elke bloem trekt onze oogen tot zich - wy hooren met vermaak het gezang der leeuwriken en der nachtegaalen - en vangen hunne verliefde toonen op: ons hart heeft altyd iet te wenschen - en met een brandend verlangen zien wy het volgend oogenblik te gemoet – terwyl hy die niet bemint, de Natuur meestal ongevoelig beschouwt - of over de ledigte van zyn hart zucht... Nooit iets met drift verlangd - of zyn leeven in aangenaame droomen doorbrengt die hem slechts in zyn verbeelding doen genieten - en hem beelden voorstellen die hem gelyk een schaduw ontglippen....
ô Lieve héloise gy kunt aan my wel bespeuren dat 'er iets zonderlings in myn hart omgaat - en dat vreugde en verrukking het zelve geheel overmeesteren. Weet dan dat ik binnen kort de echtgenoot van myn sophie hoop te worden, ik heb 'er met myn oom over gesprooken - en hy heeft 'er niets tegen, dan alleen dat hy zegd dat het meisjen wat te dartel is: - maar, gy weet oude lieden beminnen alleen den ernst - en vergeeten dat zy in hun jeugd ook liever een vrolyk meisjen zagen dan eene ernstige prude.
Ik schryf heden ook aan myn ouders om hen hunne toestemming te vraagen, en wanneer ik die verwerf noem ik my de gelukkigste der stervelingen.... alsdan zal het huw-