deedt ontstaan.... Maar dit stuk is echter naar de menschenkennende ondervinding geschetst - en toont ons de geduurige onrust en vrees, die beiden de echtelingen te vergeefs voor elkander zoeken te verbergen - en die heimlyk aan hun geluk knaagen.... Zy verlangen geduurig naar elkanders byzyn - en vreezen elkander aanhoudend door een woord, door een oogwenk te beledigen... want de herinnering aan het voorledene vergiftigd al hun geluk... en is een juist tafreel van myne toestand.
Wat myn kind betreft - ik zal vader voor hem zyn!... Al ware hy ook myn kind niet!... Ja adelson, ik zal vader over hem zyn!... Ik zal in zyn onschuldig hart de gevoelens van deugd aankweeken... Hy zal my beminnen... Hy zal my liefkozen... en in zyn zuiver hart, in zyne trekken zal ik met wellust het eertyds zoo zuivere hart, de eertyds zoo onschuldige trekken zyner moeder wedervinden.....
Tracht my voortaan niet meer door ydele droomen van geluk te verblinden - ik heb myn lot berekend, ik voorzie alles wat my zou kunnen gebeuren: en een taay geduld zal my tegen all' de slagen van het noodlot wapenen.... Denk niet, beste vriend, dat ik my aan wanhoop zal overgeeven; -