2665. Mij een zorg (of kopzorg)!
ook dat zal mij een zorg wezen, dat kan mij niet schelen, daar trek ik mij niets van aan, mij een biet (no. 2652); daar heb ik maling aan (no. 1459); vgl. Prikk. V, 19: Ons een zorg! Krat. 14: Dat zou me een zorg wezen! Sjof. 20: 't Zou me een zorg zijn! Kalv. I, 76: ‘Mijn 'n zorg’ dacht Leip; II, 47: Mijn een zorg; Jord. II, 388: Is zij verantwoordelijk voor al wat de meisjes in d'r knar komt, 's nachts? Haar 'n kopzorg, had ze den commissaris gezegd; Zoek. 14: Met driftigen hoofdruk en minachtend lippensmakken stiet ze z'n zachtheid terug: ‘Zal oe ook oê zorreg wezen’; Zoek. 135: 't Zou Sam en Meijer en Jette hun zorg zijn of hun broer daar morgen op de keien stond; Groot-Nederland, 1914, bl. 432: Stommeling, je drinkt je 'n gat in je kraag! - Me zorg! 't Is mijn kraag! Handelsblad, 22 Febr. 1915 (avondbl.) p. 5 k. 6: Hoe de Times redeneert is mij 'n zorg, wat de Kölnische zegt laat me koud! Zoek. 70: 't Zal die menschen hun zorreg wezen, of-ie worren op-eroepen enz. Vgl. hd. ich frage viel danach, ick kümmere mich viel darum, welke eveneens door ironie zijn ontstaan.