Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 538]
| |
Dat zit nog! zei de borstelmaker-ouderling; Slop, 91: Dat zit nog, riep hij ineens uit. Dat zit nog! Er zijnne geen bewijze; Het Volk, 2 Maart 1915 p. 1 k. 2: Als partij hebben we doorgaans alleen invloed op de partijgenooten en in vele gevallen zit zelfs dàt nog; Nw. Amsterdammer, 13 Maart 1915, omslag p. 2 k. 4: Ik bin toch seker in me recht? Nou, dat sit nog! aarzelt Wim; Menschenw. 35: Aa's jonker je sien, smait ie je krek 't hek uit.... Da sit nog.... da sit nog dolde nijdig-rood de kleine terug; bl. 412: Hep je hullie weer feur de ferbriek! - Nou, dà's sit nog; Nkr. VII, 19 Juli p. 2: Maar troost je, neef, die heeren mogen veel praatjes maken, de wetten maken ze niet. - Dat zit nog, oom; Falkl. VII, 89; Diamst. 32: Hoe ken je nou swemmen in swijnerij.... daar suig je ommers in vast. Nou dat sit nog!; Kmz. 60; 326; Taal en Letteren IX, 33; enz. |
|