Vier-en-vyftigste brief.
Clementina aan Heloise.
Van harte geluk beste vriendin! met de gunstige verandering van uw lot, waarlyk gy moet in den hoogden graad beminnen, om zulke sterke aandoeningen te ondervinden, uw geheele brief ademt niets dan liefde en vervoering, ja de grootste, top van vreugde waarvoor de mensch immer vatbaar kan zyn. Smaak dan ongestoord de oogenblikken van dit hemelsch genot, en vergeet vooral niet! dat gy het zelve aan de goede Voorzienigheid te danken hebt; vreugde-traanen, sprongen my uit de oogen by het leezen van uwen brief. Ja vriendin! ik zal getuigen van uw geluk zyn, en schoon ik de sterke vervoering van eene heloise niet ken, schoon ik in haare zwymeling niet deelen kan, zal het zagte gevoel der vriendschap my op eene bedaarder wyze deel in haar geluk doen neemen.
Myne goede moeder dankt u hartelyk voor uwe vriendschappelyke uitnoodiging; doch het reizen zou haar in den winter te moeijelyk vallen: echter wil zy volstrekt, dat ik uw huwlyk zal gaan