Sommighe nieuwe schriftuerelicke liedekens
(1599)–Frans vander Straten de jongere– Auteursrechtvrij
[Folio K1r]
| |
nae de wijse: Wilhelmus van Nassauwen, &c.Ick bidde u elck wilt hooren,
En doet nae Petrus raet,
Bedwinght u tonghe al vooren, Ga naar voetnoot+
En seght van niemant quaet,
Alst t woort is uyt den monde Ga naar voetnoot+
Verstaet hier af den sin,
Het loopt seer haest int ronde,
Ten keert niet weder in, Ga naar voetnoot+
Weet ghy niet te verhalen,
Wat goets van uwen vrient,
Swijcht liever al te male, Ga naar voetnoot+
t Quaet nergens toe en dient,
Hebt ghy oorsake al vooren,
Spreeckt hem tusschen u tween, Ga naar voetnoot+
Misschien sal hy u hooren,
En sult met vrient-schap scheen,
Oorblasers int verseeren, Ga naar voetnoot+
En Faemroovers seer fel,
En mochten niet verkeeren, Ga naar voetnoot+
Onder tvolck van Israel,
Men moestese wt roden,
Hoe cant doch nu bestaen,
Daert weder is verboden,
Hoe sal dit al vergaen,
Soudt ghy achter-clap segghen, Ga naar voetnoot+
Van uwen broeder net,
En hem t oordel oplegghen, Ga naar voetnoot+
Ghy achterclapt de wet,
Dus soudt ghy Rechter wesen, Ga naar voetnoot+
Maer geender van dien,
| |
[Folio K1v]
| |
Den wet gever gepresen,
Salt niet laten sien.
Ga naar voetnoot+ Die schult cont ghy niet toogen,
O menschen tot geender tijt,
Die hem tot oordeel pooghen,
En daer besmet in sijt,
Hier me cont ghy verdomen,
V selven siet wel toe,
Als Christus nu sal comen,
Hoe wert ghy dan te moe.
Ga naar voetnoot+ Een blameerder is schadich,
Is dat niet een groot leet,
Ende zijn doen verradich,
Wat hy heymelick weet,
Dit zijn heylicke seden,
Ende van Godt verboon,
Laet andere met vreden,
Aensiet u selfs persoon.
Recht mach ment God wel clagen
Dat men hier soo menich faut,
Godts woorden hoort ghewagen,
En soo weynich afhaut,
Ga naar voetnoot+V Gaut cont ghy wel waghen,
Doet alsoo met u woort,
Spreeckt dan daer t'is ghelegen,
Niet waerheyt soo t behoort..
Ist niet verloren ghesongen,
En van Gods woort gewaecht,
Ga naar voetnoot+Bedwingt men niet zijn tongen,
Den dienst Godt niet en b'haecht,
Haeckt men niet nae den vrede,
Ga naar voetnoot+Heylicheyt tot allen rien,
| |
[Folio K2r]
| |
Godt in zijn heerlick hede, Ga naar voetnoot+
En machmen nemmermeer sien.
Constmen eenichsins keeren.
Naer tbeste soo tbehoort,
Alsmen yemant hoort blameren,
En men loopt voort en voort,
Wat int herte is ghelegen,
Dat is voor een besluyt,
Wie tmede gaet of tegen,
Dat spreeckt men ten monde uyt.
Claghelijck ist in aenschauwen,
Dat men hier zijnen tijt,
T Sy mannen ende vrauwen, Ga naar voetnoot+
Met achterclap verslijt,
Als wy eens moeten scheyden, Ga naar voetnoot+
Onversiens van hier vlien,
Dan ist mocht ick noch beyden,
Ick saude wel het toe sien. Ga naar voetnoot+
Een oorlof nu ghehuldich,
Niemant en trecks hem aen,
Dan die hem hier vint schuldich,
Elck wachte hem daer van,
Al seghtmen int ghemene,
De Wet men hauden sal, Ga naar voetnoot+
Mis-doetmen nu int eene,
Soo heeftmen schult in al.
Die waerheyt claer‘een-paer,
Veel ghewelt lijt,
Sonder vaer‘met haer,
Altijt int velt zijt.
☞ ☜ |
|