Vyfde Bedryf.
Eerste tooneel.
Het tooneel verbeeldt de gevangenis, in den morgen. Vryhart zit, by het openen van 't gordyn, in eene diepe treurige houding; hy staat op, en nadert met langzaame treden tot voor aan op het tooneel.
De laatste bange nacht myns levens is voorby:
De dood waart om my heen; hy treedt my reeds op zy'-
ô Trotsche Dwang! uw wreede wensch zal nu gelukken!
Gy zult my voor het staal des beuls doen nederbukken...
Nog weinige uuren slechts... en 'k ben in de eeuwigheid!...
Met diepen ernst.
Heb ik myn ziel nu reeds tot sterven voorbereid? -
Durf ik tot de eeuwigheid gerust en kalm te nadren?...
Ik voel wel geen verwyt - maar smart dringt my door de adren.
Na een weinig stilzwygen, de oogen ten hemel slaande.
Wat sterveling, ô Bron van ons bestaan en leeven!
Wat stervling durft aan u zyn reekning overgeeven!
Wiens hart is zoo verblind door trotschen eigenwaan,
Of 't wyst by onderzoek hem meenge vlekken aan?