Vyf-en-twintigste brief.
De heer K...... aan Heloise.
MEJUFVROUW!
Het is niet de, diepste aandoening dat ik de pen opvat, om u te betuigen, dat ik ten hoogsten ver. baasd sta over uw gehouden gedrag: en dat het niet dan na de ontegenspreeklykste bewyzen is, dat ik my zelven hiervan heb kunnen overtuigen. ‘Hoe! de zo gevoelvolle en kiesche heloise, welke beslooten had om haar hart nooit by overyling te schenken, daar zy eerst, den jongeling grondig moest leeren kennen aan wien zy zich eens zou verbinden: heeft dan, eenige oogenblikken na myn afscheid, dat zo diep treurig was, weder de hulde van een' nieuwen minnaar met blydschap ontvangen - een vreemdeling heeft, in eenige oogenblikken, zulk een' diepen, indruk op haar hart weeten te maaken, dat zy hem daaglyks, en wel op de vriendelykste wyze, ontvangen heeft; terwyl zy rasch den armen jongeling vergeeten kon, met wien zy, geduurende eenige weeken, op de gulste wyze om-