Dertiende brief.
Clementina aan Heloise.
Uw laatste brief heeft myne goede moeder en my, stof tot veel aanmerkingen gegeeven, en het geen ik u in myn' voorigen zei, dat de genoegens die gy thands geniet, niet bestendig kunnen zyn, wordt reeds bewaarheid. Ik huiverde op het verhaal van het voorgevallene met den Heer S...... Hoe, om, gelyk gy zegt, de rol van een' wanhoopenden minnaar naar het leven te speelen, stelt hy zich in gevaar van een' zelfmoord te begaan, en dat om een meisjen dat reeds verloofd is. Gy, vriendin! ziet thands alles door den bedrieglyken spiegel van uwe verbeelding, en behandelt de erstigste dingen op een' lossen toon, of ten minsten gy vergeet het gebeurde schielyk, om u weder met andere dingen bezig te houden: maar ik, die, uit hoofde van myne omstandigheid, bedaarder over alles kan nadenken, beef somtyds voor u, dat gy, in de eene of andere luim, u onaangenaamheeden op den hals zult laaden: verschoon myne openhartigheid, maar de aanhoudende verstrooijing waarin gy nu leeft, doet u alles als beu-