| |
| |
| |
Dertigste brief.
Elius, aan Adelson.
Eene onpasselykheid welke my lusteloos maakte, heeft my tot hier toe verhinderd, om uw' laatsten brief te beandwoorden; die ik met veel genoegen geleezen heb, vermids ik in denzelven die beginselen ondek, die niet alleen tot een vaste regel voor ons gedrag kunnen strekken; maar ons tevens in alle omstandigheden des levens een ruime bron van troost kunnen opleveren: die helaas! door zoo veele menschen of miskend of verwaarloosd wordt. Uw hart gevoelt de beginzelen van den Gods-dienst welke ik u voorstelde - ô vriend! dezelve is de waare en eenige grond van ons geluk in dit, als ook in het toekomend leeven - maar ik zeg echter niets dan het geen duizend anderen voor my, en thans met my prediken - dus zoudet gy niet wel doen van juist aan het geen ik zeg, meer waardy te hechten, dan aan het geen anderen myner ambtgenooten u voorstellen..... De waarheid bestaat op zich zelven, zy is onwankelbaar - en
| |
| |
hangt niet af van de geene die haar verkondigen. Ik ontken echter niet, dat ik in verscheide myner voorstellen met het gevoel van myn hart raadpleeg: - niet om dat ik alles hier aan wil onderwerpen; maar om dat de waarheid juist met myn gevoel overeenstemd: en dat het my toeschynt dat men met zyn eige ondervinding raadpleegende meer nut doet, en zich duidelyker doet verstaan dan door alles in het afgetrokkenen te beschowen - want waarlyk de Christelyke Gods-dienst is zoo geheel voor de behoefte van den mensch berekend, dat het my onbegryplyk voorkomt, hoe veele lieden zich moedwillig van den troost berooven kunnen, welke in alle rampen des levens uit denzelven voortvloeit: - terwyl den Godsdienst tevens onze genietingen vergroot - en duizend aangenaame gewaarwordingen in de ziel doet ontstaan, die voor hun, die gevoelloos heen leeven, verlooren zyn.
By voorbeeld, hoe weinig lieden genieten met eene aangedaan ziel de schoonheden der Lente - veele onzer jonge lieden, ja zelfs veele lieden die in de jaaren zyn om te denken, verlaaten wel daaglyks de stad, om zich naar buiten te begeeven, maar de schoone Natuur is echter voor hun verlooren!.... zy begeeven zich derwaards om zich by het gezelschap te voegen dat hen wacht; om in
| |
| |
derzelver spelen en vermaaken te deelen.... Zy denken aan niets minder dan om een schoonen avondstond te genieten - het lommer der boomen, de schoonste bloemen gaan zy onachtzaam voorby: - Ja zelfs, het avondlied der philomeelen kan hen niet aan hunne geliefste vermaaken ontrukken - en dikwerf heb ik my verwonderd, wanneer ik zag dat lieden die men voor menschen van gezond verstand zou houden, zich by een verrukkelyken avondstond, wanneer de maan een aandoenlyk licht op de geheele Natuur verspreidt - in een bedompt vertrek kunnen opsluiten - en aldáár meer vermaak vinden, om hunne geheele ziel met eenige geschilderde kaartenblaadjes bezig te houden; dan zich met het grootsche schouwspel der Natuur te verlustigen.... ik ben 'er verre af om eenige onschuldige vermaaken te veroordeelen: maar ik ontwaar een gevoel van medelyden, wanneer ik zie dat veele menschen zich met een beuzelend genot vermaaken, terwyl zy het wezenlyke genot verwaarloozen: - wie verliest 'er meer door dan zy zelven? - want het zou eene dwaasheid zyn, indien zy durfden beweeren, dat hun hart by het doorschudden en nederwerpen deezer geschilderde blaadjes, waarmede zy zich uuren lang bezig houden, zoo veel wellust geniet, dan hy, die in eenen schoonen
| |
| |
avond met eene aangedaane ziel de Natuur beschouwd, en door haare beschouwing tot haaren grooten Vormer opklimt - en schoon 'er ook lieden waren, die durfden beweeren dat het eerste meer waarde voor hun heeft dan het laatste, dan moeten wy hen beklaagen dat zy hunne smaak aldus verbasterde; daar dit hun beneden den rang der denkende wezens stelt; waar in zy geplaatst wierden; dáár hunne ziel toch voor een veel verhevener genot berekend is: - en dus zyn zy de eerste die hier by verliezen, en zich van een edeler genot berooven.
Het is dan geen dwepery, wanneer men soortgelyke uitspanningen die by veele lieden een vierde van hun leeven wegneemen, afkeurt: want hoe veel geniet daarentegen de Christen wysgeer niet by de beschouwing der Natuur. - Hy ziet met verrukking het bevallige groen dat boomen en velden bedekt - elke plant, elke bloem trekt zyn aandacht, haar konstig samenstel, haare juist uitgetande blaadjes, die met alle mooglyke losheid aan elkander gehecht zyn; terwyl elk blaadje met duizende aderen zoo kunstig doorweeven is, dat eene oppervlakkige beschouwing genoegzaam is, om aan dezelven den groote konstenaar van het heelal te herkennen - inmiddels aan een' andere kant het geringste veldbloempjen zyn oog ver- | |
| |
rukt door haare schitterende couleuren, en haar fyn en konstig samenstel - hier ziet hy de nederige vergeet my niet tusschen het onkruid verschoolen, wiens kleine blaadjens zoo net zyn samen gehecht - dáár weder het veldviooltjen, wiens flueelig purper niet nagemaakt kan worden: dáár weder de konstig gewerkte Rhesida, welke tevens zyn gezicht en reuk streelt - in een woord, rondsom zich in het bloemperk vindt hy in elke bloem schoonheden te bewonderen, die hem gelyk gy te recht aanmerktet overtuigen, dat alle nabootsels der menschen slechts broddelwerk is, in vergelyk van dat der groote bouwmeester van 't heelal: hy luistert met verrukking naar de toonen der philomeelen, die hun avondlied zingen, en hun wegsmeltende harmonische gezang deelt aan zyn ziel een zacht gevoel mede, dat hem tevens ernstig maakt, en zyn hart ook tot dankbaarheid aanspoort - slaat hy zyn oog naar het ruime luchtzwerk, alsdan ziet hy aan het zelve millioenen sterren flonkeren - en niets is natuurlyker dan dat dit schouwspel hem tot verhevene denkbeelden opleidt - zyn genot vernieuwd zich dus by ieder voorwerp dat zyn aandacht tot zich trekt - een sterrenhemel by voorbeeld, doet hem natuurlyk tot het denkbeeld opklimmen, hoe magtig en wys deszelfs Vormer is - ‘hoe,’ (zegd hy tot
| |
| |
zich zelven) ‘Hy, die den loop van zoo veel millioenen hemel-bollen regelt. Hy, die de maan aan het luchtzwerk plaatste om onze aardbol te verlichten - Hy, die hun aller loop bestuurd - zoo konstig bestuurd dat zy zich nooit tegen elkander schokken of stooten - dat de eenmaal vastgestelde orde der jaargetyde en van dag en nacht nimmer gestremd wordt - maar geregeld blyft voortduuren: ook deeze zelfde oppermagt slaat my gade - ik leef onder zyn wys en vaderlyk bestuur - aan hem betrouw ik dan ook veilig myn noodlot - hy waakt over my wanneer ik sluimer - hy slaat my gade en wendt de gevaaren van my af die my dreigen - dus kan ik gerust het levenspad bewandelen, dat hy my aanwees.’ Door soortgelyke aandoeningen veradeld ons genot - en gy ziet vriend, dat men op deeze wys zonder te dweepen, of zich aan de genoegens des levens te ontrukken juist zyn genot versynt - en tevens de voorschriften opvolgd die de gewyde bladen ons aanwyzen dat wy van de beschouwing der Natuur moeten maakeen: by voorbeeld, waar vindt men in eenig werk schooner en dichterlyker beschryving van de grootheid van het Opperwezen, en van de werken der schepping, dan in de gewyde bladen? Lees eens, om niets anders
| |
| |
aan te haalen, met aandacht de 89, en 93 Psalm - en, de beschryving der hemel, der aarde en der zee, zal u overtuigen, dat de meeste verhevene denkbeelden der dichtkonst hier uit ontleend zyn: de mensch die dus het meeste de waarde van zyn aanzyn gevoeld, wanneer zyn ziel een hooge vlucht neemt; en zich met verhevene denkbeelden verlustigd; vindt dus in den Godsdienst een ryke bron, waaruit hy met volle teugen scheppen kan: en wel verre dat denzelven zyn genot verminderen zou - zoo verfynt het dit. De waare Godsdienst stemt dus volmaakt overeen met het gevoel van ons hart. Ziedáár dan ook het oogpunt, waaruit ik die beschouw.
Deeze brief is reeds zoo lang, dat ik hier niets meer by zal voegen, dan dat ik aanhoudend wenschen voor uw geluk te zorgen, en bestendig zal zyn,
Uw' vriend,
elius
|
|