Elfde brief.
Elius aan Adelson.
Ja de goede Voorzienigheid zal uwe smart verzagten, daar, zy 's menschen ziel aldus samengesteld heeft, dat zelfs de zwaarste smart door den tyd geleenigd en uitgewischt wordt: intusschen werken de reden en Godsdienst hiertoe mede, daar de eerste ons zegt: dat 'er rampen in dit leven zyn, die wy niet kunnen vermyden: vermids zy uit den aart van alles wat ons omringt, ja uit den aart van ons eigen lighaam voortvloeijen, en waaraan alle menschen dus vroeg of laat onderworpen zyn: daar zy hunne heerschappy uitoeffenen van den throon tot in den diepsten kerker, van den stoutmoedigsten held, tot aan den vreesachtigsten slaaf: van het spits der alpen tot in de diepste valeijen: in een woord, van den zuid- tot aan den noordpool, zyn immers alle bewooners der aarde aan ziekte en dood onderworpen, en alle menschen ondergaan eens de smart, dat zy, of uit de armen hunner geliefdste vrienden weggerukt worden, of hun verlies betreuren. - Ik herhaal deze zo oude en door alle eeuwen bevestigde waarheid