2641. Van zessen klaar zijn,
d.w.z. in alle opzichten klaar zijn, flink zijn; eig. gezegd van een paard, dat twee goede oogen en vier flinke pooten heeft. Vgl. Berkhey, Nat. Hist. IV1, 108: Wanneer onze Hollanders van een volmaakt Paard spreeken, is het gewone woord, dat het van zessen klaar zy; dat is, dat er geene gebreken aan de zes voornaamste deelen, die tot een goed Paard behooren, zyn; te weten aan de vier Pooten en de twee Oogen. Sedert de 17de eeuw gebruikelijk; vgl. Huygens IV, 152:
Niew, Aengenaem gesangh op Fugen, wel door-regen,
Het beste Contrepunt, en Bindsel, en Beweghen.
Laet een van sessen uyt; het Stuck magh goed zijn; maer
Niet als het wesen souw, dat is, Van sessen claer.
Van Moerk. 474: s' Is van Klinck tot de Neering, neen byget, s'is (seg ick) een van sessen; Rusting, 469: Paarden, die van zessen schoon en klaar zyn; Brieven van B. Wolff en A. Deken, 226; V. Janus, 68; Van Eijk II, 69; Nkr. VII, 30 Aug. p. 5: De bloem der radikalen, de vrees der socialen, den vijand een gevaar; een man van zessen klaar; VIII, 1 Aug. p. 6: Het was een echte Hègèner, een dandy, heur, van zessen klèr, met vouwtjes in de broek; Antw. Idiot. 1479: van zessen klèèr zijn, gauw gereed, bij der hand, handig en bekwaam. Zoo zegt men in het Friesch ook: fen seizen klear naast hy is op fjouweren bislein (hij is op vieren beslagen), dat is: hij is van zessen klaar; in Groningen: van zessen kloar (Molema, 484 a); vgl. ook het fr. avoir bon pied, bon oeil, être tout à fait valide (Hatzf. 1618 a).