Sommighe nieuwe schriftuerelicke liedekens
(1599)–Frans vander Straten de jongere– AuteursrechtvrijNae de wijse: Het saten drie Lants-Knechten, In den Coelen Wijn, &c.JEsabels Priesters zijn opghestaen,
Ga naar voetnoot+Met de valsche Propheten hoort mijn vermaen,
Sy brengen t volck in dolen,
Ga naar voetnoot+Sy leerense tot hauten, tot steenen beelden gaen
Godts Eer worter door ghestolen,
Ga naar voetnoot+Ten blijft niet verholen.
Sy segghen dat sy Godts Stede-hauders zijn,
Sy brengen d'onnosele in swaer gepijn,
Ga naar voetnoot+Van die Gods woort vermonden,
Sy vergeven om gelt door eenen heyligen schijn
| |
[Folio K4r]
| |
Den Menschen haerlieder sonden,
t Zijn valsche vonden.
Wort yemant oock met sieckten gequelt, Ga naar voetnoot+
Sy seggen: gaet bevaert offert daer u gelt,
Brengt Eyeren, Vleesch, Boter en Koren,
Een Wasse-Keersse die moet daer zijn gestelt,
Och vrienden tis al verloren,
Al sulck oorboren.
Dan stichten sy eenen ommeganck,
Sy brengen t'Volck in sulcken bedwanck,
Wildy in dees Gilde commen,
Soo suldy zijn bevrijt met u huys u leven lanc
Deur t ghebet van deser heyliger bloemen.
Schaut sulck verdoemen. Ga naar voetnoot+
Dus moet ghy brengen oft senden alle Jaer
V Offerhande op desen Outaer,
Tot onderstant van desen dienste lichte,
Die wy hier celebreren voor elcken openbaer,
Gheeft penningen goet van gewichte,
Tis een quaet ghestichte,
Den offer vande bevaert tot alder stont,
Valt Jesabels Priesters inden mont,
Alsoo men mach aenschauwen,
Niet tot profijt der armen siet desen loosen vont, Ga naar voetnoot+
Maer sy gevent den lichten vrauwen,
Al diese hauwen.
Hoe sauden de sulcke Gods Stede-hauders zijn,
Die niet en onderhauden Gods geboden fijn,
Die giericheyt en dronckenschap hantieren,
Horreerders, afgodendienaers rekent God fenijn,
t'Gheslachte der Slangen gieren, Ga naar voetnoot+
En boosen dieren.
| |
[Folio K4v]
| |
Die daer dienen en wandelen byden Outaer,
Ga naar voetnoot+Die moeten daer by leven, dit seggen wy voorwaer,
Het staet soo geschreuen,
Ga naar voetnoot+Der menschen gheboden leeren sy eenpaer,
Gods woort wert daer door verdreven,
En uytghewreven.
Ga naar voetnoot+ Den Outaer daer de Schrifteure af seyd,
Is Christus de steen seer hooghe geleyt,
Ga naar voetnoot+Die vanden wercklieden was verdreuen,
Hy is den rechten wech en oock de salicheyt,
Ga naar voetnoot+Is ons ghegeven.
Die by desen Outaer leven wilt,
Ga naar voetnoot+Doet aent Geloove tot eenen schermschilt,
Ter salicheyt wilt u begeven,
Ga naar voetnoot+Aen veert Ga naar voetnoot‡ Gods woort van d'ongeloove stilt
Soo suldy byden Outaer leven,
Soo daer staet gheschreven.
Paulus die heeft by nacht gewrocht,
Ga naar voetnoot+Door dwerc zijnder handen heeft hy den cost gecocht
Inden dach ginc hy Preken en leeren,
Die niet en werct, en sal niet eten ten baet, niet ondersocht,
Al draghen sy langhe kleeren,
Tis t'woort des Heeren.
Och vrienden betraut op Christus woort,
En Ga naar voetnoot‡ wandelt in zijnder liefden voort,
Wilt u van alle boosheyt keeren,
Tis Ga naar voetnoot*t'vergheefs dat ghy af-gods dienst oorboort,
Ga naar voetnoot+Tis teghen tghebodt des heeren,
Schaut sulcke leeren,
De Ga naar voetnoot‡val van Babylon sal comen schier,
Ga naar voetnoot+De Beest werdt gegrepen door Gods bestier,
| |
[Folio K5r]
| |
Met alle haer valsche Propheten,
En al Ga naar voetnoot‡diese dienen salmen werpen in dat vier
In den Poel van feninighe beten, Ga naar voetnoot+
Met haer vermeten.
☞ ☜ |
|