een zwarte zyde japon aan, en nu, om een contrast te maaken, heb ik een roozenkleurde aangetrokken.’ Myn hemel! Mama riep ik uit, alles lag 'er nog zoo van gisteren - en nu dacht ik, was het maar het beste om alles zoo maar aan te trekken: ‘foei, dit zou onvoegzaam zyn,’ hernam zy - en myn lieve clementina! Ik moest my geheel gaan verkleeden.
Toen ik afkwam zei mama, zie zoo, nu schakeeren onze klederen goed by elkander - gy moet hier op altyd acht geeven.... ‘Ik vrees, andwoorde ik, dat ik die kunst nooit recht leeren zal: gy zult wel, myn kind, maar gy moet 'er u meer op toeleggen - want dit is eene zeer noodzaaklyke vereischte voor een meisjen dat bestemd is om in de groote waereld te verschynen...’
Gy ziet dus vriendin, dat ik zeer veele bezigheden heb, om op dit alles acht te geeven.... Ik wilde u nog schryven hoe ik my in den Schouwburg vermaakt had - maar gy ziet dat dit reeds een geheele bries is - ik wil uw' aandacht niet meer vermoeijen, en 't is ook tyd, om myn brief naar de post te zenden - geloof my altyd oprecht.
Uwe vriendin,
héloise.