| |
| |
| |
Zeven-en-veertigste brief.
Adelson aan Elius.
Het doet my leed dat ik u eenige onrust veroorzaakt heb door myn stilzwygen, daar menigvuldige bezigheeden hiervan alleen de oorzaak waren. Intusschen heb ik hieraan uwen zo belangryken brief te danken, - want in een ander oogenblik zoudt gy u misschien niet in de luim bevonden hebben om deze stof zo uitgebreid te behandelen; of misschien zoudt ge u alleen bepaald hebben om myn' brief te beandwoorden.
Ik gevoel ten vollen de kracht uwer bewyzen, en de sluitreden die ik hier uit opmaak is, dat: de mensch dikwerf door zonderling te willen schynen, of door een hooger vlucht met zyn verstand te willen neemen dan zyn voorgangers, zich in zyn eigen reden verwart: daar hy, door aan den eenen kant iets te willen bewyzen, dat aan den anderen kant door duizend sterker bewyzen wedersproken wordt, duisterheid op duisterheid stapelt: en zich eindelyk zelven in dien stikdonkerenn acht verliest.... Wanneer dus eene eenvouwige uitlegging van verheevene waarheden zich niet regtstreeks
| |
| |
aan kant tegen den eerbied dien men aan het Opperst wezen, en het gezond verstand verschuldigd is, vind ik dezelve altyd verkieslyker boven vergezochte stellingen, waardoor veeltyds het een of ander uit zyn verband gerukt wordt: aldus schynt my, by voorbeeld, het door u aangehaalde stelsel te zyn, dat men de deugd om haare eigene schoonheid beoeffenen moet. In eene hersenbeeldige waereld door hersenbeeldige menschen bewoond, zou dit zeeker eenigen indruk kunnen maaken, en tot de beoeffening der verhevenste deugden aanspooren, maar in de waereld waarin wy leeven, met de menschen zo als zy werklyk zyn, schynt my dit eeven zo onuitvoerlyk toe, als u. De denkende wysgeer heeft zich dikwerf aan soortgelyke schoone dromereijen overgegeeven, zyn verhevene ontwerpen, sierlyk op het papier gesteld, en dezelven in werking trachten te brengen: maar de ondervinding heeft hem helaas! ten allen tyden overtuigd, dat zy onuitvoerlyk waren, en om slechts een voorbeeld aantehaalen, herinneren wy ons aan de eerste schoone dagen der vryheid. Een aantal groote mannen scheenen eensslags als door een godlyk vuur bezield te zyn, en predikten openlyk Vryheid! Gelykheid! en Broederschap! de mensch moest voortaan het recht herneemen dat de natuur hem geschonken had, geen trotsche overheerscher zou hem meer onderdrukken: geen haat of twee- | |
| |
dragt, zou de heiligste banden meer losscheuren; één groot en edel belang zou de maatschappyen en enkele persoonen aan elkander verbinden - verdienste alleen zouden beloond worden, alle intrigues en belangzuchtige oogmerken zouden ophouden: in een woord, de deugd zou op alle ondeugd zegenpraalen, en het menschdom de schoone vruchten van deze zegepraal doen genieten.... Intusschen oordeele men zelven, in hoe verre de uitkomst aan dit zo heerlyke ideaal beandwoord heeft?..... De reden hiervan schynt my alleen te zyn; vermids men zich demenschen voorgesteld heeft, als veel volmaakter wezens dan zy werklyk zyn, daar men hen niet dan edele gewaarwordingen toeschreef, en onderstelde dat zy voordaan hunne harstogten door de reden zouden beteugelen. Voor soortgelyke menschen zou het schoone plan uitvoerlyk geweest zyn, terwyl het nu, voorgeschreeven wordende aan menschen, zich door hunne driften tot alle uitersten laaten vervoeren, eene tegenovergestelde uitwerking gehad heeft.
De plaatsen uit plato en seneca welken gy aangehaald hebt, zyn werklyk zeer schoon en strekken tot een tegenwigt aan de dwaaze en onteerende begrippen die sommige laatere wysgeeren zich van de Godheid vormden. Ja beschaamen zelven de bekrompene denkbeelden de sommige Christen leeraars zich van de Godheid voorstellen, daar
| |
| |
zy dezelve somtyds zodanig verzinnelyken dat de diepe eerbied die men aan het Opperst wezen verschuldigd is, hierdoor verzwakt wordt.
Ik doel hier by voorbeeld, op godgeleerden die, wanneer zy ons de gelukstaat na dit leven willen schetsen, ons den kostbaaren Tempel te Jerusalem afbeelden, en het oog meestal op de jaspis, robynen, paerlen, en edele gesteente doen vestigen waarmede dezelven versierd is: en hierdoor de edele ziel zoeken te verblinden, die geduurende haar verblyf op deze zinnelyke waereld nimmer haare gelukzaligheid in dit schitterend gesteente of in de pracht en rykdommen zoekt, maar zich tot het eerste kleinood verheft, dat door één straat den glans waarmede jaspis, robynen, en alle edele geste ente schitteren, verduistert. Geleerden zeg ik, die de ziel welke zich op deze zinnelyke waereld reeds tot zulk eene hoogte verheft, nu in een volmaakter staat haare gelukzaligheid, in een hand vol edele gesteente willen doen vinden; of ten minsten, met zeer veel zorgvuldigheid de oogen hierop willen doen vestigen; en dit als een der schitterende voordeelen van een toekomstig leven opgeeven: terwyl zy op de triviaalste wyze, in den Tempel God de vader, God den zoon doen omhelzen!... voor zwakke geesten en onkundige, of dweepachtige menschen moge deze schildery van een toekomenden gelukstaat genoegzaam zyn, zielen die geheel
| |
| |
stoflyk denken, en gevoelen, mogen zich met dit sober vooruitzicht troosten: maar de edele ziel vormt zich een edeler en grootscher denkbeeld van haare toekomende bestemming, en van de Godheid! - zy staart op een' schitterender glans dan die van paerlen en robynen, zy stelt zich de Godheid voor, als het middenpunt waaruit alle andere lichtstraalen komen, voor wien de cherubynen zich bedekken om niet door haar' glans verblind te worden. Als de onuitputtelyke bron van eene gelukzaligheid die zich mededeelt, aan alles wat haar nadert: als de onsterflyke! die 's menschen ziel voor de onsterflykheid geschapen heeft!.... Als de algenoegzaame; die door eene enkele straal, door een' enkelen aanblik al de behoefte van onze ziel ten eenenmaal vervult. Als de onbegrypelyke, aan wien het scherpste vernuft daaglyks nieuwe en onuitputtelyke volmaaktheeden zal ondekken, gelyk de natuur- onderzoeker nimmer, al bereikte hy ook den leeftyd van verscheiden eeuwen alle haare wonderen zou kunnen naarspeuren: wanneer wy dus van het werkstuk tot den Werkmeester opklimmen, kunnen wy ons, myns bedunkens, een flaauwe schets van deszelfs onuitputtelyke grootheid vormen.
Ziedaar myn vriend de schetsen die ik oneindig meer bemin, dan de zinnelyke afbeeldingen van de Godheid, die in myn oogen, haare majesteit
| |
| |
verkleinen, te meer, daar de heilige bladen ons niet dan de verhevenste denkbeelden van het Godlyk wezen geeven. Altyd hebben de volgende coupletten uit een fransche ode my om de grootheid der ideën by uitstek behaagt.
ô Vader van 't heelal! hoogst wys verstandlyk wezen!
Gy ongekende vriend der blinde sterflykheid!
Ge ondekte aan dankbaarheid uw aanzyn nooit volpreezen.
Zy heeft u outers toebereid.
Uw Tempel is op berg, in lucht, in 't hart der meeren,
De nauwbeperkte tyd verzinkt voor u in 't niet:
Gy vult geen plaats, doch woont in duizend duizend spheeren.
Waardoor ge u niet omsluiten ziet.
Ik zou u nog wel eenige byzonderheeden, my zelven betreffende, mede te deelen hebben, maar deze brief is te ernstig om kleine belangens hierby te voegen: te meer, daar men in soortgelyke oogenblikken, als de ziel een hooger vlucht neemt, zich boven alle kleine belangens verheft, en de onaangenaame gewaarwordingen, die ons somtyds bestormen, vergeet. Gelukkig dat de mensch zig dikwerf met soortgelyke verhevene denkbeelden kan bezig houden. Gelukkig dat ik in u
| |
| |
een' vriend gevonden heb, die dezelve in myne ziel onderhoudt, en my hierdoor nader aan myne bestemming brengt.
Doe my in uw andwoord het verhaal van den treurigen toestand van het arme huisgezin, waarover gy my met een enkel woord geschreeven hebt. Soortgelyke tafreelen geeven ons den noodigen moed, om de mindere rampen des levens met standvastigheid te draagen.
Vaarwel vriend! ik behoef u niet te verzeekeren dat ik bestendig ben
Uw vriend
adelson.
PS. Groet uwe vriendin clementina van my.
|
|