| |
| |
| |
Veertigste brief.
Clementina aan Heloise.
Ziedáár myne voorspelling reeds bewaarheid! de Heer C...... is dan de gelukkige sterveling, die uw hart heeft weeten te vertederen: de bescherming welke gy om zynent wil, aan het manlyk gedacht verleent, de vrolyke en losse toon, die in uwen brief heerscht, de bekoorlyke beschryving uwer wandeling: het vertrouwen dat gy op dien jongeling stelt. de verrukking in de oogenblikken die gy in zyn byzyn genoot, uwe vergelyking van dit genot, met de voordeelen van een' aanzienlyken levensstand: uw bepaalde voorkeur omtrend het eerste, dit alles overtuigt my vriendin! dat ook uw uur gekoomen is.... - Nu ik wensch 'er u geluk mede, en zal u de zwaarigheeden die gy zelve omtrend de toestemming uwer moeder maakt, niet herhaalen: daar gelyk ik vrees, die ook weinig indruk op uw hart zouden maaken, vergun my echter ééne aanmerking.
Zo lang de Heer C...... geen genoegzaam bestaan heeft, komt het my toch onvoorzichtig voor,
| |
| |
dat gy hem dikwerf spreekt, vermids gy hier door eene genegenheid voor elkander voedt, waarvan gy geen gelukkig uiteinde kunt voorzien: daar gy toch verzeekerd dient te zyn, dat de man met wien gy u zult verbinden; voor u zal kunnen zorgen: en wie weet hoe kort of hoe lang het zal duuren eer hy zyn oogmerk bereikt?... waarschynlyk zult gy my weder de altevoorzichtige vriendin noemen, maar in koelen bloede overweegt men alles bedaarder, dan wanneer ons hart vooringenomen is met het voorwerp dat wy beminnen. De vriendschap vordert dat ik u myne aanmerkingen hier omtrent mededeel.
Gy verzeekert my dat ook myn hart eens zyn hulde op het outer der liefde zal brengen, dit is moogelyk; ongevoelig ben ik niet, nimmer zou ik uwe dartelende steedelyke jonge heertjens kunnen beminnen, wier grootste talent in galanterie bestaat: en die my by myne komst in uwe kringen als een vreemd dier zouden aangaapen; en my misschien uit zucht voor nieuwigheid (gelyk gy u uitdrukt) aartigheeden zouden zeggen; waarvan zy geen enkel woord meenden. Neen vriendin! myne stille en eenvouwige levenswyze op het land heeft my de eenvouwige oprechtheid, en het huislyk genoegen boven alle deze schitterende vermaaken leeren waardeeren, en ik zou eene vry slechte of ten minsten belagchelyke rol onder
| |
| |
alle uwe bruine, blonde, tederhartige, of sentimenteele, jonkers maaken.... waarlyk dit is de snaar niet die myn hart ooit zou kunnen roeren.
Gewoon zynde aan den kunstteloozen omgang van den Heer elius, met een altyd nieuw vermaak in zyn geest volle gesprekken deelende, is het my tot eene behoefte geworden, dat ook myn hart meer dan een' beuzelenden omgang vordert, om waar genot te smaaken om een jongeling te beminnen, zou hy voorzeeker een verstandig geaprek boven de nietsbetekenende taal der galanterie moeten verkiezen, indien hy myne achting vorderde, moest hy die voorzeeker door zyn achtenswaardig charakter verdienen; en eenige wesenlyke kundigheeden bezitten die my zyn gesprek belangryk maakten: hoe schielyk zouden uwe meeste steedelyke jonge heeren, die gewoon zyn alle avonden naar hunne schouwburgen of speelpartyën te gaan, zich by de eenvouwige clementina verveelen; die haar grootste vermaak vindt, om by schoon weder de vrije lucht inteädemen; en die in het huwlyk geen grooter vreugde zou kennen, dan dat haar echtgenoot des winters 's avonds nevens haar in het hoekjen van den haard zat, en het eene of ander goed werk voorlas, 't geen dikwerf aanleiding geeft tot zeer belangryke gesprekken waarin het hart oneindig
| |
| |
meer deelt, dan in het spel, of het beuzelend geklap der galanterie.
Misschien is dit een ideaal dat ik nimmer vinden zal; wel nu! dan blyf ik aan de zyde myner goede moeder het levenspad betreeden.
Gisteren avond kwam de Heer elius ons een bezoek geeven, met een' vriend die voor eenige dagen by hem gelogeerd is, wy bragten den tyd zeer genoeglyk door: ernst en geestige scherts wisselden elkander beurtlings af. De vreemde Heer schoon 'er eene zekere sombere schaduw op zyn gelaat verspreid was, scheen my toe zeer verstandig te zyn; en sprak over verscheide werken der oude en latere dichters. Ik betreurde myne diepe onkunde omtrend deze schryvers, waardoor ik beroofd was om in dit zo belangryk gesprek te deelen; echter maakte ik hieruit de gevolgtrekking: hoe verschillend den tyd door den eenen mensch, in vergelyk van den ander besteed wordt: de een maakt zich dien ten nutte, en verzamelt zich een' schat van kundigheeden, die hem tot eene onuitputtelyke bron van genoegen strekt: en hem zyn' zwaaren arbeid met woeker betaald. Een ander brengt bynaar zyn' geheelen leeftyd beuzelend door, en kan zeldzaam aan den avond van een' dag zeggen: ‘dat nuttige werk heb ik verricht, deze, of geene kundigheeden heb ik aangewonnen, in dit, of in dat vak heb ik deze,
| |
| |
of die vordering gemaakt.’ - Alle menschen klaagen over de kortheid van het leven, en het grootste getal brengt een derde gedeelte van het zelve in verveeling door.... welk eene tegenstrydigheid!... ô Vriendin! daar ik my zelven niet geheel van deze dwaasheid kan vry pleiten, wil ik van dit oogenblik af, myn' tyd zo nuttig besteeden als my mooglyk is, om aan den avond van elken dag tot my zelven te kunnen zeggen: ‘ik heb heden iets nuttigs, iets wezenlyks verricht.’ Hoe veel, ja hoe oneindig veel, kan ook een meisjen haar verstand aankweeken, en zich nutte kundigheeden verzamelen die haar den tyd aangenaam doen doorbrengen; en die haar, in geval van tegenspoeden, nog altyd een bron van bestaan kunnen opleveren.
Mama verhaalde my onlangs dat zy een meisjen gekend had, dat, in een' zeer ruimen levensstand gebooren zynde, bestemd scheen om tot haar einde onbezorgd te leeven - doch na verloop van eenige jaaren bevond zy zich door een samenloop van verschillende omstandigheeden van haar vermogen beroofd; en tevens in de treurige noodzaaklykheid om het een of ander te zoeken: gelukkig had zy zich de opvoeding, die zy genooten had ten nutte gemaakt, en vond hierdoor een middel van bestaan zonder af hanklyk te zyn, en zich naar de luimen van anderen te moeten onder- | |
| |
schikken.... Gelukkig! herhaal ik, want in tegenspoed, vooral wanneer die eene vrouw treft, blyven haar zeer weinig middelen over om een genoegzaam bestaan te vinden; zonder haare vryheid voor eene kleinigheid geheel en al op te offeren!... en deze toestand schynt my vreeslyker te zyn, dan het zwaarste verlies: daar men, in soortgelyke gevallen, dikwerf als de smart het hart overkropt, een vrolyk gelaat moet aanneemen, om niet door duizend lastige vraagen bestormd te worden, terwyl men zich nimmer aan zyne stille mymeringen kan overgeeven, oogenblikken! die ons al het voorledenen en het tegenwoordige voor oogen stellen, en voor het lydend hart dikwerf een aantrekkingskracht bezitten die de smart leenigt, en in eene zagte melancholie herschept. Daar men dikwerf moet spreeken, over nietsbeduidende dingen, of de verveelendste herhaalingen moet aan hooren, wanneer men lust zou hebben om zich in zyn kamer op te sluiten; te huis moet blyven als men lust heeft tot wandelen, of wandelen moet als men lust had om te huis te blyven: in een woord, daar men zyn onschuldigste verlangens opofferen moet, aan den wil der genen by wien men zyn bestaap vindt, ziedáár immers meestäl het noodlot der vrouwen welke zich om een bestaan te vinden, in het eene of andere engagement verbinden. Gelukkig dus zy, welke in het eene of andere
| |
| |
vak van kunst, of wetenschap, in geval van nood een middel van bestaan kan vinden: waardoor zy onafhanklyk blyft..
't Eenvouwig brood! door vlyt verkreegen,
Hoe zuur dit ook gewonnen zy,
Blyft in den ramp een bron van zegen,
Want men geniet, en handelt vry.
Ik bedoel hier door het gemis dier vryheid geen losbandigheid, of verwaarloozing der pligten die ons in elken levensstand opgelegd zyn, maar die onophoudelyke afhanklykheid waardoor wy alle onze eenvouwigste verlangens en luimen aan die van anderen moeten opofferen.... Ik bedoel by voorbeeld, het zogenoemde vrouwlyke employ van gezelschap-juffrouw: zeldzaam neemen jonge vrouwen die, ten zy zy een melancholiesch humeur hebben: dat dikwerf ontstaat uit misleidingen die zy in liefde of vriendshap ondervonden hebben, wel nu! dan moet ook de arme gezelschap-juffrouw het taaiste geduld bezitten, om daaglyks dezelfde klaagliederen te hooren herhaalen: spreekt het arme meisjen eens van haar eigen verdriet, alsdan hoort Mevrouw niet eens naar het geen zy zegt, dit zyn beuzelingen in haar oog die zy nimmer beandwoordt... Onlangs sprak ik een ongelukkig meisjen dat niet ver van ons, zulk een' post by eene weduwe bekleedt; en zy verklaarde my
| |
| |
in het vertrouwen, dat zy daaglyks den Hemel dankte als de dag ten einde was; vermids Mevrouw haar daaglyks op nieuw herhaalde hoe deze en gene minnaar, of vriend, haar slecht behandeld en misleid had: hoe zy dan om het eene, dan weder om het andere zuchte, en weende: en zich den gantschen dag het hoofd brak, om hen weder aan haare zegenwagen te kluisteren; wanneer by elke mislukte pooging haare klagten verdubbelden: op dit enkel verhaal werd ik zo duizelig dat ik 'er den gantsche dag pyn in het hoofd van had.
By een oude dame is deze post nog veel erger. 't Is waar dat men in zulk een' levensstand de onbezorgde kost heeft. Maar ik voor my zou veel liever van den morgen tot aan den avond voor my zelven willen arbeiden, om ten minsten myne uuren van uitspanning naar myn' smaak te genieten: dan myn leven in eene geduurige zelf verveeling door te brengen. Ik twyfel niet of gy zyt hieromtrend in het zelve gevoelen van.
Uwe vriendin
clementina.
|
|