| |
| |
| |
Twee-en-dertigste brief.
Adelson, aan Elius.
Hoe veel stof tot nadenken heeft uw' brief my gegeeven, hoe veel kiescheid van gevoel hoe veel waarheid en verhevene denkbeelden straalt 'er in denzelven door: - vriend, gy zyt een zeldzaam mensch! een dier verhevene stervelingen die men zoo schaars op het levenspad aantreft, en wier vriendschap men niet genoeg kan waardeeren; vermids zy niet alleen invloed heeft op de genoegens van ons gezellig leeven; maar vermids zulk eene vriendschap ons ook in alle omstandigheden tot leidsvrouw strekt – ons op steile hobbelige paden, minzaam de hand biedt - ons aan alle dwaalingen en twyffelingen ontrukt, – ons hart een rustpunt aantoont - en ons op den zekeren weg brengt: waarop wy met een' vasten tred onzen reis naar onze waare bestemming kunnen volbrengen.... Gy weet, ik ben openhartig genoeg om geen geheimen voor u te hebben: weet dan dat ik sinds lang, (ik bloos om u dit te bekennen) een soort van onverschilligheid voor den Christelyken
| |
| |
Godsdienst gevoelde - niet uit minachting voor denzelven, dit zy verre: maar zeer veele omstandigheden gaven hiertoe aanleiding. In myn eerste jeugd kende ik den waardigen Leeraar W.... die even als gy myn vriend, altyd op het hart zyner toehoorers werkte; en my dikwerf de traanen uit de oogen perste: - ik was toen, in myn eenvouwige onschuld geheel aan de leer van het Christendom toegedaan, myn hart vondt hier in een bron van troost die het gevoel dat de natuur my geschonken heeft sterker deedt ontgloeijen: - ik herrinner my nog met aandoening, hoe ik dikwerf in myn jeugd de waarheden van den Godsdienst, die onder myn bereik waren nadacht: – met hoe veel geestdrift ik dezelve gevoelde. Ja ik herrinner my, dat ik toen myn goede vader op zyn sterfbed lag, ik my verwyderde, de eenzaamheid zocht; en aldaar op myn knieën met het vuurigste vertrouwen God bad: dat Hy hem aan myn moeder en my zou weder geeven.... ik herrinner my nog hoe opgeruimd en vertroost ik was na dat ik aldus myn hart ontlast had.... En toen het God behaagde om myn vader van ons weg te rukken, toen ik in de diepste droefheid verzonken, hem myn bittere traanen wydde - en my tevens zyn laatste oogenblikken te binnen bragt - toen hy met het volmaakte vertrouwen op eene gelukkige
| |
| |
onsterflykheid den dood reikhalzend te gemoet zag: ô vriend! in dit oogenblik nam myn jeugdig hart, een zeer hooge vlucht, en gevoelde al de waarde van den Christelyken Godsdienst. - Ik stelde my het oogenblik voor, waarin zyn ziel aan de aardsche kluisters ontrukt hemelwaards snelde. - Ik zag de engelen die haar voor Gods throon geleide. - Myn verbeelding schetste zich ook jesus af die hem den palm der overwinning toereek: en ik staarde in myn onschuld reeds het blyde oogenblik te gemoet, waarin ik myn vader in den hemel zou wedervinden.... Myn aandoening was misschien met wat geestdrift vermengt - maar zy was oprecht - myn hart gevoelt het nog in dit oogenblik: vermids deeze herrinnering my een traan afperst....
Ik heb u verhaald welke veranderingen de dood van myn vader in myne omstandigheden te weeg bragt: de braave Leeraar W.... zag myn traanen vloeijen, hy zag myn droefheid - en hy deedt alles om my over den dood van myn' vader te troosten: - ik herrinner my nog, dat toen ik de eerste keer in den diepen rouw onder zyn gehoor was - hy een voorstel deedt dat juist op myn omstandigheden toepasselyk was: waarschynlyk had hy ook met voordacht deeze stof uitgekozen, vermids hy het fynste gevoel bezat; en my zeer veel
| |
| |
vriendschap toedroeg: om kort te zyn, zyn geheele redevoering verlevendigde de hoop dat wy onze afgescheidene bloedverwanten en vrienden eens in een beter waereld zouden wedervinden.... Eenige tyd daarna wierd hy onpasselyk - hy had een lang en smartelyk ziekbed - en de dood rukte hem eindelyk uit het midden zyner bloedverwanten, en vrienden, als ook uit het midden zyner gemeente weg: terwyl hy algemeen met heete traanen beweend wierd. Ook ik beweende met het smartelykste gevoel - dit was het tweede verlies, dat ik ondervondt: - hy was de vriend en vertrouweling myner jeugd, ik kwam daaglyks aan zyn huis, en wanneer 'er slechts eenige dagen verliepen dat hy my niet zag, verweet hy my op de vriendschappelykste wys myn afwezenheid.... Ik beminde en achte hem zoo hoog dat zyn gemis my in eene droefgeestigheid dompelde, waarvoor slechts zeer weinig jongelingen van myn jaaren vatbaar zyn: zyn dood liet een ledigte in myn hart achter, die my reeds vroeg overtuigde dat ik veel door myn gevoel zou lyden: indien het noodlot my hevige schokken deedt ondervinden.... Het was in deeze oogenblikken van aandoening, dat ik myn hart op het papier uitstorte. - Deeze brochure hoe konsteloos zy ook was, droeg echter het kenmerk van gevoel en oprechtheid - ik bragt
| |
| |
dit ter drukpers - en zondt 'er eenige exemplaaren van aan zyne bedrukte weduwe welke bynaar zinneloos was van droefheid. - Dit was, tusschen beiden gezegd, de eerste stap die ik deedt in de zoo moeijelyke letterkundige loopbaan.
Ik kon my het treurige genoegen niet onthouden om de laaste lykplechtigheid van deezen eerwaardigen vriend te zien: ik herrinner het my nog. - Een geheele drom menschen had zich met hetzelfde oogmerk rondsom zyn wooning verzameld, – ik drong zoo lang door, tot dat ik digt aan dezelve kwam. - Ik zag zyn dierbaar overschot uit zyn wooning draagen.... En de heetste traanen van smart ontrolden myn oogen: weg! dacht ik in my zelven, is dan de vriend myner jeugd - hy was myn vader!... Hy verdiende dien naam in den volzin van het woord daar hy de plaats van de myne vervuld had - en zich met de taak van myne opvoeding had willen belasten – dáár myn vader hem op zyn sterfbed tot myn voogd benoemd had: – ô de jaaren die reeds verloopen zyn sinds dat hy in het graf rust, hebben het gevoel en dankbaarheid die ik aan zyn aandenken verschuldigd ben niet gesmoord - de aandoening die deeze herrinneringen in my doen ontstaan zyn borg hiervoor.... zegen! zy den over zyn asch - dat niemand zyn naam ooit
| |
| |
dan met eerbied uitspreeke - hy vormde myn jeugd... Hy was myn vriend en myn vader!... en geniet voorzeker thans het loon van al zyn arbeid.... Eens, eens zal ik hem wederzien.... En hem op nieuw myn dank toestamelen.
Verschoon het gevoel van myn hart dat my wegsleepte, en meer deedt uitwyden dan ik van voorneemen was: ik zal dan tot myn onderwerp terug keeren. – In de ledigheid die de dood van deezen achtenswaardigen vriend in myn hart achter liet, zocht ik troost in den Godsdienst - maar het zy met eerbied gezegd - ik vond die niet - hoe yskoud, hoe onverschillig, hoe dogmatisch waren sommige voorstellen zyner mede ambgenooten, in vergelyk van de zyne; die altyd het hart troffen: en my door den yver waar mede hy dezelve aanprees, overtuigde, dat zyn.geheele ziel de waarheden gevoelde, welke hy aan anderen leerde. Het zy echter verre van my, dat ik de talenten zyner ambtgenooten zou willen verkleinen - maar ieder een gevoelt op zyn wyze: - en het gebeurde my dikwerf dat ik in plaats van gesticht te worden door het voorstel hunner dogmatische en afgetrokkene bespiegelingen, naar myn wooning terug keerde, met een hart dat myn' overledenen vriend meer dan ooit betreurde, en tot zich zelven. sprak: -
| |
| |
‘ô hy alleen bezat de konst om het hart te treffen.’ – En ik beken het u, wanneer ik ernstig over het een of ander nadacht, gevoelde myn ziel meer dan hy het geen ik van anderen hoorde. - Kort daar na ontstonden 'er scheuringen en twisten. tusschen verscheidene Leeraars, en welhaast wierd den kansel in plaats van vrede en eensgezindheid aan te pryzen, somtyds de plaats, alwaar men haat en tweedragt inboezemde – ik hoorde aldaar dikwerf, dat men de gemeente voor valsche Leeraars, die de zielen tot het verderf zouden leiden, waarschuwde... Dit ontstichte my, in plaats van my eerbied voor den Godsdienst in te boezemen: - langzaamerhand verstaauwde de eerste indrukselen die denzelven op my gemaakt had - ik behield echter zuivere gevoelens, maar leerde tevens veele onzer hedendaagsche wysgeeren kennen, die gy weet dat dikwerf met een armzalig vernuft, zich 'er een soort van eerzucht uitmaaken om met alles den spot te dryven; en in een belagchlyk daglicht te stellen; ik juigchte nimmer hunne elendige beginselen toe, die my altyd voorkwaamen, als de verwoesting van alle maatschappylyke orde als de vernietiging van alle vaste beginselen; die ons de deugd om haar zelven doen beminnen; als ons in dagen van tegenspoed alle troost ont- | |
| |
rukkende; en eindelyk, als ons in ons sterf uur alle gegronde hoop op een beter leeven ontneemende; maar echter verstaauwde zoortgelyke herhaalde gesprekken, waar by men dikwerf uit gebrek van eigen vernuft: de spotternyen van verscheide zoogenaamde wysgeeren aanhaalde, dit verdoofde in myn hart de waarde van den Christelyken Godsdienst. - Ik vormde my een zamenstel van natuurlyke en geopenbaarde Godsdienst, dat my wel aan myn pligten verbondt, maar my tevens van de waare regel van ons gedrag verwyderde... En my dus ook veel van dien troost ontroofde, die de gewyde bladen aan ons hart kunnen schenken: in de verschillende omstandigheden des levens.
In deeze gesteldheid van ziel bevond ik my, toen ik het geluk had van u te leeren kennen. - En sinds de verhevene beginselen, waarop uwen diepen eerbied voor den Christelyken Godsdienst rusten, my bekend zyn - sinds u kiesch gevoel, uw geestdrift, uw yver my overtuigde, dat deeze beginselen haar zetel in uw hart hebben - sinds, gy my de waarheden van denzelven uit een geheel ander oogpunt hebt doen beschouwen – en my, de voor de meeste lieden onzichtbaare keten deedt ontdekken, die onze maatschappylyke pligten, aan ons geluk in dit, en onze hoop op een beter leeven, op het naauwste aan
| |
| |
de pligten verbindt, die den Godsdienst ons voorschryft: - sinds, gy my overtuigdet dat deeze, alle onze betrekkingen veradelen, ons gevoel een hooger vlucht doet neemen, en in een woord, al ons genot verfynt: - sinds myn' achtenswaardigen vriend, deedt gy een lichtstraal voor my opgaan - en dankbaarbeid, hoogachting en vriendschap is het eenige waarmede ik u ooit den zo gewigtigen dienst die gy aan my beweezen hebt, beandwoorden kan... Wie meer dan gy verdiendet gelukkig te zyn. ô Dat de hemel u dit eens doe worde - zie dáár de vuurige wensch van
Uw' vriend,
adelson.
|
|