| |
| |
| |
Achtiende brief.
Elius, aan Adelson.
Gy verbeeldt u dat ik voor u veins, dat ik myn geheime smart voor u verberg - maar gy bedriegd u: myne koelbloedigheid en onverschilligheid komt u onnatuurlyk voor: en echter is deeze koelbloedigheid de eenige troost welke my nog overblyft. - De eenigste aandoening die myn lot draaglyk kan maaken.... Wagt u dus wel, om het gevoel dat eertyds al myn foltering uitmaakte, weder in my te verlevendigen: het heeft my reeds zoo veel doen lyden dat ik my aan hetzelve geheel ontrukken wil - en myn hart tegen deeze vertederende aandoeningen een sterksten wil wapenen. Gy zyt bevreemd over deeze plotslitigsche verandering, en vraagt my naar derzelver oorzaak: De reden, de godsdienst - de ondervinding, ziedáár vriend de onwankelbaare zuilen, waarop dezelve gegrond is.... In de eerste oogenblikken van aandoening, van smart en wanhoop - schreide ik als een kind - ik klaagde als een onbezonnene en door
| |
| |
zyn drift vervoerde achtienjaarigen Jongeling, myn gedrag was dat van een man die zich de groote les der ondervinding niet ten nutte gemaakt heeft - en die aanhoudend om het gemis treurdt, van een goed, dat hem in zyn jongelings-jaaren ontnomen wierd: - zonder rondsom zich gade te slaan wat hem nog over-blyft....
ô Adelson! ik sidder voor my zelven, wanneer ik nadenk wat 'er van my geworden zou zyn, indien ik my niet door een gelukkig toeval, dat ik als een wenk des hemels beschouw uit dit doolhof, van tegenstrydige aandoeningen en hartstochten met geweld ontrukt had..... Alsdan, geheel gevoelloos voor my zelven, voor de pligten die ik jegens my zelven, en anderen te vervullen heb: – reeds voldeedt ik daaraan slechts uit noodzaaklykheid, - reeds had myn studie die ziel niet meer, die aan de eenvouwigste uitdrukkingen en waarheden leven geeft.... Hoe konde ik by voorbeeld aan myne medemenschen eene gematigdheid en onderwerping in de rampen des levens aanpryzen, daar myn hart weêrbarstig de folteringen die het drukte verduurde?.... Hoe konde ik aan anderen de weldaadigheid van den goeden Schepper met vuur afschetsen, – daar ik zelf in stilte tegen zyne besluiten morde?.... Hoe konde ik aan anderen gevoel inboezemen voor
| |
| |
de schoone Natuur, daar ik haar met onverschillige oogen aanzag, – daar zy voor my met eene treurige sluijer bedekt was? - Hoe konde ik eindelyk gevoelig zyn voor de ramp myner medemenschen - en hen troosten, dáár het lyden van anderen my niets toescheen, in vergelyk van het myne?....
Sinds eenige dagen zweefde dit treurig, tafreel my voor de oogen, – ik zag den afgrond wel waaraan ik stond - en sidderde terug, – maar ik beken u myne zwakheid, – ik had geen moeds genoeg om my aan dezelve te ontrukken, – wanneer een treurig toeval my de oogen opende - en my plotslings tot my zelven, en tot de heilige pligten van myn beroep terug bragt.
In onze nabuurschap op het Kasteel van B.... woonde de Heer salvini, met zyne jonge gade, welke alle mooglyke bevalligheid en al die zachtaardige deugd welke haare sexe het meeste versierd, bezat: Deeze twee echtelingen waren vermogend, leefden in aanzien, beminden elkanderen vuurig - en genoten in een woord, alle de aardsche zaligheden, waar voor den mensch op deeze waereld vatbaar is. - Mevrouw salvini was zwanger, van haar eerste kind, - en haar gelukkigen echtgenoot haaktte reeds met een brandend ongeduld naar het oogenblik waarin hy vader zou worden. - Dit kwam – en
| |
| |
alles liep gelukkig af.... De Heer salvini noemde zich de gelukkigste der stervelingen.... Wanneer eenige dagen laater - zyne geliefde gade een onverwagt toeval kreeg, dat haar in het graf sleepte....
Ik wierd by haar doodbed geroepen, en aldaar was het, dat ik by de uitgeputte natuur - by de stuiptrekkingen der stervende - by het snikken en de wanhoop van haar' Echtgenoot - by haare laatste ademhaaling leerde, met nadruk leerde, hoe wisselvallig, hoe onbestendig, hoe bedrieglyk het dierbaarst genot van dit leeven is.... En hoe rampzalig de mensch is, die al zyn hoop, al zyn geluk, in zyne mede stervelingen stelt.... In salvini, zag ik een' echtgenoot die even zoo ongelukkig wierd als ik - zyne smart evenaarde de myne - en myne tranen vermengde zich met de zyne.... Maar in hem, zag ik ook een ongelukkige die zich door de wispeltuurigheid van het noodlot, een voorwerp zag ontrukken, waaraan zyn hart door de sterkste banden gekluisterd was.... Dood! of ontrouw! dit is om het even!...
Goede God! riep ik uit, zoo dra ik my alleen bevondt, ontving den mensch dan slechts zyn kiesch gevoel alleen om te lyden?.... Een geheime stem fluisterde in myn hart.... ‘Dit leeven is slechts een proef-perk dat hy doorloopen moet, - om aan het einde
| |
| |
zyne waare bestemming te vinden.....’ In diep gepeins verzonken, doorliep ik met een staarend oog alle de lotgevallen der menschen, aan wien eenen verschillenden weg was afgebakend. - Ik zag dat de paden die aan derzelver ingang effen en bloeijend waren, meestal in den midden, of sommige ook aan het einde met alsemstruiken en distelen begroeit waren, of ook, dat zy die aan den ingang door steile rotsen ongenaakbaar scheenen - na eenige mylen wegs afgelegd hebbende, effener wierden: overal, in een woord waar ik myn oogen wendde zag ik een mengeling van genoegen, en smart - van genot, en ontbeeringen, zoo onafscheidelyk aan de menschelyke lotgevallen verbonden, dat het my eene dwaasheid toescheen om nuttelooze poogingen te doen, om dezelve van elkander af te scheiden. Salvini had al het genoegen gesmaakt dat eenen gelukkigen echt aan deugdzaame harten schenkt - ook ik heb dit geluk genoten - 't is waar beiden slechts zeer kort: - maar zou by een langduuriger genot onze smart minder hevig geweest zyn?.... ô in het voorledene zinken dagen, maanden en jaaren in het niet weg.... En derzelver aandenken is niets meer dan de herinnering van eene aangenaame droom!... Wy hebben dus vreugde genoten, - niet is natuurlyker dan dat wy ook het gemis ondervin- | |
| |
den - want zonder gemis zou 'er geen genot - zonder dood, ook geen leeven op deeze waereld kunnen bestaan....
Na soortgelyke ernstige overwegingen overtuigde ik my zelven, dat ons geluk, of ongeluk niet van een enkel toeval dat onvermydelyk is, afhangd.... maar van de wyze waarop wy ons in de verschillende rampen des levens gedraagen: - de boosheid en valsheid der menschen kunnen onze dierbaardste verbintenissen los scheuren - de dood kan een tedergeliefd voorwerp van onze zyde wegrukken.... maar noch de trouwloosheid der menschen, noch de dood kan ons nimmer ontslaan van de pligten, die wy jegens God, jegens ons zelven, en onze medemenschen te vervullen hebben – en welker taak niet voltooid is, voor dat wy aan het einde onzer loopbaan gekomen zyn... en, als dan rekenschap zullen moeten geeven van ons leeven..... Ik wil my dan met geweld ontrukken vriend, aan alles wat my aan myne pligten zou ontrukken. Gy ziet thans dat myn tegenwoordige bedaardheid op goede gronden rust.... schoon deeze aangehaalde waarheden my allen te vooren bekend waren - kunnen 'er echter oogenblikken zyn, ik schaam my om dit te bekennen, dat ons verdoold hart door zulke dikke nevelen omgeeven is, dat deeze waarheden niet tot in deszelfs bin- | |
| |
nenste doordringen.... Voor lieden die minder menschen-kennis bezitten, zou deeze bekentenis die ik ook alleen aan u doe, my uit hoofde van myn ambt zeer misdaadig maaken. Ik wil my niet verschoonen, maar wy zyn toch allen menschen - eer wy iets anders zyn... en hy, die door zyn gedrag een voorbeeld aan anderen moet geeven - moet ook zyn zwakheid kennen, om hierover te kunnen zegevieren, moet eerst de beoeffening der pligten door de invloed die zy op zyn eigen hart hebben, kennen, en gevoelen, om die aan anderen met nadruk in te kunnen prenten: ziedáár het geen voortaan de hoofdbezigheid zal uitmaaken van
Uw' vriend,
elius.
|
|