vlamde verbeelding volgt haar' echtgenoot die eindlyk onder zyn ongewoonen en harden arbeid bezwykt... terwyl zyn laatste zucht nog liefde, ja de brandendste liefde voor zyn gade en kind ademd.... De verbeelding volgt voords de ongelukkige verlaatene weduwe, welke van een hooge trap van fortuin, als zynde de dochter van een ryke Lord, in weelde en overvloed opgevoed, nu eindlyk, na dat zy met syndham haar vaders huis ontvlucht was, en eenige jaaren in diepe armoede met hem leefde, door zyn dood tot dat uiterste gebragt wordt: dat zy, om voor zich zelven en voor haar kind een stuk brood te verkrygen, verpligt is, om haare diepe elende van stad tot stad voordtesleepen.... en in den avond (daar schaamte haar belet om dit by dag te doen) van huis tot huis haar brood gaat bedelen!... Terwyl eene arme vrouw de eenige medelydende ziel is, die haar een hand vol stroo tot haare leegerstêe aanbiedt om haar rampzalig leeven te eindigen....
“En is dit,” riep myne moeder uit! ‘is dit dan het glansryke verschiet, dat ons deeze overdreevene hartstochten beloofde... Is dit het geluk dat zulk eene uitspoorige liefde, die alles vergeet, alles ter zyde stelt, behalven het bezit van het geliefde voor-