| |
| |
| |
Negen-en-dertigste brief.
Heloise aan Clementina.
Waarlyk uw' laatste brief was al zeer kluchtig, en had den toon die sommige heeren Recensenten aanneemen, wanneer zy, gelyk men my dit wel eens verhaald heeft, even den neus in een boek steeken; en dan schielyk en terloops eens inzien of zy ook op de spelling of de taal iets vitten kunnen: zo ja, dan laaten zy eens recht los en hekelen dikwerf alles wat in het geheele werk staat, zonder zich eens de moeite te geeven van het zelve te leezen, is de schryver hun onbekend dan vieren zy den ruimen teugel aan hunne bedilzucht: zeggen veel, maar bewyzen niets: haalen somtyds plaatsen aan, die zy uit hun verband rukken om dezelven in een belagchelyk licht te stellen, en hierdoor het debiet voor den armen boekverkooper, wiens periodiek werk zy schryven, wat te vermeerderen. Intusschen helpt al het schorre geschreeuw van soortgelyke Recensenten by veele zeer weinig, het boek indien het behalven eenige kleine vlekjens, goed geschreeven is, wordt geleezen en verkocht... ook zo is het vriendin met
| |
| |
uwe deftige declamatie tegen de mannen, gelegen: Elk meisjen tegen, wie gij eene soortgelyke taal voerdet, zou den jongeling dien zy bemint, misschien eens sterker dan naar gewoonte in de oogen kyken, doch zich verbeelden in dezelven niets dan trouw en oprechtheid te leezen: en zou voords om uwe strenge beoordeeling lagchen. Geloof my de tyd zal ook eens komen dat al het geen wat men u van de ligtzinnigheid der mannen verhaald heeft, weinig indruk op uw hart zal maaken, daar gy den jongeling dien gybemint, als een' Joseph zult beschouwen.... Ja de tyd zal eens komen waarin gij, even als anderen, uw offer op het outer der liefde zult brengen: en voor de meisjens die zich zo zedig en beschroomd houden, is dikwerf dat uur zeer naby.... Misschien is het wel mooglyk, dat, indien gy altyd, daar op uw afgelegen landgoed blyft, waar gij, althands geduurende den winter niemand ziet, dan de lieden die in den omtrek woonen, (welken tot uw ongeluk, of getrouwde lieden zonder mannelyk kroost, of wel kuische vyftig - of zestig jaarige maagden zyn; in welkers eerbaar hart nooit de wensch naar het huwelyk ontstond; en die slechts op het outer van vesta haaren wierook deeden ontbranden:) 't is wel mooglyk, zeg ik dat gy aldaar, geen' jongeling vindt die den minsten indruk op uw hart maakt, maar kom slechts dezen winter eenige wee- | |
| |
ken by ons doorbrengen, en myne goede clementina zal, onder de verschillende jongelingen, die haar omringen, 'er wel één vinden die haare strenge beoordeelingen, omtrent de mannen op eens zal vernietigen.... kom slechts, gy kunt hier jongelingen in soorten vinden; blonden, bruinen, grooten, kleinen, tederhartigen, ongevoeligen wiens verovering een groote zegepraal voor u zou zyn: en waarlyk hebt 'er kans op, want zo dra een bevallig vreemd meisjen zich in een' kring vertoond, alsdan verzamelen de mannen, die gaarne eens eene variatie hebben, zich om haar heen; en het bekoorlyke der nieuwheid geeft haar veel vooruit, en opent alle harten voor haar.
Ik heb van daag eens recht lust om u te plaagen, om u te straffen voor uwen zo geheel zedekundigen brief, dat men zou onderstellen dat hij door een oude vryster geschreeven ware. Want de oude vrysters vaaren altyd tegen het mannelyk geslacht uit, waarschynlyk om dat zy boos zyn dat niemand van hun zich ontfermde, om haar tot de gezellinne zyns levens te verkiezen. Het oude spreekwoord zegt: de duivel is zo zwart niet als hy asgeschilderd wordt: ook, zo is het ook naar myn inzien. met de mannen gelegen, 'er zyn 'er die werklyk slecht zyn, en 'er zich op toeleggen, om uit een soort van hoogmoed, het hart van alle
| |
| |
vrouwen en meisjens aan zich te hechten, om dezelven zo dra zy hunne zegepraal zien, op de laaghartigste wyze te versmaaden: doch deze vlinders, die men bestendig ginds en herwaards ziet dartellen zyn ligt te onderscheiden van een jongeling die zich, met zyn geheele ziel aan een meisjen hecht dat hy bemint.
Zondag heb ik den Heer C...... gesprooken, hy herhaalde my de sterkste betuiging zyner liefde: en ik geloof dat deze oprecht is. Nooit te vooren scheen my, in den mond van een ander het woord liefde zo zoetvloeijend dan in den zynen: nooit zag ik een oog dat hierby zo veel gevoel en zagte aandoeningen uitdrukte.... Wy deeden nog eene wandeling om de stad, en gingen in een afgelegen herberg een kop koffy gebruiken: schoon de herfst reeds de geheele natuur van haare frischheid berooft, waren echter de volgeladene vruchtboomen een gezicht dat ons bekoorde, en aanleiding gaf tot een belangryk gesprek; de Heer C...... zeide onder anderen: De zomer is treurig voor my verloopen, maar de herfst brengt my vreugde aan. En soortgelyke op het oogenblik waarin wy ons bevonden, toepasselyke uitdrukkingen meer, wy wandelden door den tuin tot aan een styger die over het land uit ziet: het vee graasde nog in de reeds een weinig bruinachtige wilden, wy zateneenige oogenblik- | |
| |
ken op dezen styger terwyl de Heer C..... my smeekte om hem te zeggen, of ik hem ten minsten dan niet een weinig meer vriendschap toe droeg dan aan elk ander jongeling, byaldien dit zo ware andwoorde ik hem, welke hoop zou u dit kunnen geeven daar gy toch nog geen genoegzaam bestaan hebt, om voor eene vrouw te kunnen zorgen. - 't Is waar, lieve heloise, hernam hy met eene diepe zucht, doch indien ik u slechts niet onverschillig ben, zal ik alles in het werk stellen om dit te verkrygen, wat zou ik niet onderneemen? welke poogingen zou ik niet aanwenden om my uw bezit waardig te maaken? een woord dus, dat ik u niet geheel onverschillig ben, en ik durf de schoonste hoop voeden!... Spreek dit woord, en ik acht my de gelukkigste der stervelingen! hy hield zyn' arm om my geslingerd, drukte myn hand met zo veel vuur aan zyn hart, zag my zo teder aan, dat ik my niet onthouden kon om hem deze bekentenis te doen... Hy was buiten zich zelven van blydschap en druide my met vervoering in zyne armen. ô Vriendin! indien dit geveinsdheid of valschheid konde zyn, alsdan zou men zelfs de vreugd der engelen moeten mistrouwen, want nimmer kan een genoegen zuiverer zyn dan in deze oogenblikken: geen hooge rang of staat kan immer tegen soortgelyke zagte aandoeningen opweegen: en ik zou den midden- | |
| |
maatigsten levensstand, met een' man dien ik beminde, oneindig verre verkiezen, boven het grootste fortuin met iemand aan wien ik, niet al het gevoel waarvoor myn hart vatbaar is, kon toewyden. Wat 'er van deze vernieuwde vriendschap, met den Heer C...... worden zal, dat kan ik zelve noch niet beslissen, doch ik weet zeeker dat ik aan de zyde van Mama groote zwaarigheeden te gemoed zie, daar zy 'er op aan zal dringen dat ik my niet dan met een ryk man moet vereenigen. - De tyd zal dus dit alles ontwikkelen, of liever, het geen myn deel is, zeggen de fyne zusjens, zal my niet ontdaan. Ik ben zeeker niet fyn, maar omtrend het huwlyk denk ik toch, daar dit het grootste tydvak in ons leven, ja het gewigtigste tydstip tusschen het begin en eindperk van ons leven is, dat de Godheid die over alle onze lotgevallen waakt, ook een zeker onbekend gevoel in ons hart doet ontstaan, en alles tot het einde doet medewerken dat voor ons bestemd is: en hierop verlaat ik my gerust.
Gy ziet dat ik de geheimste schuilhoeken van myn hart voor u open leg, en dit moet u meer dan woorden overtuigen; van het gulle vriendschapshart
Uwer vriendin
heloise
|
|