| |
| |
| |
Zevende brief.
Clementina, aan Héloise.
Ziedáár bynaar een maand verloopen beste vriendin, dat ik geen tyding van u gehoord heb - het kan 'er waarlyk niet door - en ik had wel reden om boos op u te zyn, dat gy uwe clementina zoo spoedig vergeet - maar neen - gy vergeet haar niet - myn hart zegt het my: het pleit voor u - en heeft het u reeds vergeeven, onder beding dat gy niet meer dezelfde fout begaat.
Ik moet u iets verhaalen dat onlangs hier gebeurde, dat my veel verdriet veroorzaakt heeft - en my tevens ondanks my zelven, heeft doen lagchen!... t ware beter geweest dat ik niet gelagchen had, dit gevoel ik zelf - maar ik beken het u; ik kon 'er my niet van onthouden. Zie hier hier de geschiedenis.
Een half jaar geleden kwam 'er in deezen omtrek een quartier uur van ons, een huisgezin op een oud kasteel woonen, het zyn schatryke lieden die uit de Oostindiën kwamen. – Dit huisgezin bestaat uit man, vrouw en twee dochters - wy geraakte in kennis met elkander - en schoon ik juist niet; zeggen
| |
| |
kan dat de beide meisjens een uitsteekend verstand, noch zeldzaame hoedaanigheden bezitten, daar zy goedhartig zyn en men op het land juist niet veel keus van gezelschap heeft, zagen wy elkander dikwerf: – ja somts bleef ik wel eenige dagen by haar. Kort by het Kasteel dat zy bewoonen ligt het dorp B...... alwaar zy kennis hadden aan een niet onaardig meisjen van haare jaaren, welke dikwerf op het Kasteel kwam Eenige tyd geleden kwam zy als naar gewoonte en verhaalde ons, dat 'er een nichtjen by haar zou komen welke van een verre plaats kwam, waarvan den naam my vergeeten is - men noodigde haar om deeze op het Kasteel te brengen. Weinig dagen daarna liet zy weeten, dat nichtjen gekomen was, dat zy gaarne de dames een visiete zoude geeven, maar dat zy zich niet al te wel bevondt; waarschynlyk door vermoeijing van de reis enz. dat zy dus de jonge jufvrouwen liet vraagen om haar met een bezoek te vereeren?
Wy gingen dan gezamenlyk dit nichtjen dat lotje genaamd wierd, verwelkomen – ik vond haar een lief vrolyk meisjen, dat een zeker iet bezat om het gezelschap levendig te maaken: de geheele avond bragten wy met allerlei kleine spelen door, en ik kon niet bespeuren dat nichtjen lotje niet wel was - om kort te gaan wy gingen
| |
| |
Nichtjen lotje dikwerf bezoeken, welke tusschen beiden witte drop gebruikte voor de hoest, daarom zei zy, dat zoo lang die duurde zy zich niet in den avondlucht dorst te begeeven: ik merkte op, dat zy zeer veel werks maakte van myne jongste vriendin; en dat zy haar dikwerf stil in het oor luisterde; waarom zy dan beiden meesmuilden: - voor het overige mocht ik Nichtjen wel lyden - want zy was altyd vrolyk en stoeide gaarn - 't geen ik echter opmerkte, was, dat de rokken haar altyd zoo slenterend aan het lyf hingen, maar ik beschouwde dit als kleinigheden die niets tot haar charakter deeden.
Na dat'er dus eenige dagen verloopen waren, waarin wy haar daaglyks bezocht hadden, viel den Zondag in, waarop, 'er een groote middagmaaltyd op het kasteel zou zyn; dit veroorzaakte,dat de moeder myner vriendinnen niet volgends haare gewoonte naar de kerk ging - maar haare jongste dochter ging 'er na toe - gevolgd door een Neger, die haar bybel met gouden slooten droeg. De klok sloeg twaalf uuren, zy was noch niet uit de kerk t'huis gekomen – haar vader vroeg naar haar - haare moeder andwoordde: zy zal vast nog eeven by Nichtjen lotje gegaan zyn: maar dit is toch niet aardig van haar, daar zy weet dat ik menschen ten eeten verwagt – de goede vrouw had het zoo drok
| |
| |
om haare gasten toch met de uiterste stasie te onthaalen dat zy haare dochter nu vergat. - Maar de klok sloeg een, ja twee uuren – en het meisjen was noch niet t'huis. Ik liep telkens naar de brug van het kasteel, om op den weg te kyken langs welke zy komen moest - maar ik zag haar in velden noch wegen - intusschen waren de gasten gekomen, de spys was op de tafel gebragt, maar de vader kon niet gaan zitten - de moeder liep ginds en herwaards, als of zy nog iet te bezorgen of te schikken had - in hoop dat hun dochter lysje schielyk komen zou - maar zy kwam niet - en de gasten die niet wisten, waarom men zoo lang vertoefde, zaten met het grootste ongeduld te wagten dat hun' gastheer hen voor zou dienen, van het geen dat voor hun gereed stond - somts zei de een tot den ander: ‘'t is jammer dat het lieve eeten zoo koud wordt!’ –
Intusschen vroeg de vader aan den Neger waarheen, en hoe verre hy zyne dochter gebragt had - hy andwoorde hem: mynheer ik ben de jonge jufvrouw gevolgd tot digt by het dorp - wanneer zy my om haar boek vroeg: en zei ‘janus nu zal ik wel alleen gaan - ga maar na huis, men heeft u daar nodig.’ Op dit verhaal zondt men janus naar het dorp, om aan het huis, daar Nichtjen lotje was, te vernemen of de jonge juf- | |
| |
vrouw zich ook daar bevondt - met order, om te vraagen of zy 'er niet geweest ware - en hoe laat zy van daar gegaan was: of, indien zy daar niet geweest ware, dan moest janus het geheele dorp door by de Dominé, en by alle bekende naar haar zoeken: - janus ging heen – en men zettede zich aan tafel – ik had zeer weinig lust tot eeten, en myne ongerustheid vermeerderde nog door die der ouderen myner vriendin - de angst was op hun gelaat te leezen - en nooit was eene maaltyd treuriger dan deeze: de gasten aten echter zoo smaaklyk als of hunnen gastheer niets gedeerd had: - ik maakte intusschen by my zelven de bittere aanmerking, hoe weinig daaglyksche zogenaamde tafelvrienden in ons verdriet deelen - en hoe oppervlakkig het woord vriendschap voor hun is: in voorspoed en vreugde zyn zy in 't midden van het schaterende gelagch dat dezelve veroorzaakt hun gezelschap waardig - maar als de nevel van smart ons voorhoofd omhult, dan zyn zy nietsbeduidende wezens die naauwlyks eenige flaauwe troostwoorden voor den dag kunnen brengen....
Het was eerst tegen zeven uuren dat janus terug kwam met het.treurig bericht dat hy de jonge jufvrouw niet gevonden had - dat hy by alle haare bekende rond gevraagd, maar dat niemand haar gezien had, en
| |
| |
dat zy ook die morgen niet in de kerk geweest ware: maar dat hy in het naar huis gaan een boer was tegen gekomen, die zeide, dat hy een quartier uur van het dorp af, de jonge jufvrouw gezien had met een heer op een rydtuig.
De oude heer wierd woedende – en riep, terwyl hy zich de handen wrong: ô, men heeft my myne dochter ontvoerd!... Maar wie, wie kan toch den booswigt zyn - ik weet niet dat zy een man hier in den omtrek gesprooken heeft?... Hy bedacht zich een oogenblik – maar... ging hy voort, wie weet of aan dat huis!... ja wie weet of daar niet de een of ander geweest is?... Hy ondervroeg haare zuster en my – en wy betuigden met waarheid, dat wy 'er nooit iemand gezien hadden dan nichtjen lotje - de oude heer liet zyn rydtuig inspannen -reed weg, terwyl hy zwoer' dat hy niet terug zou komen voor dat hy zyne dochter gevonden had. - De gasten verlieten ons spoedig - en ik bleef met de zuster myner vriendin by de troostelooze moeder.... Zy ontsloot het cabinet haarer dochter - en bevondt, dat zy alle haare kleinodiën en juweelen had mede genomen - 'er was dus geen twyffel meer of zy, had een overlegd plan gehad toen zy haar ouders huis verliet - Ik begon eenige argwaan te krygen die ik echter in myn hart smoorde –
| |
| |
maar die bevestigd wierd, toen de oude heer den volgenden avond terug kwam, en zei dat hy zyne dochter gevonden had - doch dat zy hem ontsnapt was. Wie, denkt gy, riep hy woedende uit, dat haare verleider is?... ‘Het is, dat zoogenaamde Nichtjen lotje! de broeder van de jufvrouw in het dorp - een kaale officier, die uit hoop om zich met myne dochter te verryken, het vrouwe pak aangetrokken heeft - en met haar gevlucht is!...’ Nichtjen lotje riep zyne andere dochter uit - myn hemel! wie zou dit geloofd hebben... Nu begryp ik waarom haare rokken haar altyd zoo slenterachtig aan het lyf hingen!... en waarom haar muts altyd zoo slordig zat... Ik kon my waarlyk hier niet van lagchen onthouden toen het beeld van de slenterachtige lotje my eensslags voor den geest kwam... Ha, ha, jufvrouw lysje dacht ik: fluisterde dit aardig Nichtjen u daarom altyd in de ooren? – Beandwoordet gy dit daarom altyd meesmuilende?...
Haar vader had de jonge lieden in een herberg gevonden die op de grenzen stond - zy hadden de waardin gebeden om hun te waarfehuwen indien haar vader die zy haar uitgeduid had, haar mogt komen zoeken. De oude heer kwam - en de waardin vloog
| |
| |
schielyk naar binnen om de jonge lieden to waarschuwen dat 'er een heer met zyn rydtuig voor de deur stil stond. - Hier was het goed raad duur, de twee gelieven klommen het vengster uit - men zag rond of 'er ook een plank was om over de half gedempte sloot te leggen die op deeze plaats alleen de twee grenzen van elkander scheidde - maar 'er was 'er geen - en men hoorde reeds de stem van den vergramde vader... dus was 'er geen tyd te verliezen... Daar Nichtjen lotje, nu haare slenterachtige rokken voor een offiiciers rok verruild had - en zeer lugtig was, sprong zy over deeze half gedempte gracht - en wilden zyn meisje doen overstappen - maar dit ging niet - zy was dus verpligt in het midden te stappen, waarin zy tot haare knieën toe inzaktte: en geheel bemodderd op de grenzen van R....... dat eene vryplaats is kwam - zy vlogen buiten hunnen, adem naar den eersten herberg die zy zagen, alwaar zy de bystand van den waard verzogten, indien den ouden heer hen vervolgde. Hy toefde niet lang of hy was ook op de grenzen van R...... en spoorde zyne dochter op - vermids de waard met zyn knecht binnen was gekomen, belette men, den woedenden vader om met geweld zyne dochter uit dit huis te sleepen: gy begrypt
| |
| |
echter hoe hy de jonge lieden met billyke verwytingen overlaadde - doch hy moest zich eindlyk getroosten om heen te gaan - en bleef onverbidlyk.... De avond dat hy terug kwam als ook den volgenden dag, waarop ik naar myne goede moeder terug keerde was zyn woede veel te groot om my te veroorlooven van de voorspraak zyner dochter te zyn... Ik hoop, vermids het meisjen nu toch deeze stap gedaan heeft, dat, haare ouders zich spoedig met haar verzoenen zullen - ik had nooit gedacht dat zy hiertoe in staat zou zyn - 't is waar, dat indien Nichtjen lotje zich in haar officiers pak vertoont had – en de oude heer zyn aanspraak op zyne dochter bekend gemaakt had - hy nooit een gunstig and woord zou gekreegen hebben - want papa is schat ryk - en tevens zeer gierig - en dus zou hy haar nooit aan een arme officier gegeeven hebben, wiens grootste rykdommen in zyn monteering bestaat.
Ik hoop dat alles goed zal afloopen, en dat het meisjen gelukkig met hem mag zyn - vermids het nu toch zoo is: - maar ik vrees 'er voor - daar ik niet geloof dat de liefde van Nichtjen lotje uit het rechte beginsel voorkomt - en dat het veeleer aanspraak op haar rykdom dan op
| |
| |
haar hart is, die hem tot deeze stap aanspoorde?...
Vaarwel lieve héloise, andwoord my spoedig en geloof my onveranderlyk,
Uwe Vriendin,
clementina.
|
|