wringt - en buigzaamer als een riet, zich naar alle haare luimen voegt - haare oogwenken gade slaat - haare schoonheid en bevalligheid bestendig roemt - in een woord, alles in het werk stelt om zich door het streelen van haare eigenliefde meester van haar hart te maaken?... ô Hoe ligt valt het hem, als haar te verleiden!... Ik beschouw dit dus, als de dwaaling van een oogenblik..... die gy grootmoedig vergeeven hebt – en dus ook vergeeten moet...
ô Vriend! laaten wy den mensch beschouwen gelyk hy werklyk is – maar niet gelyk onze verbeelding ons die voorstelt - laaten wy niet al te streng omtrent de vrouwen den ken, maar ter goeder trouw op ons zelven terug zien: waar leeft de man, die volgends zyn geweeten getuigen kan, dat, schoon hy bemindde, of reeds met het voorwerp zyner liefde verbonden is, dat hy nooit de eene of andere vrouw zag, voor welke hy niet eene heimlyke verboden trek in zyn hart voelde ontbranden?... Misschien verdoofde het afwezen, daar hy zich niet in de gelegenheid bevondt om haar dikwerf te zien, deeze schuldige begeerte?... Misschien ook, dat hy geheel wysgeer zynde... zich zelf genoeg wist te bedwingen om deeze gelegenheid te vermyden: maar vriend, een weinig opmerkzaamheid doet ons kennis van het menschlyk