nu ook opgeëist: Ingooigem moet tegen morgenavond 500 flessen wijn leveren! Een kleinigheid inderdaad, vergeleken met 't geen elders werd geëist, maar toch is de burgemeester fel in de weer om dat aantal bijeen te krijgen. Die | |
[pagina 405]
| |
wijn, zeggen de mensen, moet dus dienen om de Duitse soldaten moed te geven om ons eigen jongens te gaan bevechten... Over de tarwe is geen voldoende bescheid te bekomen; - de wetgeving is er (de hoogste prijs was bij 't begin van de oorlog gesteld op 21 franken) maar er bestaat geen uitvoerende macht en de bezitters maken er onbeschaamd gebruik van om 100 en 125 franken te eisen. Wat zal er van de kortwonersGa naar voetnoot1 geworden die alles moeten kopen en zonder middels zijn?... In deze bewogen tijden gaat het met ons gemoed gelijk met de mystiekers, die van de hoogste toppen van de vervoering, weer neertuimelen in de diepste neerslachtigheid en al de angsten van de wanhoop ondervinden; - het gaat ons als de zieken die lijden aan wisselkoorts, - bij de minste aanleiding gaan we op in goede verwachting en de blijde uitkomst schijnt ons nabij; en dan weer ontvalt ons de moed en krijgen we de indruk dat alles om ons wankelt en we tevergeefs rondzoeken naar iets waaraan we stand kunnen nemen.Ga naar voetnoot2 Van buiten beschouwd, schijnt het inconsequentie, maar wij die het van nabij nagaan, mogen zeggen dat het de normale toestand geworden is en het niet anders kan. Vroeger hadden we allen de overtuiging dat ons gemoed onverroerbaar was en vaststond als een boom, maar in die wereldstorm laten we ons slingeren en plooien als een riet voor alle winden... Het kleine kringetje waarin wij ons vrij bewegen kunnen, wordt altijd dichter toegehaald en waar ik eerst de gelijkenis bedacht van de ijsbeer in zijn kooi, zou het voortaan beter passen te spreken van het konijn op zijn bank... Om uit te zettenGa naar voetnoot3 met een voertuig valt er niet meer te denken en de wegen zijn te morsig om te voet te gaan; licht en vuur worden al duurder en schaarser en aan dat keersvlammetje kan ik me maar niet wennen. Daarbij, er spookt me nu altijd iets voor de geest dat ik niet meer verdrijven kan: er was een tijd dat ik me in mijn toestand getroostte met 't gedacht aan mijn armoede en verlatenheid omdat ik wist dat vrouw en kinderen, in een welverlichte kamer, vrij van zorg en buiten alle oorlogsgevaar, in veiligheid waren, - nu echter komt me dat afscheid op het perron te Amsterdam voor als iets zo onzeggelijk treurigs en | |
[pagina 406]
| |
wekt in mij een wroeging alsof ik daar iets misdaan had; - ik sta hier voor het alternatief: wat is er best? hen buiten het mogelijke gevaar en de onaangenaamheden van de oorlogstijd laten,... en het heimwee en 't verlangen om samen ons huiselijk leven van vroeger te hernemen, weg te duwen en te overwinnen, ofwel: het wagen en zeggen: kom terug!??? Ik voel de verantwoordelijkheid wegen en weet niet wat er best is. Veronderstel dat de toestand nog maanden - of jaren! - onveranderd voortduurt?;... ten andere, onmiddellijk gevaar is er niet; - wie kan er voorzeggen dat hier op de streek nog iets gebeuren zal? En er zijn reeds zoveel mensen teruggekeerd... Eens dat de ongerijmdheid van het ontwerp is weggepraat en dat men zich aan de mogelijkheid van de uitvoering heeft gewend gemaakt, is de rust gaan vliegen; nu zal dat voortaan mijn leid-gedachte zijn. Mijn besluit is: in elk geval uit te zien naar een middel om nog eens in Holland te geraken, ginder de kansen te bespreken en hun ten minste de gelegenheid laten terug te keren. | |
15 januari 1915.Ik verveel me, doch niet meer op dezelfde manier als vroeger; mijn verveling is van kalme en gelaten aard, omdat ik weet dat er toch eens een eind aan komt - dat het alleen kwestie is van tijd en dat we naderhand, zoveel te meer genieten zullen van 't geen we vroeger niet beseften. Laat het gewone, huiselijke leven, met de gezelligheid en de vrijheid maar eens weerkeren, we zullen ons in de hemel wanen! De mensen al om 't even, worden het moe en vinden het vervelend; - ze stellen hun hoop en verwachting op vaste datums en, al komt het ook telkens weer bedrogen uit, toch geven ze het niet op. 't Was immers op vandaag, 15 de, dat het leger van KitchenerGa naar voetnoot1 moest in werking komen en de jongens van de klas van 1914 naar 't front zouden gaan. Het kanon is echter niet buitengewoon bedrijvig en verder vernemen we niets dat aan een ontknoping doet denken. We zullen ons geduld nog maar wat oefenen en onze verveling wegduwen. Ik overpeins soms hoeveel vreselijker het wel zijn zou als | |
[pagina 407]
| |
men zolang aan zichzelf moest overgelaten blijven en opgesloten leven in vredestijd. Nu hebben we tenminste de troost dat we in geen uitzonderlijke toestand verkeren en heel het maatschappelijk leven is opgeschorst. In gewone tijd ook is de gedachtengang heel anders; we denken over een breder plan - men zint over 't verleden en de toekomst terwijl het tegenwoordige als in een wervelwind voorbij stormt; - sedert de oorlog echter, is die orde helemaal weggevallen - het verleden is als een onnuttigheid verdwenen en de toekomst is zo duister, zo vol verrassende mogelijkheden van alle aard, dat we er maar niet aan denken. Al de gedachten staan alleen op het heden, - op de gebeurtenissen die ons alle dagen te wachten staan. We bevinden ons omtrent in de toestand van een koordendanser die de ledige ruimte achter en vóór zich voelt en maar alleen bezig is en oplet met het streepje waar hij de voet neerzet, om niet te vallen. Zou er dan toch iets nieuws gebeuren? In de avond zien we tegen de zuiderhemel, gulpen licht opslaan uit kanonnen waarschijnlijk waarvan het geluid niet tot hier doordringt. Een man langs de baan vertelt me: dat àl de soldaten uit Kortrijk vertrokken zijn. Wat hij bedoelt met ‘àl de soldaten’ kan ik er niet uitkrijgen, maar toch is het zijn overtuiging: dat de Duitsers al hun macht willen gebruiken om een grote slag te wagen. We zullen er dus maar nog eens op slapen en zien of er morgen meer nieuws te verkrijgen is. | |
16 januari 1915.Daar alle mogelijkheid om brieven te zenden of te ontvangen, is weggevallen en er bijgevolg geen middel meer bestaat voor de ouders nog nieuws van hun jongens uit het leger te krijgen en iedereen met de angstige twijfel rondloopt of de naastbestaanden nog leven of niet, heeft men er nu iets anders op gevonden om te voldoen aan die nood naar nieuws en zekerheid. Waar de natuurlijke middels ontbreken, nemen de mensen hun toevlucht tot bovennatuurlijke en men heeft er evenveel betrouwen in. De zaak is heel eenvoudig. 't Zijn meest meisjes en vrouwen die zich aan de geheimzinnige praktijk wagen - de zusters en de moeders van soldaten waarover men enig nieuws wenst te vernemen. Om de bewerking goed te | |
[pagina 408]
| |
doen gelukken wordt de medewerking van de personen geëist. De omstaanders hoeven maar enkel aandachtig toe te zien en de bezigheid niet te storen door lachen of praten. Men neemt een gebedenboek en legt het open aan de bladzijde waar Sint-Jans Evangelie gedrukt staat; daarop plaatst men een tamelijk grote sleutel en vouwt het boek toe en bindt het dicht met een koord, zodat de sleutel aan weerszijden van het boek - onder en boven uitsteekt. Twee personen gaan nu tegenover elkaar staan met de wijsvinger uitgesteken,Ga naar voetnoot1 zodanig dat de twee toppen elkander raken; in 't midden nu, tussen die twee vingers, wordt de sleutel bij het oog opgehangen, zodat het gebedenboek er los, maar roerloos tussen blijft. De twee vrouwen houden zich zo stil mogelijk en staren op het boek, terwijl een derde vrouw luidop Sint-Jan's Evangelie voorleest. Als men gekomen is aan: ‘Het Woord is Vlees geworden en Het heeft onder ons gewoond...’ springt de sleutel op van tussen de vingers en valt met het boek op de grond. In dit geval is het een zeker teken dat de soldaat of andere persoon die opgeroepen werd, nog in leven en welvarend is; maar is 't datGa naar voetnoot2 de sleutel bij die woorden roerloos blijft hangen en de vrouwen die. hem houden, de schok niet voelen, dan is de persoon gesneuveld en overleden. Al die er aan meededen of de bewerking bijwoonden zijn overtuigd dat het onfaalbaarGa naar voetnoot3 is want, hoe dikwijls men ook de proefneming herhaalt, toch bekomt men altijd dezelfde uitslag en het is nog nooit gebeurd b.v. dat men van iemand die men dood en overleden weet, de sleutel heeft zien verroeren... Ik heb getracht te achterhalen wie er dat kunstje aan de hand had gedaan of uitgevonden, en men zegt mij dat het komt van de paters uit een klooster van Kortrijk;... dat de pastoor van Zwevegem het middel zelfs heeft aanbevolen in de preekstoel. Als 't waar is??? want tegenwoordig weet men geen onderscheid te maken (bijzonderlijk onder dat slag mensen) tussen een afkeuring of een goedkeuring. Maar toch verwekken de uitslagen van de proefneming de droefheid of de vreugde, al naarvolgens de uitspraak van het orakel. | |
[pagina 409]
| |
17 januari 1915.De donkere zes wekenGa naar voetnoot1 zijn voorbij. En nu we LichtmisGa naar voetnoot2 ook al zien naderen, is het alsof we 't al ontvlogenGa naar voetnoot3 waren. De dagen lengen dat we 't gewaar worden... maar over dat lengen geraken de mensen lelijk in de war, omdat de kennis van het juiste uur een mythe geworden is. Het uurwerk op onze kerktoren heeft de zotste kuren; er is vooreerst maar één wijzer op en die heeft dan nog de slechte gewoonte neer te vallen als er een wagen over de straat voorbijrijdt, - zodat het torenuur niet te raadplegen is en er een soort anarchie heerst omdat iedereen er een eigen tijdrekening op nahoudt. Dat is ook de oorzaak dat voor de enen de lengte van de dagen dapperGa naar voetnoot4 invalt, terwijl het voor anderen buitengewoon lang donker blijft... In de plaatsen waar het Duitse uur ambtelijk werd opgedrongen, is het nog veel erger en de verwarring algemeen; - verbeeld u dat het daar om elf uur middag is en wat het voor een huisvrouw te beduiden heeft, al haar bezigheden één uur later te moeten klaar hebben dan de tijd het aanwijst. In alle geval geeft het weer moed te denken dat de winter gekeerd is en de uitkomende [lente] heeft voor ons iets in van de belofte van een verlossing. - Wij hebben de kostelijkheid van het daglicht leren waarderen. Als het maar nooit zondag was! 't Is de gedwongen werkeloosheid die de verveling meebrengt; we zijn niet gewend die dag iets uit te richten en nu, dat er aan verzet of lustGa naar voetnoot5 niet te denken valt, gaat het toch niet om ernstige bezigheid aan te vatten en iedereen zit in zijn huis, de verdrietigheid te ondergaan van de dag. De lucht is grijs, de wind vinnig koud en buiten is niets te zien of te horen, zelfs geen kanongeschut. Aan gevaar of vrees voor een achteruitrukken van de Duitsers geloven of denken de mensen zelfs niet meer, want de 15 de is nu ook alweer voorbij zonder dat de beruchte gebeurtenis die ons voorspeld werd, heeft plaats gegrepen. De meest begeesterden geven het op en wetenGa naar voetnoot6 er geen reden voor te vinden. De eentonigheid van de lange reeks mededelingen met | |
[pagina 410]
| |
niets dan altijd het winnen of verliezen van enige ellen loopgracht, heeft de mening gewekt: dat er niets gewichtigs meer kan gebeuren en het met de oorlog op die wijze tot in de eeuwigheid voortduren kan. En toch blijft het bij ons allen de vaste en onwankelbare overtuiging: dat de Duitsers de nederlaag moeten behalen. Onze mening is misschien op niets gesteund - het is eenvoudig het voortbestaan van 't geen er bij 't begin van de oorlog algemeen beweerd werd: dat het alleen kwestie was van tijd en men de vijand ging uitputten... Als we 't nu achteraf beschouwen, moeten we toch bekennen dat er van al die beweringen veel afgevallenGa naar voetnoot1 is en de Duitsers het tot hiertoe kranig volgehouden hebben. Het moet een geweldige indruk maken op de soldaten als de Keizer in een toespraak zeggen mag: 't is vijf maanden dat we oorlog voeren tegen een verpletterende overmacht die ons van alle kanten omringt, en geen enkele vijand zet nog een voet op Duitse bodem. Maar, God weet, vinden koningen en generaals aan de overkant van 't front, niet nog veel sterkere machtspreukenGa naar voetnoot2 om hun volk op te beuren? 't Is maar dat wij er niets van gewaar worden en we aan ons zelf overgelaten blijven en niets hebben om onze moed op te helpen. En toch wil het er bij mij niet in dat we eens onderdanen van het Duitse rijk zouden worden; we zijn nog allen te vol van de verwachting en het verlangen naar de jubel en de losbrandende geestdrift van een zegepraal en we stellen ons maar voor wat het zal zijn als de koninklijke familie haar blijde intrede doen zal in Brussel; - we verwachten ons nog altijd maar aan de feesten over heel het land, eens dat de begeesterende blijmareGa naar voetnoot3 over de wereld wordt gestuurd van een gelukkige ontknoping en een vaste vrede, - als we onze soldaten zullen mogen verwelkomen en er in elk huisgezin kermis zal gehouden worden en eindelijk alles weer worden zal... gelijk het eens geweest is en we ons vrije, geruste leven zullen kunnen hernemen... | |
[pagina 411]
| |
prazelenGa naar voetnoot1 en 't wordt een lust bomen te planten en te snoeien. De tijd is inderdaad niet meer zover af dat we nieuw groen zullen zien de grond ontspringen en de zon het aanschijn van de wereld zal verblijden. Me dunkt - en veel mensen met mij -dat we met de lente al teenegaderGa naar voetnoot2 een oplossing en een einde aan de toestand mogen verwachten. Of is het alleen maar dat, als de lente en het schone jaargetijde er eens zijn, de oorlog ons niet meer zoveel schelen kan en we het lichter opnemen??? De grote en enige nieuwigheid vandaag, 't is dat we geschut horen uit het zuiden waar we 't sedert 't begin van de oorlog - sedert de gevechten bij Doornik, Mons en Charleroi, - niet meer uit die richting gehoord hebben. Is men op dit punt van 't front weer aan 't gevecht en heeft de strijdlijn zich aldaar verplaatst? We zitten desaangaande in de donkerste onzekerheid en kunnen alleen gissingen maken. Ik verwacht echter dat het niet lang duren zal eer er commentaar over het geval zal rondgestrooid worden. Daar heb ik er waarachtig al een die van Doornik komt en vertelt op een plakbrief gelezen te hebben: dat Douai, Valenciennes en Arras in de handen van de Fransen zijn... Hoe brengt men dit echter overeen met 't geen vandaag in de bladen wordt medegedeeld: alsdat er een groot gevecht plaats heeft bij Soissons, waar de Duitsers een overwinning behaalden? Als men de ligging nagaat van die steden, blijkt het maar al te wel en is het teenemaalGa naar voetnoot3 onmogelijk dat Valenciennes kan ingenomen worden door de Fransen als er rond Soissons gevochten wordt! Bij zulk een contradictie verliezen de mensen echter het geloof en vooral het vertrouwen niet. Wij deden indertijd ons beklag over de opstel van de militaire mededelingen van het Belgisch leger, maar 't geen we nu uit Duitse vertaling, in onze gecensureerde bladen te genieten krijgen, is nog van een ander soort! Nu ware 't geschikte ogenblik om met een woordenboek van germanismen en bijzondere barbaarse zinswendingen voor de dag te komen. Wat moet een gewone buitenmens daarvan mededragen. Nu er geen middel meer bestond, heb ik er toch een ontdekt om brieven in Holland te krijgen. Het is wel heel ingewikkeld | |
[pagina 412]
| |
en er komen misschien een half dozijn mensen bij te pas, maar het gaat toch en alhoewel ik niets te schrijven heb, kan ik die pas ontdekte gelegenheid niet laten voorbijgaan zonder er gebruik van te maken. Als men er zich toe zetGa naar voetnoot1, ondervindt men dat er duizend dingen te zeggen zijn en nog maar even is de brief geschreven, daar is het verlangen al reeds om hem ter bestemming te zien. Maar nu hebben wij bij 't brieven schrijven de gelatene geduldigheid gekregen van de landman die een jonge boom heeft geplant -: als hij de poteGa naar voetnoot2 er goed heeft ingestopt, verlaat hij de plaats met 't gedacht: groei nu maar! En zo doen wij ook als wij de brief overhandigen, we zeggen: nu kan hij aankomen. 't Bijzonderste genot geeft nog wel het schrijven zelf, - men heeft de illusie van een gesprek; 't overige laat men aan de kansen van het lot. Als we dan veel later vernemen dat het mislukt is en de brief verloren is gegaan, voelen we niet meer de spijt van de ontgoocheling en we herinneren onszelf niet duidelijk meer 't geen we met zoveel zorg en kommer hebben willen mededelen. 't Zou nu eigenlijk wel van pas komen te schrijven 't geen ik meer dan eens aan 't slot van een minnebrief heb gelezen: Brief, vertrek van hier, over bergen en door dalen, tot gij in de handen van mijn allerliefste zult vallen... | |
19 januari 1915.We zitten in een natte dooimist - tranerig weer en vochtig, zwoel en ongezond. Doffe kanonslagen de dag door, zonder dat men juist bepalen kan uit welke richting. Vandaag heb ik een liter petrool kunnen kopen aan twee franken plus een exemplaar van mijn laatst verschenen romanGa naar voetnoot3, 't geen heel duur wordt, maar ik zou toch gaarne een stel van mijn volledige werken afstaan om maar meer van dat kostelijke vocht te kunnen bemachtigen. Nu ga ik me weer de weelde vergunnen van een lamp en, uitgestrekt bij het vuur, geniet ik van het heerlijke, zachte licht dat mijn kamer vervult. Ik voel me rijk in die gouden schijn en niet zonder reden, want de keizer van China gebruikt geen brandstof om zijn binnenkamers | |
[pagina 413]
| |
te verlichten, die duurder kost dan de mijne... Ik voel de lust een ode te schrijven aan de petrool, ware 't maar niet dat het woord zo banaal klinkt en er aan de zaak zelf een geurtje is. | |
20 januari 1915.In de nacht was er geweldig geschut zuidwest; - in de dag herneemt het hoog in 't westen. Ik verneem dat er bevel gegeven werd te St.-Denijs, Dottignies en omstreken, dat de bewoners moeten binnen blijven en deuren en vensters gesloten houden. Te Moen, op de Keiberg - een uur van ons gelegen - worden er kanons opgesteld. Dat nieuws wekt een ongehoorde opschudding over de streek. Het langverwachte zou dus nu een aanvang nemen...? En deze die al maar beweerden dat er tussen Schelde en Leie nooit zou gevochten worden, staan er nu bij versteld en weten geen uitleg te geven. Met de burgelijke sleur van 't leven die reeds hernomen was, is het ineens uit, - alles staat weer stil en men spreekt niet meer van de duurte van 't graan, kolen en zout, maar enkel nog van voorbereidselen om te vluchten... als er iets moest gebeuren. | |
21 januari 1915.Regen en wind met kanonslagen er doorheen. De gazetten schrijven dat de soldaten tot aan de schouders in 't water en de modder staan en niemand vooruit kan. Dat nieuws stelt de mensen hier een beetje gerust en men wacht nog met het inpakken om te vluchten. Er heeft ten andere nog niemand komen bevestigen dat hij de kanonnen gezien heeft te Moen. Het orakel van de sleutel en de kerkboek wordt over heel de streek geraadpleegd. Op sommige dorpen doet men nog andere proefnemingen om de toekomst te voorspellen; - maar dat gebeurt meest in herbergen en ik vermoed dat het meer een aanloksel is om klanten te winnen. De baas heeft namelijk een wit ganzenpluimpje en als men, met één oog daardoor heenkijkt naar 't licht van de lamp, ziet men onderscheidelijk de kleuren van de Franse vlag - blauw, wit, rood. Een teken dat de Bondgenoten zullen zegepralen, want; ... naar men beweert, voerde men datzelfde spelletje ook uit in de jaren '70, met dit verschil: dat men toen onveranderlijk de kleuren van de Duitse | |
[pagina 414]
| |
vlag te zien kreegGa naar voetnoot1. 't Is om 't even hoe men het aanlegt, als de mensen er maar moed en vertrouwen uit halen. | |
22 januari 1915.'t Weer is opgeklaard en in lichte vorst veranderd. Nu komt ook de opheldering in de zaak van de kanonnen te Moen. 't Zijn de recruten die in Kortrijk geoefend worden, en naar buiten een loze oorlogGa naar voetnoot2 komen doen. Angst en vrees zijn dus weer verdwenen, maar ook de hoop op een ontknoping. Als we nu zware slagen horen heel in de nabijheid, weten we toch waaraan ons te houden en we zullen niet hoeven te gaan lopen. | |
23 januari 1915.'t Is windstil met lichte vorst en het geschut herneemt ten westen in alle hevigheid (niet te Moen maar in de gewone richting) en toch heeft het niet zijn gekende galm, - de slagen zijn doffer en buitengewoon zwaar en kort - iets als het ploffen van dorsvlegels in een schuurvloer waar reuzen aan 't werk zijn. In de nood leert men zijn vrienden kennen. Vandaag komt er een tot mij, van wie ik het niet zou verwacht hebben, die me toefluistert: ‘Hebt gij nog petrool? Zeg het aan niemand, maar we hebben er nog een paar liters en nu dat de dagen lengen, kunnen we het zonder wel doen... en mijn vrouw bracht me op 't gedacht met te zeggen dat gij hem voorzeker meer nodig had dan wij, omdat we zien dat er 's avonds laat altijd nog licht is aan uw venster...,,. Zulke gevoelens, die men anders nooit zou veronderstellen bij mensen, komen nu met de oorlog naar boven. Ik was er heel door aangedaanGa naar voetnoot3 en zit me nog te bedenken waarmede ik zulk geschenk vergoeden zal, want van geld of betalen wilde de man niet horen. ‘'t Is een plezier, mijnheer,’ zegde hij. Het wordt een hele zeldzaamheid als men zoiets krijgt. Tarwe, kolen, zout en veel andere dingen kosten duur, doch met geld kan men ze zich aanschaffen, petrool echter is in geen winkels meer te vinden... men moet hem krijgen van de goede mensen. | |
[pagina 415]
| |
24 januari 1915.Weeral een zondag. Geen hout te kappenGa naar voetnoot1 vandaag en geen werk in de lochtingGa naar voetnoot2. Te huis zitten uitkijken over de velden en mijmeren in neerslachtige moedeloosheid omdat er geen einde of uitkomst te verwachten is. 't Gedacht aan gezelligheid zelfs schijnt een spotternij, een boek kan me ook geen troost meer geven, - Shakespeare en Goethe schijnen mij dingen uit een andere wereld, waar geen menselijk betrekGa naar voetnoot3 meer mede bestaat, - heel mijn boekenrek gelijkt aan een apothekerswinkel met potjes en flesjes waarvan de inhoud nergens bij mijn geval te pas komt. Het is maar best zich helegansGa naar voetnoot4 aan de verveling en de moedeloosheid over te geven, om er het genot uit te halen. Als er maar wat meer afwisseling aan vast was en het zo wanhopig lang niet duurde om een dag de eeuwigheid te zien intuimelen! In de namiddag echter krijg ik bezoek van VerriestGa naar voetnoot5 en ik bewonder de oude man gelijk hij daar komt aangestapt, altijd even welgezind en opgetogen. Hij tenminste kan praten over allerlei dingen alsof het geen oorlog was en zijn geest blijft boven zweven zonder iets van zijn serene rust erbij in te schieten. Als wij ons maar altijd op een verhevene hoogte konden houden en de dingen waarin we leven, uit een verte en op een afstand beschouwen, alsof het ons niet aanging. Maar dan komt het ongeduld en de spijt omdat de verwachtingen verkeerd uitvallen en de wrevel omdat men zich heeft laten misleiden door lichtzinnige voorspiegelingen. Ik heb er voortaan genoeg van en het mag aflopen gelijk het wil als het maar gauw gebeurt. Ik begin te twijfelen aan 't geen Engeland en Frankrijk zo stellig verzekerden, op Rusland reken ik in 't geheel niets meer en al die grootspraak schijnt me nu van een ellendig allooi, een flauwe fopperij. De nieuwsbladen hebben ons dingen voorgelogen die achteraf beschouwd, schandalig lijken, en 't geen we nu te lezen krijgen is geneutraliseerd door de censuur en zo slap, futloos, onzinnig, aphoon, apathiek, insipide, inodoor, incoloor,Ga naar voetnoot6 en idioot dat men het moedeloos laat uit de handen | |
[pagina 416]
| |
vallen en liever niets leest dan nieuws op zulke wijze opgediend. De ambtelijke mededelingen zelf zijn zodanig opgesteld, dat men er alles van maken kan en ik doorzie hoe de mannen die aan dat karweitje zitten, al de moeite hebben om er een wezenGa naar voetnoot1 aan te geven. Want, is het de schuld niet van de oorlog zelf??? Een moderne veldslag moet een bedroevend vervelend ding zijn waarover, als het zo in de lengte wordt uitgerokken, er heel weinig valt mede te delen. Wat was het iets anders in de tijd als de scharen tegenover elkander stonden in 't licht van de dag en men op elkaar stormde al ineens met de overtuiging dat 's avonds zou afgelopen en beslecht zijn 't geen men 's morgens begonnen had? Nu echter gebeurt alles onder de grond en men mag te midden een slagveld staan zonder dat men er iets van gewaar kan worden, - met al de heldenmoed waarmede zo hoog wordt geroepen, schijnt het dat ons mensen niet meer bestand zijn om in massa [op] elkaar in te lopen en het is niet meer gewenst de uitvalGa naar voetnoot2 van een oorlog te laten afhangen van de spontane begeestering van een menigte; - men laat alleen nog het mecanisme aan 't werk om de manschappen te besparen, maar intussen stelt men ze tot aan de schouders in 't water; men laat ze vergaan van verveling ofwel doodmartelen onder de vreselijkste zenuwspanning. In de oorlog zou men moeten een wetgeving inrichten gelijk bij de hanengevechten: dat er op voorhand een tijd bepaald wordt hoelang het duren mag; dan tenminste zouden wij - en de soldaten nog veel meer, elke avond, met een zucht van ontlasting kunnen zeggen: weeral een dag nader het einde; maar nu weten we aleens nietGa naar voetnoot3 of de dagen die voorbijgaan ook aftellen naar het einde, en de hoop en vooruitzichten worden altijd maar achteruitgeschoven tot in het oneindige. Als men nu bedenkt hoe, bij 't uitbreken van de oorlog, er beweerd werd: dat het slechts enige weken duren kon en nu er reeds overGa naar voetnoot4 de zes maanden gevochten wordt, is er niemand meer die nog bepalen durft wanneer het een einde nemen zal! Veronderstel nu eens dat heel de zomer er nog mee doorsleept en een nieuwe winter erbij. Geen mens die het durft aannemen of mogelijk acht. We zijn er allen dood voorGa naar voetnoot5! | |
[pagina 417]
| |
roepen de mensen. En toch, wie verzekert er ons dat het zolang niet duren zal? Iedereen leeft nu nog van het beetje voorraad uit de goede tijd gespaard, maar als dat eens uitgeput is, waarvan zullen de mensen dan leven? en hoe zal men de winter uitzienGa naar voetnoot1?... Die overwegingen brengen kommer en onrust en omdat zij er geen uitkomst aan zien, is 't datGa naar voetnoot2 men zo stellig verzekeren durft dat het niet lang duren kan. | |
25 januari 1915.Geen enkel schot, - volkomen stilte. Nu vechten ze met de bajonetten, zeggen de mensen hier. In het uitzicht van het landschap ligt iets van de opperste desolatieGa naar voetnoot3 van de verlaten streken, waar alle leven vergaan is en onmogelijk geworden. Zo moet de wereld eruit gezien hebben na de Zondvloed ofwel na een algemene hongersnood, als tot het dierenvoeder toe en alles wat eetbaar was, verslonden is en de wereld weergekeerd tot de woeste rust waarvan de bijbelprofeten spreken in hun voorhistorische visioenen. De mensen zitten elk in zijn hol verscholen en niemand die nog teken van leven geeft. Ik vernam onlangs dat men het gezelliger heeft ingericht dicht bij de vuurlijn en men daar zijn lot anders opneemt. Te Menen onder ander, vergadert men onder vrienden en geburen en de namiddag brengt men in gezelschap overGa naar voetnoot4, beurtelings bij een van de deelnemers waar men een glas wijn drinkt, een pot koffie, pijpen en sigaren rookt, met de kaart speelt en door praten de tijd tracht te korten. De vriend die 't mij vertelde gaf als redenen op: dat men toch niets te doen heeft, dat men beter kan zijn wijn zelf uitdrinken dan hem door de Duitsers te zien naar de loopgrachten voeren en dat men beter doet onder vrienden de tijd te doden dan in zijn eentje te zitten treuren... bevangen door de vrees voor 't geen ons alle minuten kan overkomen. | |
[pagina 418]
| |
van 't omliggend de prikdraad en het bitumepapierGa naar voetnoot1 gaat afhalen. 't Is morgen het naamfeest van keizer Willem; - in 't Kortrijkse werden te dier gelegenheid buitengewone hoeveelheden wijn opgevorderd - alsook piano's en sierplanten... De mensen zien dat aan en ze monkelenGa naar voetnoot2 inzichtig naar elkaar met de innige overtuiging: dat de Engelsen en Fransen er wel voor zorgen zullen en op hun manier het naamfeest meevieren. De algemene verwachting is: dat we wel van verrassingen horen zullen. | |
27 januari 1915.Er zijn nog altijd mensen die niet gerust gesteld zijn en beweren dat de kanonnen die men te Moen opgesteld heeft, een achterwaartse beweging te betekenen hebben en er een nieuwe strijdlijn gevormd wordt hier vlak in de nabijheid. Maar nu weer wordt het bevel herhaald dat de mensen in een zekere omtrek binnen moeten blijven en deuren en vensters dichthouden, - waaruit wel duidelijk blijkt dat er kwestie is van oefeningen voor recruten. De doorgehakte ballon die hier enige dagen geleden voorbijgevlogen is, was een observatie-post die zijn kabel had losgerukt en door de wind voortgedreven. Langs heel de frontlijn hangen er, op gelijke afstand, zulke balonnen die 't slagveld in oogschouw nemen en signalen geven door een veldtelefoon. De ballon die hier voorbijvoer, had de vorm van een zwijn en nu verneem ik dat die dingen door de Duitsers ‘unseres Schwein’ geheten worden. Dat zogenaamde zwijn is neergevallen te Melden. In het korfje lagen een paar handschoenen, revolvers, brieven en... bloedvlekken. Van de stof, die heel in flarden was, hebben de burgers die er aan tijdsGa naar voetnoot3 bij waren, elk een stukje mede naar huis genomen. Van de gebeurtenissen bij 's Keizers naamfeest worden wij niets gewaar en al de mensen die ik ontmoet, hebben de geestdrift verleerd zowel als de angst en de opwinding - het is hun al onverschillig geworden en van 't geen hun voorgepraat wordt, geloven ze toch geen steek meer. Dat is echter maar een | |
[pagina 419]
| |
voorbijgaande moedeloosheid waarvan een verse ontgoocheling in hun verwachtingen de oorzaak is. Laat er morgen maar iets gebeuren dat het minste straaltje hoop door laat schemeren, ge zult de wezens zien veranderen en de overmoed in de stemmen horen klinken... Het merendeel van het volk is niet moedeloos, de mensen zijn echter uit hun lood geschud omdat ze te veel tegenstrijdige berichten horen, omdat ze niets van de toestand begrijpen en ze verplicht zijn door hen zelfGa naar voetnoot1 te denken; 't geen zij helaas nooit gedaan hebben. De verstandigsten echter hebben een staat van kalme berusting aangenomen die te bewonderen is en waarvan ik de mogelijkheid niet zou verondersteld hebben. Aan het oppervlak van hun wezen is er niets te merken, doch diep in hun binnenste ligt de wrok om 't geweld dat hun wordt aangedaan en waartegen men niet inwerken kan. Ik geloof dat er heel weinig nodig zou zijn om sommige gemoederen te doen losbarsten; dat blijkt soms uit een onvoorzichtig woord of een gebaar. Terwijl ik in mijn tuin bezig ben, is er een boerenknaap loof aan 't trekken op het veld langs de steenweg en aan de overkant een boeverGa naar voetnoot2 aan 't werk met een koppel peerden; - de twee houden nu en dan eens stil en roepen eentwatGa naar voetnoot3 naar elkaar. Aan de zin van hun woorden en gebaren zou men besluiten dat de oorlog en alles wat er om draait hun doodonverschillig is, dat ze het aan hun bottenGa naar voetnoot4 vegen alles wat er ginder in 't westen gebeurt. Maar opeens komt een open rijtuig voorbij met een koppel fikse peerden bespannen. Op de bok zit een gemoedelijke LandsturmerGa naar voetnoot5 en achter hem, uitgestrekt en gewikkeld in een pelsmantel en in zijn aanmatiging van morgue-jonkerGa naar voetnoot6, een Duitse officier... ‘savourant l'immensité avec un air d'approbation...’. Het rijtuig is nog niet helegans voorbij als de knape roept naar de boever: ‘Zou je u toch niet verdoemen dat we zulke dingen in ons eigen land moeten zien en er niets kunnen aan doen!?’ Waarop de boever het luidskeels uitschreeuwt: ‘Ja, jongen, we staan wij daarop te kijken lijk lamzakken, beschaamd dat we ons wezenGa naar voetnoot7 tonen...’ | |
[pagina 420]
| |
Ik had nooit vermoed dat bij die kerels het gevoel verder strekte dan 't land dat ze bewerken en het begrip van ‘hun eigen land’ hun bekend was. Het feit alleen dat het een Duitse mogelijk is hier met uitdagende gerustheid langs de steenweg een wandelingje te doen, heeft bij die twee kerels een gevoel van verontwaardiging gewekt waarbij 't bewustzijn van vaderlandsliefde misschien voor 't eerst onder duidelijke vorm in hun geest is komen te staan. We mogen ons niet te gauw een oordeel vormen over de menigte en algemene gevolgtrekkingen besluiten uit de feiten die rondom ons gebeuren. De verrassingen die we opdoen in ons eigen gemoed, ondervinden wij ook bij de mensen in onze omgeving, - het ligt maar aan het toeval van de ontmoetingen. Met een enkel woord soms tekent zich een gemoedstoestand en ik heb al enkele keren iets kunnen opvangen dat mij een stichtende openbaring is geweest. In oorlogstijd wordt alles in de mens omgeroerd en men ziet de hele slechte driften, maar ook de beste, de verhevenste gevoelens van hoge menselijkheid naar boven komen, - de middelmatige braafheid is uitgeschakeld. Zo heb ik in de laatste dagen bijzonderlijk, kunnen merken dat er, buiten de verontwaardiging om geleden schade of onrecht, - buiten de angst en het lijden om persoonlijk verlies van nabestaanden die als slachtoffer van de oorlog vielen, er een gevoel ontstaat van hoger en breder medelijden, waar het eigenbelang of persoonlijk nadeel niet inbegrepen is. Diep in het gemoed van de simpelsteGa naar voetnoot1 buitenmens ligt er iets verscholen dat maar uitzonderlijk aan 't oppervlak van zijn wezen komt omdat hij de middels mist om het gevoel in woorden te beelden. 't Geen bij ons in abstracte begrippen een vastomschreven vorm heeft, met een gekende waarde en betekenis, blijft bij die mensen een binnenwaartse aandrang die door de buitenwaartseGa naar voetnoot2 omstandigheden ontstaat en waaraan zij toegeven zonder te vragen vanwaar het komt. Zo heb ik nu onlangs meer dan eens kunnen nagaan dat bij landse mensen, het begrip ‘vaderland’ zich vastzet en samentrekt op de persoon van de koning en dat de ‘Vaderlandsliefde’ zich bij hen voordoet onder de vorm van een menselijk gevoel van medelijden om de rampspoed waarin het koninklijke echtpaar gevallen is. Zij halen er niet alleen troost en sterkte uit | |
[pagina 421]
| |
om hun eigen lijden en ongeluk te dragen, maar dat medelijden zet zich om in ware en diepgevoelde liefde voor het vorstenhuis; - van de koning spreken de mensen als van een held en van de koningin als van een heilige. Wat er bij ons volk nooit uit te krijgen zijn zal en door de oorlog eerder verscherpt schijnt dan verflauwd, 't is de spotlust en de geestigheid. De kluchten die alle dagen uitgevonden en voortverteld worden zijn niet bij te houden en alle ernstige of droefgeestige gesprekken worden doorgaans door zulk een spreuk of vertelsel gesloten. Het rijtuig is nog maar pas voorbij, daar komen drie Duitse soldaten te peerd en zij dragen een witte band aan de arm, waarop de letters: M.P. gedrukt staan. In 't begin dachten de mensen dat het legerdokters waren met een rode-kruisband, doch zij moesten hun misgreep algauw ondervinden, want het zijn juist die soldaten die de rekwisitieGa naar voetnoot1 doen van peerden, koeien, hooi en strooi. - Daar zal weeral iets te leveren vallen aan de Duits! roept de knape naar de boeverGa naar voetnoot2 en alletweeGa naar voetnoot3 staan ze uit te zien alwaarGa naar voetnoot4 de ruiters ergens een hofstedeGa naar voetnoot5 zullen oprijden. - Weet je gij wat die letters: M.P. willen zeggen? vraagt de knape. De boever schudt van neen, en dan roept de andere al wat hij kan: ‘Die M.P. dat wil zeggen: Mogen Pakken.’ Voortijds mochten al de Duitse soldaten... pakken, maar nu zijn 't alleen nog deze die de witte band aan hun arm dragen met die twee letters erop. | |
28 januari 1915.Ik had er reeds een ronkGa naar voetnoot6 van gehoord, en nu heb ik het stuk in handen gekregen, - het is een herdelijke brief van cardinaal aartsbisschop Mercier.Ga naar voetnoot7 Een historisch document dat wel enige opschudding zal verwekken. Het is wat overladen met teksten en krijgt daardoor enigszins het uitzicht van grootsprakigheid, | |
[pagina 422]
| |
maar komt er bij zulke plechtige omstandigheid niet wat rethotiek bij te pas en is de stijl van zulk een stuk niet in overeenstemming met het onderwerp? Een kapitaal epistel in elk geval en een stoute uiting van de kerkvoogd om zo onbeschroomd een mening aan de christene gemeente bekend te maken... De aartsbisschop komt op zijn man af, zonder vrees of flauwe bewimpeling en 't is wel de eerste maal sedert we onder Duits bewind staan, dat er in 't openbaar een stem opgaat om er ons aan te herinneren dat we Belgen zijn en Belgen blijven, niettegenstaande het geweld ons aangedaan. Hij is de enigste tot hiertoe die de dingen bij hun naam noemt en luidop onderscheid maakt en zegt wat er recht is en onrecht. Hij haalt het contract aan waarbij de onafhankelijkheid van België door de mogendheden gewaarborgd werd en zegt: ‘...que la Belgique s'était engagée d'honneur à défendre son indépendance: elle a tenu parole. Les autres Puissances s'étaient engagées à respecter et à protéger la neutralité Belge: l'Allemagne a violé son serment, l'Angleterre y est fidèle. Voilà les faits.’ Dat is categoriek gesproken. Verder neemt hij de toestanden gelijk ze zijn en treedt op als boeteprediker en als vertrooster. In 't ene heeft hij iets van de plechtigheid in de stem waarmede Jonas tot de Ninivieten optrok, en in 't andere, iets van Johannes-de-Doper, die de blijde boodschap komt verkondigen. Merkwaardig is zijn betoog over het begrip vaderlandsliefde in betrekGa naar voetnoot1 met de godsdienst. Met een echt middeleeuwse openhartigheid klaagt hij de bandeloosheid aan en het weeldevertoon van deze tijd en hij zwicht zelfs niet de misbruiken aan te halen die tot bij de priesters doorgedrongen waren. - ‘Et nous religieux, prêtres, évêques, nous surtout, dont la sublime mission est de traduire dans notre vie, plus encore que dans nos discours, l'évangile du Christ, nous donnions-nous assez le droit de redire à notre peuple la parole de l'apôtre des nations: “Copiez votre vie sur la mienne, comme la mienne est copiée sur celle du Christ.” Nous travaillions, oui; nous priions, oui encore; mais c'est trop peu. Nous sommes, par devoir d'état, les expiateurs publics des péchés du monde. Or, qu'est-ce qui dominait dans notre vie, le bien-être bourgeois, ou l'expiation?’ En hij haalt de bekentenis aan van een priester, die door de omstandigheden | |
[pagina 423]
| |
tot armoede gebracht, hem verklaard heeft: ‘Je vis maintenant comme je voudrais avoir vécu toujours.’ Als uiterste vermaning komt er dan nog bij: ‘... que personne ne dépérisse, sans que vous ne dépérissiez; que personne ne tombe sans que vous vous sentiez vous-même tout en feu.’ De priesters die zonder reden aan 't lopen zijn gegaan en hun parochianen in de steek lieten, kunnen erover nadenken. 't Geen hij zegt aangaande onze houding tegenover de overweldiger schijnt wel overwogen, maar stout uitgesproken. - ‘Ce pouvoir n'est pas une autorité légitime. Et dès lors, dans l'intime de votre âme, vous ne lui devez ni estime, ni attachement, ni obéissance.’ En opdat wij echter geen dwaasheden zouden begaan, voegt hij erbij: ‘Ne faisons pas consister le courage dans la bravade, ni la bravoure dans l'agitation.’ Ik heb hier geen oordeel uit te spreken over de ‘geste’Ga naar voetnoot1 van cardinaal Mercier en wil ook niet nagaan hoever zijn moed op rekening te brengen is van zijn immuniteit als kerkvoogd; ik neem alleen in beschouwing, het uitwerksel dat zijn brief maken moet op de bevolking en dàt is zeker: als we maar wat meer brieven gekregen hadden van onze geestelijke en burgerlijke overheid, als ons op een vrankeGa naar voetnoot2 toon en onbeschroomd de waarheid van de toestand werd voorgehouden, hoeveel steviger zouden de mensen in hun overtuiging staan! Jammer dat die brief van aartsbisschop Mercier een steek onder water bevat aan 't adres van de Vlamingen, iets dat er allerminst bij te pas komt, nu er godsvrede heerst over die zaken.Ga naar voetnoot3 Men zou gaan denken dat de Duitsers nog altijd 's keizers naamfeest aan 't vieren zijn. Dat er niet meer geschoten wordt, wekt de nieuwsgierigheid en de onrust bij de mensen - zodanig zijn we aan 't kanon gewend geworden! - Er moet iets gebeurd zijn? en eens dat de veronderstelling er is, wordt er gauw iets op gevonden. Er zouden namelijk niet minder dan 40.000 Duitse soldaten versmoordGa naar voetnoot4 zijn rond Ieper; de Engelsen hadden zich achteruitgetrokken met het inzicht de vijand erin te lokken en... | |
[pagina 424]
| |
pann! - de sluizen geopend en 't Duitse leger in 't water omtrent gelijk dat van Pharao in de Rode Zee! Wat een argeloze ontvankelijkheid er is bij de mensen die maar altijd wonderen willen zien gebeuren. Want wee deze die over zulk nieuws enige twijfel durft uitspreken, - verraders en verkochten durven dat, echte vaderlanders niet. | |
29 januari 1915,Met een vriendelijk winterzonnetje en lichte vorst zijn de Duitse recruten hun loze oorlogGa naar voetnoot1 begonnen. Te St.-Lodewijk, St.-Denijs en Moen hebben ze loopgrachten gemaakt en nu zijn er infanterieaanvallen of schietoefeningen bezig. Als we 't niet wisten, zouden we denken dat 't geratel is van een zware kar over de straatstenen. Het duurt heel de voormiddag en we kunnen ons nu goed voorstellen hoe het er toegaat een uurtje van 't front. Het moet een plezier zijn voor de jongens, met zulk heerlijk weer hun eerste proef te doen in 't oorlogsbedrijf - als 't geen er hun later te wachten staat, helaas niet erger ware, en 't verschil tussen spel en ernst niet zo akelig en wreed moest blijken. Een paar uur verder inderdaad is er bloed en dood mede gemoeid, waar de oefeningen praktisch worden uitgevoerd. Nu of nooit is 't voor ons belangrijk na te gaan 't geen de ‘prophètes du passé’ over de oorlog gedacht en geschreven hebben. Bij Jules HuretGa naar voetnoot2 vind ik het volgende: ‘La guerre ne sera pas navale... Comment, en France ne voit-on pas le jeu si clair de l'Angleterre? Les Anglais, c'est historique, n'ont jamais eu qu'un mobile: leur intérêt personnel, immédiat ou lointain. En ce moment, ils tâtent le terrain pour savoir jusqu'où ils peuvent aller avec nous, jusqu'où ils pourront nous engager à leur suite. Car eux, qu'est-ce qu'ils risquent, à être belliqueux? Ils n'ont pas de service obligatoire, et leur marine est la plus forte. La France, elle risque tout. Il nous paraît, à nous, que nous ne risquons pas autant. l'Allemagne a une confiance sou-riante en son armée. Elle est sûre de la victoire. Et nous sommes 62 millions d'hommes... Quel effroyable malheur si la guerre éclatait... Même si on veut ignorer quel sera le vainqueur. Cinquante milliards de perdus, plus peut-être, des centaines de | |
[pagina 425]
| |
milliers d'hommes tués de chaque côté, et, quoi qu'il arrive, la ruine... Des millions d'éfforts à reprendre, comme si un cheval avait, en passant, écrasé de son sabot stupide un travail de fourmillière qui durerait depuis cinquante ans.’ | |
30 januari 1915.Aan al wie enige tijd in gedwongen afzondering van de wereld leven moet, zou ik aanraden in zijn ballingschap of eenzaamheid Thoreau's ‘Walden or Life in the Woods’ mede te nemen.Ga naar voetnoot1 't Lezen van dat boek zal hem enige aangename en sterkende uren bijbrengen. Dat is nu een moderne, of liever een wetenschappelijke RobinsonGa naar voetnoot2 en veel meer dan kinderlektuur... een diep en gezond onderzoek van de innerlijke waardeverhoudingen van het leven. Vanavond, met volle maan herneemt het geschut; - we konden anders de stilte moeilijk gewend worden - het geleek iets abnormaals - iets dat ons ontbrak, alhoewel niemand nog gereedGa naar voetnoot3 is te verwachten dat er grote veranderingen uit zullen voortkomen. Want zelfs onze smid, die nu al maanden voorspelt: dat we nu vast en zeker een kwade week zullen krijgen, schudt het hoofd en zegt met een wijsgerig gebaar: ‘Ik trek me de oorlog niet meer aan.’ Wat een verschil ook bij in 't begin toen de gebeurtenissen holderdebolderGa naar voetnoot4 over ons heen rolden, - nu horen we nog enkel het geschut en wat leugens... Met 't schoon weer was ik vandaag uitgezetGa naar voetnoot5 naar Kaster, waar al niet meer te vernemen is dan hier. In 't terugkeren echter krijg ik het voorgevoel dat er mij bij 't thuiskomen een verrassing te wachten staat. Wat het wel mag zijn? Nu ga ik maar aan 't veronderstellen en zoeken; - de onverwachte overkomst van mijn broer uit Brugge?... een vriend uit Antwerpen wellicht of uit Brussel? Wie weet, misschien een uit Limburg!... Mijn veronderstelling werd achternaGa naar voetnoot6 iets als een overtuiging en ik verhaastte de stap om gauwer thuis te zijn en... niet langer op mij te laten wachten. Er zijn in mijn afwezigheid drie heren | |
[pagina 426]
| |
geweest en hebben een brief afgegeven uit Amsterdam - nieuws dus van vrouw en kinderen! Toch een gebeurtenis en beter dan 't geen ik verwacht had! Het omslag is vuil en ziet er versleten uit - wie weet door hoeveel handen en op welke mosselkarren hij de reis naar hier heeft afgelegd? Zes bladzijden geschrift nog... maar helaas, met één oogslag is àl de kostelijkheid eraf en mijn vreugde in ontgoocheling veranderd -: de brief is gedagtekend van 6 november! een volle maand dus vóór mijn bezoek in Amsterdam. 't Is weeral een van die menigvuldige brieven die maar goed-kome-'t-uitGa naar voetnoot1 geschreven werden en op Gods genade meegegeven met de eerste de beste gelegenheid. Dat voorval wekt in mij ineens het onweerstaanbaar verlangen van het weerzien en meteen wordt het stellig besluit genomen om, kost wat kost, opnieuw de reis te wagen. | |
31 januari 1915.In de vroegmis is er voor 't eerst geen licht meer in de kerk en de mensen lopen de stoelen omver om op hun plaats te komen. Wat zal dat worden als de oorlog nog lang duren moet? Ik denk eraan hoe het eruit zien zal als er eens wat gaat ontbreken om kaarsen te maken en er mis zal gezongen worden zonder licht op het altaar en zonder wierook... Een akelig vervelende zondag, met drijfsneeuwGa naar voetnoot2 en wind en kanongebrom. Men krijgt er het gevoel verbannen te zijn in de eindeloze steppen van Rusland. Futloos en lusteloos ronddraaien in een kamer, als een peerd in een molen. Geen mens gezien en na die wanhopig lange dag, de avond die valt als een andere eindeloosheid. Op 't dorp ziet het er al even treurig uit en de zeldzame mensen die nog in de herberg komen, praten maar over 't laatste nieuws van de oorlog met de gemeenstigeGa naar voetnoot3 overtuiging dat het zal helpen als ze alles geloven wat er verteld wordt. 't Is wonder om nagaan hoeveel nieuwe woorden er met de oorlog in 't gesprek van de buitenmensen bijgekomen zijn en wat er geradbraakt wordt. Sommige namen van steden zijn bijzonder mondsgemeen geworden; maar wie zal er mij verklaren waarom de namen die men alle dagen in de dagbladen | |
[pagina 427]
| |
gedrukt ziet staan, altijd op dezelfde wijze verkeerd uitgesproken worden? Er zijn sommige klanken die in de mond van ongeschoolde lieden weerbarstig blijven en een woord, waarvan men de zin niet begrijpt, tracht men altijd op zulke manier te verminken tot er een betekenis uit te halen is. Zo wordt Maubeuge onveranderlijk Mabeuze uitgesproken; mitrailleuse wordt matrieuze; shrapnell, scherpereel; zeppelin: zeepelink; obussen worden globussen en granaten, gernaten. Hoe er met de namen van sommige Russische en Turkse steden omgesprongen wordt, is niet weer te geven, daar begint de chaos. 't Geen nog altijd beweerd wordt 't is dat er op de naamdag van de keizer vreselijke verliezen ondergaan werden door de Duitsers en men spreekt van niet minder dan 60.000 die zouden verdronken zijn in de IJzer! Wat er ook van zij, voor ons mensen is het meer dan natuurlijk dat Fransen en Engelsen die dag hun best moeten gedaan hebben om het de Duitsers lastig te maken. Nooit minder dan nu had ik me aan een bezoek verwacht; - het lijkt bijna op een romantische verrassing als men in de avond aan de deur hoort kloppen en een onbekende stem vraagt om binnengelaten te worden. Vriend of booswicht om 't even, al ware 't de duivel - nu zijn alle ‘gebeurtenissen’ welkom, en men opent zonder aleensGa naar voetnoot1 aan gevaar of mogelijke aanvallen te denken. Het is een vriend uit Kortrijk op weg naar Oudenaarde. De man brengt me de mareGa naar voetnoot2 dat zijn zoon in 't leger gesneuveld is en hij reikt me een pakje brieven: ‘'t enige wat er mij van hem overblijft! Ge zult ze toch goed zorg dragen, newaarGa naar voetnoot3?’ We praten nog wat over die beste, goede jongen die ik zo wel heb gekend en daarna vertrekt de man door de duisternis, op weg naar Oudenaarde. Het pakje brieven houd ik hier als een relikwie tot hij terugkeert.Ga naar voetnoot4 Ik aarzel nog het aan te raken en blijf maar mijmeren over die jongen die, o God toch, zo vrij en onbekommerd van 't leven genoot tot die fatale gebeurtenis over ons land viel en hem in de rangen riep omdat een ander | |
[pagina 428]
| |
fatale toeval hem enige jaren geleden, in de loting een slecht nummer deed trekken. Wij zijn nu zo ver gekomen dat een ambtelijke mededeling, waarbij bekend gemaakt wordt dat er een duizend soldaten in een slag gesneuveld zijn, ons koud laat; - we beschouwen in die anonieme menigte slachtoffers alleen nog de kans van winst of verlies voor de vijand, - maar als er onder die duizend maar één enkele is die we met naam kennen, krijgt de gebeurtenis voor ons een heel andere betekenis. Ons hart is verweerd geworden door de gewoonte aan onmenselijkheid en ons gevoelen verstompte door al te veel ijselijkheden; er blijft niets meer tenzij een algemene verontwaardiging, een gevoel van schaamte en een vaag medelijden voor de massa slachtoffers, - maar de naam van een vriend of bekende in de lijst, brengt ons ineens weer de ontroering in 't gemoed, een schok door heel het gestel, als bij iets uitzonderlijks, waarvan we niet bekomen kunnen; als van een slag die ons persoonlijk treft en de deernis wekt; als bij een onrecht dat ons werd aangedaan of een onherstelbaar verlies, dat we lange tijd betreuren zullen. In dat monsterachtige ding dat oorlog heet, en waar de maatstaf en verhouding van alles wat menselijk is, verloren gaat en omwenteld wordt, zodat geen gedacht of inzicht er indringen kan om na te gaan of te doorgronden hoe dat helse organisme ineenzit en leeft, blijft er ons tenminste één middel waarbij men de ziels- en gemoedstoestanden van de enkeling kan nagaan en dat geschiedt door brieven van soldaten. Ik bedoel niet de uitlating van oorlogscorrespondenten, dagboeken van vakmannen, nota's van gezanten en attachés, maar wel de eenvoudige brieven van de piotGa naar voetnoot1, met potlood geschreven op een hoek van de ransel en waar het papier al de tekenen draagt van de omstandigheden en het midden waar het gebruikt werd; - brieven die de spontane uiting weergeven van een hart dat voldoet aan de nood om zijn gevoel uit te storten, om ouders, broeders en zusters gerust te stellen... en moed in te spreken. Ik kan me best voorstellen wat al wonderlijke dingen er zullen aan de dag komen uit die ongekunstelde brieven; laat er maar geen verloren gaan! Wat een belangrijk materiaal tot de studie van het menselijke gevoel in de opperste ontroeringen van het leven | |
[pagina 429]
| |
opgedaan. Jongens die nooit een pen in de hand hebben genomen tenzij misschien om een banale minnebrief te schrijven, en er nooit aan dachten hun gevoelens in woorden te brengen en in zinsneden te ver-beelden, staan daar nu met gespannen zenuwen, vol van de hevigste aandoeningen, waar de natuur, de driften, het gemoed altenegaderGa naar voetnoot1, als in een gewar van scheldende stemmen dooreenwoelen en elk hun recht en begeerte eisen en van de opperste hoogte tot de diepste afgronden beurtelings neerstorten en weer opstuiven; - en in hun heerlijke argeloosheid pennen ze die sublieme of afgrijselijke dingen neer, dezelfde woorden waarmede zij de gewoonste dingen plachten te zeggen. De brieven die ik daar zoëven gelezen heb, geven op een uitstekende maar sobere wijze de gemoedstoestand weer van de jongen die ze neer geschreven heeft, - een Vlaamse jongen die, zonder phrazen, zonder aanstellerij of bijbedoeling, eenvoudig en blijgezind zijn plicht doet en argwaan noch vrees heeft gekend. Ik denk niet dat hij er ooit aan gedacht heeft een heldendaad te begaan en voorzeker is hij gestorven in de overtuiging dat het eenvoudig zo moest en niet anders kon, zonder andere bijgedachte. 't Is met innige piéteit dat ik die brieven hier overschrijf. In deze tijden waarin ons zoveel ontvalt en de smeerlapperij opkomt als een vloed, is er wel reden de goede dingen dubbel te waarderen opdat iedereen er troost en sterkte in vinde.
Waver de 5-8-14
Ik kan u niet vergeten, daarom schrijf ik u weer enige woorden toe. Gij zijt misschien allen verlegenGa naar voetnoot2 over mij maar stelt u gerust in mij, ik ben nog altijd goed en gezond, wat ik van u ook verlang te weten. Beminde Ouders gij hebt misschien ook horen zeggen of gelezen dat de Duitsers hier in het land gekomen zijn maar hier zijn ze niet welgekomen, telkenmale zijn ze achteruitgedreven, de bruggen van de Maas zijn gesprongen en vele Duitsers zijn meegesprongen, 't is daarom Beminde Ouders dat ik u met zekerheid mag gerust stellen te meer nog dat we heel goed zijn behandeld als kinderen van | |
[pagina 430]
| |
de huize; zij weten niet waarmede ons voldoen, de burgers delen bier, brood, pain-d'épiceGa naar voetnoot1 en nog veel andere dingen om ons moed te geven en toch ontbreekt er geen, allen hebben er om ter meest. Beminde Ouders 't is daarom, stelt u gerust in mij het ogenblik zal wel komen dat wij moeten te strijde trekken maar ik zal mij verdedigen, wij zullen ons verdedigen tot dat we mogen roepen dat wij onze koning ons vaderland onze Ouders, broers en zusters, vrienden en kennissen bevrijd hebben uit de handen van de barbaren die hier zouden willen komen voor ons te martelen, neen dat willen we niet, als de soldaten, Fransen en Engelsen, ons komen versterken, Engeland geeft nog de tijd aan de Duits om tegen woensdag om twaalf uur uit ons land te zijn of anders hij komt met zijn vloot om hem zijn weg te tonen. Beminde Ouders het is te verstaan door de duur dat het kleine België hem zou moeten gevenGa naar voetnoot2, maar de gevechten die zij hebben moeten leveren zijn tot nu toe met de beste uitslag bekroond, vele Duitsers zijn gevangen genomen tot zelfs officieren en die verklaren zelf dat de Duitsers ten alle kante achteruit geslagen worden. Wat de 6de divisie aangaat Beminde Ouders die vechten nog niet maar zijn altijd gereed om op het eerste bevel dat gegeven wordt te vertrekken, wij zijn hier te Waver in afwachting, houden hetzelfde woord en zullen tevreden zijn zegevierend naar onze streken te mogen weerkeren om onze familie te mogen groeten en om grootsGa naar voetnoot3 te zijn over onze daden. Beminde Ouders verhaast u enige woorden weer te schrijven naar het adres dat ik u hier opgeef. A... B...Ga naar voetnoot4 1ste Regiment Carabiniers 111ste Bataillon 1ste compagnie 6de Division d'Armée. Belgique. Ik denk wel dat het zal terecht komen maar zwicht uGa naar voetnoot5 van geld er in te steken want ik weet niet of ik het zou kunnen ontvangen nu zend ik deze brief zonder zegel, laat mij weten of gij hebt moeten betalen; indien het is dat gij hebt moeten betalen steekt er 2 of 3 timbersGa naar voetnoot6 in want ik kan er moeilijk aan | |
[pagina 431]
| |
geraken. Beminde Ouders doet dat ik vraag als het u belieft, want zenuwachtig verlang ik enige woorden te weten van u. Doet ook de complimentenGa naar voetnoot1 aan gans de familie en stuurt hun een goede dag van mijn part alsook aan Zozema die misschien zal verlangen te weten hoe het gaat. Beminde Ouders wat ik ook verlang te weten of het waar is dat de klassen van 14 en 15 moeten binnenkomen en hoe dat het zit met Gusten. Beminde Ouders ik sluit mijn brief en ik verhoop wel dat gij zult doen wat ik vraag geen geld (maar nieuws) en aanveerd allen de beste groeten van uwe verkleefde zoon en broederGa naar voetnoot2 A... Schept moed Beminde Ouders broers en zusters zoals ik, en na korte tijd kom ik in uw midden met grote vreugde voor ons allen
LEVE ONS VADERLAND LEVE BELGIË LEVE DE KONING!
Zondag 8-8-14
Wat ben ik tevreden uw brief ontvangen te hebben waarin ik tenminste zie dat gij zoveel moed hebt als ik, zelfs nog meer want ik sta er verstomd van dat Marietje zich heeft aangegevenGa naar voetnoot3 voor het Rode Kruis, ik kan geloven dat er daar zoveel zijn als hier, het is een wonder hoe groottallig zij bij het leger toekomen en met welke heldenmoed jong en oud, Beminde Ouders, daarvanGa naar voetnoot4 zal ik zwijgen maar ik zal u enige geschiedenissen aanhalen, men zegt dikwijls het is een held maar ik mag er u al twee noemen die in de slag geweest zijn en die ons verhaald hebben wat ik u hier zal voorschrijven. Een zekere soldaat van het 14de ligneGa naar voetnoot5 is met een zekere krachtinspanning door de rangen van de Duitsers gedrongen hij doodt er vier Duitsers en komt ongedeerd al lachende weer naar zijn rangen terug. Beminde Ouders ik heb wel bloed in mijn lijf maar toch ware | |
[pagina 432]
| |
het nog te warmGa naar voetnoot1 om zo een stoutmoedige daad te begaan. Nu een andere, een caribinier cyclist die ook in de oorlog geweest is vertelt ons dat het wreed is om te zien, men ziet er zijn kameraden vallen zoals de blaarsGa naar voetnoot2 van de bomen, maar langs de andere kant vallen ze zo zeerGa naar voetnoot3 als het koorn dat men afmaait, tegenGa naar voetnoot4 één Belg die valt, vallen er tien van de vijand wat nog al kan rekenen en dat alles geeft ons moed. Maar een ander geval dat hij vertelt had stenen herten doen breken, hij was met de 1ste chasseurs mitrailleurs; na een schone slag geleverd te hebben mieken zij een assautGa naar voetnoot5 en doordienGa naar voetnoot6 dat de officieren aan de kop zijn wierd zijn kommandant door twee kogels in het hert getroffen en gedood maar dat loogGa naar voetnoot7 toch aan die officier niet om de Duitsers nog verder te doen vluchten, maar nu na een korte poos herbegon het spel en deze waarvan ik spreek wierd met enige officieren gevangen, maar de Duits zijn sloten niet vast genoeg kunnende sluiten voor een Belg, zijn ze er weer van onder getrokken zonder wapens onder het vuur van de strijders, hij is weer naar de depôtGa naar voetnoot8 getrokken achterGa naar voetnoot9 wapens en kleersGa naar voetnoot10 en is weer in onze rangen gekomen gereed om tegen de vijand op te trekken, men kan het schoonGa naar voetnoot11 zien dat hij in de slag geweest is want zijn rechter wijsvinger ziet blauw van de haan over te trekken, toen de Major ons de man presenteerde, weende hij als een kind, omhelsde hem en moedigde ons aan om te doen als deze die ons kwam vervoegen; met het horen van deze heldhaftige daad begon het ons te embêterenGa naar voetnoot12 nog langer te blijven, en allen wilden spoedig vertrekken, om de vijand in te vliegen, maar onze meesters die daar zijn en die er meer verstand van hebben dan wij, wisten ons goed aan de hand te houden om ons te laten vertrekken als het nodig is. Nu een andere zaak, een Brusselaar waarvan zijn zoon bij ons in de compagnie is, is zijn zoon komen vervoegen om te willen een exempelGa naar voetnoot13 geven van moed; hij heeft vroeger gediend bij de carabiniers en nu is hij weer gekomen als sergeant bij zijn zoon, hij telt 48 jaar en men zou zeggen het is nog een van | |
[pagina 433]
| |
de jongeren door zijn courageGa naar voetnoot1 die hij toont te hebben. Vader, ik wil daarom niet zeggen dat gij het moet doen want gij zijt veel te nodig thuis. En nu, Beminde Ouders, toen we in Waver waren moesten we op schildwacht staan, een man die op zijn post was zag een officier aankomen deed hem arrêterenGa naar voetnoot2 en vroeg het ordewoord, maar de officier kende het niet; deze bleef staan, en een tweede kwam aan maar deze kende het wel, en weet ge wie die officieren waren? ik zal ze u noemen, het was de koning Albert die het ordewoord gebaardeGa naar voetnoot3 niet te -weten en de luitenant Generaal Lelantonois die het wist, ge kunt nu wel denken, Beminde Ouders, hoe de soldaat verbaast stond te zien als hij dat vernam. Beminde Ouders, tot nu toe gaan we van het een op het ander, zelfs weet ik niet waar we zitten, en nog ik mag het niet zeggen want de voorzichtigheid is de moeder van de porseleinewinkel, zwichtenGa naar voetnoot4 wij ons voor de Duitsers die hier zo veeltallig onbekend rondlopen, maar als ge schrijft nog hetzelfde adres, het komt goed toe, steekt er ook geen kaarten meer in, ik schrijf liever een brief, wat ik u nog moet laten weten is dat de Duitse soldaten die gevangen werden zeggen dat de Belgen geen soldaten zijn maar echte leeuwen dat weten we al lang dat is geen nieuws niet meer. Beminde Ouders, meer kan ik u niet schrijven maar aanveerd de beste groeten van uw zoon en broeder
A...
Vergeet mij niet ik zal u ook niet vergeten.
de 13-8-14
Nog eens zend ik u enige woorden om u te laten weten, dat ik nog altijd even gezond en goed ben, ik moet wel veel t'joo-lenGa naar voetnoot5 van het een op het ander met de hoopGa naar voetnoot6, maar dat doet me toch niet. Beminde Ouders, nu zal het misschien niet lang meer duren eer dat we aan de slag liggen daarom zend ik u hier een adres om in geval dat ik u niets meer liet weten en indien gij nog iets zou willen wetenGa naar voetnoot7 van mij schrijft naar het adres | |
[pagina 434]
| |
A... B...Ga naar voetnoot1 1ste Regiment Carabiniers 111ste Bon. 1ste Compagnie 6de Divis. d'Armée. Inspection Général du service de santé. Gij hebt maar te vragen naar de soldaat A... B... No. de la matriculeGa naar voetnoot2..., en ge zult volkomen inlichtingen bekomen. Beminde Ouders, ik stel mij tevreden u dat te laten weten, 't is niet veel maar later meer. Aanveerd allen de beste groeten van uw moedige zoon en broeder
A...
Wel verstaan in geval ik u niets meer liet weten.
Zondag de 15-8-14
Aangezien gij mij vraagt omdat ik u enige regelen zou schrijven om u gerust te stellen, verhaast ik mij het te doen want het is tijd. Misschien heb ik nu voor enige tijd toch voor enige dagen de occasieGa naar voetnoot3 niet meer want we zitten hier maar een half uur van de vijand hem af te wachten, wij waren zo gerust in een dorpje en wij hebbenGa naar voetnoot4 er gestoord geweest op ons nest door een vlieger, die een onrustig uur heeft beleefd, want er waren er vele die er naar schoten zonder hem te treffen maar de bewegingen die hij miek in de lucht, het was ongelooflijk en dank aan zijn schone tuimelarenGa naar voetnoot5 die hij miek kostGa naar voetnoot6 hij onmogelijk gepastGa naar voetnoot7 worden hij trok er vanonder en wij hebben er 's anderendaags ook moeten van door trekken want wij hadden zeker mogen verwachten dat hij de eieren uit ons nest had geroofd zonder tegenstand te moeten doen maar neen daar is hij niet in gelukt, om voor ons 10 kilometers af te leggen op een uur daarvoorGa naar voetnoot8 zijn wij capabelGa naar voetnoot9 wij hebben het nog gedaan, en nu hebben wij het nog eens beproefd om de AlbosGa naar voetnoot10 (Duits) zijn weg te versperren en hem te tonen alwaar zijn weg is. Beminde Ouders, ik schrijf u alle dagen maar ge moet verstaan dat er | |
[pagina 435]
| |
vele verloren gaan door de eeuwige veelteGa naar voetnoot1 van de soldaten, ook vraagt ge mij of dat gij mij niet zou kunnen helpen met het een of het ander, tot nu toe heb ik nog niets nodig, geld heb ik genoeg want wij trekken alle dagen 30 centiemen soldeGa naar voetnoot2, eten heb ik ook genoeg, moest de vijand weten wat er al in onze zak zit hij zou wel zijn lipke lekken: vlees in overvloed, een halve kilo suiker, koekskes van enige jaren oud; dat de Duitser maar tanden had gelijk de Vlaamse leeuwen hij zoude wel kunnen knabbelen, ge ziet, Beste Ouders, dat ik tot nu toe nog niets nodig heb, zelf zou ik de Albos nog kunnen helpen met een ferme siekGa naar voetnoot3 tabak wel te verstaan als ze geknabbeld is, tot nu toe is er nog niet veel meer geweest dan ik u al geschreven heb anders niet of dat wij nu juist aan bosmansGa naar voetnoot4 gelijken: lang haar, lange baard, binnen in de buik goed gevuld dat is het bijzonderste. Beminde Ouders, gij schrijft mij zo dikwijls over Mr. Jozef doet hem een goede dag van mijnen t'wege ook aan vader Gust de oude C...Ga naar voetnoot5 misschien als ik het geluk heb nog te mogen schrijven zal ik het wel weten wat de C...Ga naar voetnoot6 uitgezetGa naar voetnoot7 hebben, zeg hem ook dat ik op de eerste lijn lig en dat ik mijn best zal doen mij zo goed mogelijk te verdedigen en trachten ere te halen over mijn regiment dat nu al lang goed gekend is. Vader gij hebt de honden zien werken maar moest gij het nu zien, ge zoudt er nog van verwonderd staan het is als of zij het wisten dat het nu voor goed is dat zij te doen hebben; geen een blaft, zelfs kruipen ze vooruit op hun buik om niet gezien te worden gelijk de soldaten, al wat ze vragen is wat water om niet te hard te moeten blazen. Ook de politiehonden zijn in dienst alsmede de honden van het Rode Kruis, die zoeken de bossen af en trachten de vijand te vangen want hun meesters hebben hun goed weten te leren hoe de reuk is van een bloeddorstige Pruis men zou zeggen t'is onmogelijk maar 't is toch waar. Beminde Ouders, nu sluit ik mijn brief en in de hoop van een goede uitslagGa naar voetnoot8 groet ik u allen vriendelijk.
Uw zoon en broeder
| |
[pagina 436]
| |
donderdag 20-8-14
Gisteren, woensdag de tijd niet gehad hebbende u enige regelen te schrijven neem ik nu binst mijn rust de gelegenheid u enige woorden toe te sturen. Ik ben nog altijd goed maar strafGa naar voetnoot1 moe, gij weet dat wij de Duitse verjaagd hebben te Jodoigne, hewel nu zijn de Fransen in onze plaats gekomen en wij zijn er van afgetrokken naar Boom na dinsdag 14 uren gemarcheerd te hebben, woensdag negen uren en nu donderdag, en t'en is nog maar zeven en half van de morgen, en wij zijn al reeds op weg van 12 uur van de nacht; ge ziet van hier dat wij nog niet veel geslapen of gerust hebben en dat wij afgemat werden, nu trekken wij naar Antwerpen waar dat wij misschien wat zullen mogen rusten en niet meer onder de blauwe hemel gelijk nu al vier dagen. Beminde Ouders, ik heb de tijd niet om u meer te schrijven, maar verwacht u aan meer nieuws. Weest gerust in alle geval ik ben goed al dat aan mij mankeerde was zeer aan mijn voeten, maar ik heb een paar kousen gekocht en nu ben ik wederom goed. Beminde Ouders, nog vijf minuten en wij zijn misschien weer weg in de omstreken van Antwerpen; indien ik daar tijd heb schrijf ik u daar nog. Aanveerd Beminde Ouders broers en zusters de beste groeten van uw zoon en broederGa naar voetnoot2
A...
maandag 24-8-14
Na uw telegrammen ontvangen te hebben kom ik u enige regelen te schrijven om u gerust te stellen. Beminde Ouders ik had u wel gezegd dat ik alle dagen ging schrijven maar zij hadden ons wijs gemaakt dat het geen voordeel meer was nog te schrijven doordienGa naar voetnoot3 dat de post stil lag, maar ik zie dat er nog alle dagen brieven komen, daarom neem ik nog eens de stoutigheid u enige geruststellende woorden toe te sturen. Beminde Ouders, gij zend mij deze telegrammen | |
[pagina 437]
| |
waarop ik geantwoord heb, dat is toch niet nodig deze nutteloze uitgaven te doen aangezien ik u geschreven had dat ik nog altijd goed was, misschien zijn mijn laatste brieven wel wat in traging, maar ik geloof toch dat gij ze zult ontvangen hebben. Beminde Ouders, vooral stel u gerust in mij ik ben goed zelfs beter dan ik uit Brussel vertrokken ben, en surtoeGa naar voetnoot1 nu dat wij in verzekerde bewaring zijn kan er ons hoegenaamd geen kwaad meer toekomen, misschien zal het voor u slechter zijn als voor mij met dat ik hoor dat de Pruissen langs Kortrijk zullen passeren, in geval dat dit voren viel weest zacht jegens de vreemde soldaten, het zal indien de mensen het al wilden verstaan een groot voordeel zijn voor de Kortrijkse bevolking, want reeds zonder enige tegenstand zouden zij zich kunnen of liever durven overgeven aan baldadigheden, wij van onze kant hebben ons werk gedaan voor de moment nu zijn wij in uitrustingGa naar voetnoot2 tot dat de gelegenheid komt te tonen wie er baas is, maar dat kan toch nog wat duren maar in alle geval moeten wij geen vrees meer hebben, 't is daarom, Beminde Ouders, stel u gerust, doet die kosten niet meer aan telegrammen, tenGa naar voetnoot3 is dat niet, ik was er geheel van aangedaanGa naar voetnoot4, omdat ik zag dat gij niet wist wat doen om in gesprek te blijven met mij, maar nu weet ge waarom het wat geduurd heeft eer dat ik schreef en nu zijt gij overtuigd dat alles wel gaat. Nog iets, Beminde Ouders, gij zult misschien lachen en zeggen hoe is het mogelijk dat ze de Duitsers verjaagd hebben en dat ze nu al te Kortrijk of hier of daar zitten; om u dat te doen verstaan zou ik u moeten kunnen mondelings spreken maar vader die bij de troep geweest is zal het wel in korte woorden begrijpen dat het onnozel zou zijn vele slachtoffers te maken, 't is te zeggen het leger schenden vooraleer de gelegenheid het toelaat, 't is te zeggen voor de Duitse macht gans gebroken is, volgens mijn gedacht is het zo, maar ik wil daarom niet zeggen dat het zo zal uitvallen. In alle geval, Beminde Ouders, broers en zusters, stel uw hertjes gerust uw zoon en broeder is gezond en kloek en goed en stuurt u allen zijn hertelijke groeten.
A...
Dat is het laatste geweest. | |
[pagina 438]
| |
Daarna volgt het navragen, de opzoekingen, het wachten in angst, het schommelen tussen hoop en vrees, gelijk duizenden ‘Beminde Ouders, broeders en zusters’ het gekend en onderstaanGa naar voetnoot1 hebben. Tot hun eindelijk de gruwbare zekerheid gemeld werd: dat A..., de moedige jongen, gestorven was als een held. Te Mechelen is hij gevallen. Hij was met zijn strijdmakkers achtergebleven om een voorgeborchtGa naar voetnoot2 te verdedigen. A... had er dekking gevonden bachtenGa naar voetnoot3 een muur en schoot van daar duchtig op de vijand. Toen de aftocht bevolen werd, wilde hij er nog enige omver schieten, en toen is een kogel hem komen treffen. Gelijk hij het in zijn brieven aan zijn vader beloofd had, heeft A... zich ‘moedig verdedigd’. |
|