maaken uw hart geheel tot dien toon zouden stemmen, en u onvatbaar zouden maaken voor de edele aandoeningen, die ons tot ernstige en verhevene daaden opleiden. ô Vriendin! volg dan altyd die edele neiging, om het leed eener ongelukkige te verzagten; niets schenkt ons een grooter wellust: en als verscheide vermogende lieden dezelve eens gesmaakt hadden, zouden zy gaarne iets van hunne verkwistende uitgaven willen bespaaren, om die tot een nuttiger einde te gebruiken. De weldaadigheid is gelyk aan den milden daauw, die het dorstige aardryk verkwikt; of wel, aan eene schoone vrucht, die slechts in weinig oorden tot rypheid komt, maar dáár waar dezelve ook rypt, ieders oogen verrukt, en na het genot nog de aangenaamste nasmaak achterlaat. Verschoon deze kleine uitwyding, maar gy weet hoe ik omtrent dit stuk denk; ja, indien ik ooit naar rykdom verlangde, zou het voorzeeker zyn om aan deze geliefde neiging te voldoen. Al het geen ik u verders te zeggen heb, bespaar ik tot het genoegen van u mondelings te spreeken. Intusschen behoef ik u niet te verzeekeren dat ik bestendig ben
Uwe vriendin
clementina.