dat ik u dit door soortgelyke kleinigheeden doe blyken, maar ik had my zulk een vreugd voorgesteld, om met u onzen hof op en neder te wandelen, u elk plantjen en bloem aantewyzen die ik geplant had... ja lagch my vry uit, ik had alreeds met myn oog de vruchten uitgekoozen die ik u geeven zou... En nu! ja nu is al de vreugd, die ik my voorstelde, verdweenen!...
Maar hoe, ik spreek nog van my zelven, terwyl gy, in diepe droefheid verzonken, aan het ziekbed van uwen geliefde vader zit, en met angst en vrees elke zucht en beweeging gadeslaat. Neen! ik wensch u niet by my, gy hebt in deze oogenblikken grooter pligten te vervullen dan die der vriendschap.... God geeve dat gy uw braave vader behouden moogt, en dat hy spoedig buiten gevaar moge zyn. -
De brief van den Heer K......dien ik hier nevens insluit, heeft my verbaasd: zulk eene vreeslyke ontknooping had ik niet verwagt: echter beklaag ik hem, daar hy door zyn' vriend misleid wordt; en misschien zyn dwaaling te laat zal inzien: want de slerke uitdrukkingen dien hy (hoe hoonend dezelven ook voor u zyn) in zyn' brief bezigt, toonen duidelyk aan, dat hy u nog bemint; en dat jalousie alleen hem tot dat uiterste brengt. De brengt. De Heer S...... handelt intusschen niet braaf, en is eer zyn vyand dan zyn vriend.