deelen. Ziedáár openhartig de aandoening die het eerste gedeelte van uw brief deedt verstaan.
Het tweede gedeelte had een geheel ander uitwerksel, op de woeste en stugge toon die in dezelve heerscht, verbaasde my: die onverschilligheid en gelatenheid komen my voor niet natuurlyk, maar veeleer de gevolgen eener beslootene wanhoop te zyn: gy wilt uw verdriet voor my verbergen, en een schynbaare gerustheid aannemen, vermids gy weet dat ik in al uw smart deel: - dit denkbeeld veroorzaakt een onaangenaam gevoel aan myn hart, dat in uw tegenspoed, in uwe ramp, nog veel meer uw vriend is, dan voor dat my de overmaat uwer ongelukken bekend was - verberg dan uwe traanen niet meer voor my - neem dien koelbloedigen toon niet meer aan - die my ik herhaal het, onnatuurlyk voorkomt: - Ik beken dat de wysgeer, dat vooral den Christen wysgeer zich met standvastigheid kan wapenen tegen de gewoone rampen des levens: maar hy kan echter zyn gevoel niet onderdrukken - hy kan niet laaauw en onverschillig denken, omtrent het geen hem eertyds het dierbaarste op deeze waereld was... Vergeef my vriend, indien ik misschien een onaangenaam gevoel in uw hart doe ontwaaken - dat gy tracht te smooren: of liever, dat gy voor my