| |
| |
| |
Een-en-dertigste brief.
Heloise, aan Clementina.
Uw brief heeft my eenige dagen zeer ernstig gemaakt - en het gesprek dat gy my hebt opgegeeven van de Heer elius boezemt my werklyk de diepste hoogachting voor hem in, als ook het verlangen om hem te leeren kennen. Ik hoop dan ook deezen zomer het genoegen te hebben, van eenige dagen by u te komen doorbrengen. Maar zal uw' geliefste vriend wel zoo veel genoegen vinden in het gezelschap van de somtyds denkende, maar ook somtyds vrolyke héloise, als in dat van de thans zoo zedige clementina? - Misschien niet - nu ik zal ook maar eenige dagen by u zyn - en dus zal hy my juist niet in veel verschillende luimen aantreffen: ja luimig ben ik waarlyk vriendin in alles, behalven in myne vriendschap - dezelve staat onwankelbaar gelyk een rots!.. my dunkt dit is eene geheel dichterlyke uitdrukking - ik ben waarlyk toch geen dichteres, en ik geloof dat by aldien de luim my eens overviel om vaersen te maaken, dat
| |
| |
ik al iets zonderlings zou voor den dag brengen: - en wanneer ik by u ware, zou ik u naloopen om myn schoone rymery aan te hooren, en te bewonderen!... want dit is toch het zwak van alle jonge dichters - zy vorderen een ingespannene aandacht - en hebben gaarne dat men hunne vaersen toejuicht.... Ik zou misschien dat zelfde zwak hebben, en als niemand my wilde aanhooren zou ik misschien zelfs iets op myn hondjen kunnen maaken: en het hem dan op een streelenden toon voorleezen: om verzekerd te zyn dat hy my toejuichen zou. Maar myn hemel, hoe kom ik toch aan dit onderwerp, ik weet het waarachtig niet - ik had geen het minste voornemen om u schertzende te schryven - neen waarlyk niet: want ik heb u zaaken van veel meer aanbelang te melden - maar zulk een pots speelt myn verbeelding my dikwerf, zy leidt my van het eene onderwerp op het andere; en dit doet my somts het hoofddoel uit het oog verliezen; nu, zy zal my nu niet verder om den tuin leiden: want ik zal daadlyk tot de hoofdzaak komen.
Weet dan, dat ik de hemel zy dank, bevryd ben van de lastige aanzoeken van de Heer S.... ik noem dit lastig, wanneer men zonder zich zelve hier van reden te kunnen geeven, het gevoel dat men inboezemt, niet
| |
| |
met gevoel kan beandwoorden; en als dan bestendig vreest om te veel of te weinig te zeggen - daar men door het eerste misleidt: en zich door het tweede onaangenaame aanmerkingen op den hals haal.... Ik heb een' zwaaren storm met Mama gehad, eer ik haar zoo verre konde brengen, dat zy aan den Heer S.... zyn afscheid gaf - zyn rykdom en zyn bevallig figuur waren haare wapens - en de mynen ongevoeligheid, en belangloosheid - ik had een' harden stryd te kampen - maar eindelyk zegevierde ik, toen ik Mama deedt begrypen, dat zy, door my tot dien echt te dwingen myn geluk zou opofferen - toen ik haar met traanen in de oogen bad, dat zy my toch het genoegen niet misgunnen zou van aan haare zyde te leeven - en geen ander gevoel te voeden dan myne liefde voor haar; voor myn vader; en myne vriendschap voor u... zy kon myn smeeken niet langer weêrstaan - en de Heer S... kreeg zyn afscheid: de goede jongen bleef eenige oogenblikken sprakeloos - op eens zyn hart lucht geevende riep hy met drift uit: ‘welaan louise! myn byzyn dat haatlyk in uw oogen is, zal u niet langer tot last zyn, op morgen vertrek in naar Engeland, naar myn oom: en gy zult my niet weder zien.’ Ik stamelde met half afgebrokene woorden: ik haat u niet, maar... Maar,
| |
| |
hernam hy, terwyl hy zich met de handen voor het hoofd op een tafel nederwierp: gy versmaadt myn liefde?... zyn smart trof my, en het was hoogtyd dat ik de kamer uitging, want myn goed hart tot medelyden aangespoord, zou my misschien weggesleept; en een enkel woord ontrukt hebben; dat my naderhand berouwd zon hebben. Hoor vriendin, schoon: ik tot heden de jongeling niet ken, die ik genoeg zou kunnen beminnen, om myn lot met het zyne te deelen, zoo begryp ik my echter niet, hoe verscheide meisjens zoo koel in dit stuk kunnen zyn – en zoo voor de neus weg aan een' jongeling kunnen zeggen: ik heb geen zin in u! ik geloof niet dat ik ligt tot dat uitersten zou kunnen komen: men kan zyn weigering toch altyd een weinig kleuren - en het gewoone spreekwoord in zulke gevallen bezigen, dit kwest ten minsten minder de eigenliefde: naamlyk, dat men noch geen zin in 't huwelyk heeft – dat men nog te jong is, enz. dit schynt my toe toch bescheidener te zyn - dan de lompe en terugstootende woorden, (ik heb geen zin in u.) waarlyk, my dunkt dat ik de zaak der mannen bepleit, en dat zy my veel verpligting zouden hebben, indien zy wisten dat ik hierover zoo dacht.
Nu vriendin, ben ik weder geheel vry, ik kan naar myn welgevallen in den Schouw- | |
| |
burg rond kyken, in gezelschap lagchen en praaten, met wien my goeddunkt: 'er is nog wel een zekere heer die by ons komt, die naar het my toeschynt de plaats van de Heer S.... by my zou willen bekleeden, maar behalven dat ik niet dwaas genoeg zou zyn om het naauwlyks weder verkreegene goed, ik bedoel myn vryheid weder op te offeren. Zoo is de Heer B... dien ik in het oog heb, een goede slokkert van een jongen, die myn hart gaarne door geschenken zou willen koopen. - Maar ongelukkig is dit niet te koop, ik neem bynaar nooit iets aan van een' jongeling - vermids hen dit te veel voet geeft - en zy zich alsdan verbeelden dat zy rechten op ons hebben, en wat myne hart betreft, dit is van zulk een zonderling samenstel, dat het volmaakt vry wil zyn in zyn keus; het is noch door goud, noch door edele gesteenten omtekoopen: het gevoelt veel te kiesch, om, indien het ooit beminde, liefde met iets anders dan wederliefde beandwoord te willen zien.... Het is fier en kan het denkbeeld niet dulden, dat een' jongeling zou kunnen denken dat ik hem vriendelyk bejegende om voordeel van hem te trekken: ik heb het zwak van de meeste jonge meisjens, dat zy zich gaarne met goud of kleinodien versierd zien - maar ik beschouw dit ook slechts
| |
| |
als een blinkend versiersel, dat in geen evenwigt staat met het gevoel van het hart.... ô als dit lydt - zyn al de kleinodien der waereld niet in staat om het de rust weder te geeven.... wie zou dan ook voor dit blinkend klatergoud zyn rust willen opofferen?
Denk niet vriendin, dat ik deeze aanmerkingen alleen put uit de Romans die ik lees - neen, de ondervinding versterkt dit. - 'Er komt dikwerf aan ons huis een zekere Mevrouw Z..... het schoonste en bevalligste vrouwtje dat men zien kan - zy is ryk, gaat zoo kostbaar gekleed als ooit eene vrouw begeeren kan; heeft equipages; bedienden; een prachtig huis; een uitgezochte tafel; ziet daaglyks gezelschap en woont alle vermaaken der groote waereld by. - Maar zy heeft een kiesch en gevoelig hart - het eerste belet haar, schoon zy in de groote waereld leeft, om de gebreken en ongeregeldheden die in de zelve in zwang zyn, op te volgen - terwyl het laatste haar belet om al het schynbaare geluk dat zy geniet voor waar geluk te houden. - Zy wierd door haare ouders dat lieden zonder vermogen zyn, gedwongen om met de Heer Z.... die schat ryk is te trouwen. - Hy is een goed mensch, maar een tegenmiddel tegen de liefde, zeer klein, mismaakt van gelaat, oogen die altyd traanen, een dikke
| |
| |
roode neus, een wyde mond, en beenen als een ankerstok... Daar nu de geheele waereld op het eerste gezicht oordeelt dat het niet mooglyk is, dat deeze bevallige vrouw de keus voor haar hart gevestigd heeft op zulk een man - en dat het gevoel haarer pligt alleen haare deugd staande houdt - zoo ligt men ook den sluyer der zwaarmoedigheid, welke zich op haar gelaat vertoond op, en men ontdekt onder denzelven hoe zy dit ook tracht te verbergen - dat hartzeer en smart aan haare jeugd knaagen, en den frisschen blos haarer kaaken doen verwelken, terwyl zy tot het pynlykste stilzwygen gedoemd is. - Onlangs bespeurde ik dit nog nader, wy waren op een dansparty met elkander, ik danste onvermoeid; na het eindige van een contradans toen ik wilde gaan zitten, huppelde den jongeling met wien ik gedanst had my na, tot dat ik een plaats open vondt - ik deelde in zyn onschuldige dartelheid, en huppelde met hem rond, tot dat Mevrouw Z... de goedheid had om wat inteschikken, om my plaats te maaken: ‘ô meisjen sprak zy met veel gevoel tot my, wat zyt gy gelukkig in uw schuldelooze vermaaken!...’ Maar Mevrouw, hernam ik, waarom danst gy niet? - ô hernam zy, te vooren had ik ook uwe vrolykheid, maar dit zou my thans niet voegen - en ook dit alles
| |
| |
is voorby!... zy trachte een traan te verbergen die aan haar oog ontglipte - en my meer dan woorden overtuigde, dat zy ongelukkig was. Deeze weinige woorden bragten my in een ernstigen luim, en het was my niet mooglyk om meer te danssen: schoon ik myn woord gegeeven had. - Wy verlieten eindelyk gelyk de zaal, vermids onzer beider rydtuigen voor stonden. Het haare was het prachtigste dat ik ooit zag: ik kon myn oog niet van haar afhouden toen zy met haar' echtenoot in het zelve trad - ô hoe akelig dacht ik by my zelve, hoe akelig moet het zyn om met een man naar huis te gaan dien men niet bemint; vooral wanneer men een aantal bevallige jongelingen gezien heeft; waar van men 'er misschien een zou kunnen beminnen: indien men vry was....
Mama zei my toen wy onderweeg waren: ‘Het is toch een prachtige équipage van de Heer Z....’ dat is het voorzeker hernam ik, ik zou het veel liever hebben dan de man aan wien het toebehoord. – ‘Maar zy is toch door hem die vrouw geworden, andwoorde Mama - wat was zy weder prachtig gekleed’ - 't is waar hernam ik, maar ik geloof echter niet dat zy gelukkig is – het is ook waarachtig geen man voor zulk eene bevallige vrouw! Mama wilde my andwoorde, maar het rytuig stond reeds stil voor ons huis -
| |
| |
en ik smoorde dus ook de gedachten die in my opkwam: ‘ik wilde liever myn geheele levens-reis te voet afleggen met een' jongeling die ik beminde, dan met iemand, die my onverschillig ware, in een gouden, ja, al ware het in een koets met jaspis of granaat steenen ingelegd, en bespannen met paarden gelyk, aan die men zegd dat eertyds de zonnewagen voorttrokken, het leeven door te draaven.’
'Er is geen waar geluk als het hart 'er niet in deelt. Ik zal hier tot bekrachtiging van dit alles eens het lieve liedje zingen, dat my juist invalt:
Arm en nedrig is myn hutjen, enz.
Vaarwel vriendin, leef gelukkig en denk dikwerf aan
Uwe vriendin,
héloise.
PS. By het overleezen van myn brief zie ik, dat ik niet geandwoord heb op uwe zoo belangryke aanmerkingen over uwe landvermaaken - waarlyk indien het van my af hing ik kwam per post naar u toevliegen, om ook in dezelve te deelen. - Maar dit schikt zich noch niet - ik moet over acht dagen op een bruiloft gaan - maar ik kom toch zeker by u deezen zomer.
|
|