von Ringkämpfen, wobei der Besiegte vom Sieger wirklich in einen Sack gestoszen oder gesteckt wurde’ (Borchardt no. 996); Schrader, 303: Einen aus und in den Sack stecken, spielen, d.i. sich ihm so überlegen zeigen wie ein Ringkämpfer, der den überwundenen Gegner wie zum Spasze bald aus dem Sack herausnimmt, bald wieder hinein schiebt.’ Vgl. Sewel, 977: Ik heb u al in myn zak, ik heb u al leeren kennen, I have you in my books, I remember you; Harreb. II, 489: Ik heb hem in mijn' zak, ik ken hem door en door; blz. 499: Ik kan hem wel in mijn zak steken (of stoppen); Het Volk, 22 Januari 1919 p. 1 k. 3: Over zaken waar hij niets van weet oreeren met een zekerheid alsof hij ze van haver tot gort in den zak heeft; Nest, 104: Loop naar de Mookerhei, Jan Jurk met je verrekrok. Ik heb je al lang in den zak, hottentot! M. de Br. 65: Ze had de juffrouw in haar zak. De meisjes hadden gelijk dat ze een hekel aan haar hadden; bl. 67: Ze hoefde niet vriendelijk tegen haar te zijn. Martha had haar toch al in haar zak; De Gids, 1914, 3, bl. 436: Hildebrand, die alles ten goede leidt, de wijsheid in pacht en iedereen ‘in zijn zak’ heeft; De Nieuwe Amsterdammer, 26 Dec. 1914 p. 11: Woedend deelde hij mede dat al de directeuren niksnaksen en dikdoeners waren. ‘Hij had ze in zijn zak,’ riep hij uit! Propria Cures, 24 April 1915, blz. 253: Ik heb de meisjes in m'n zak: òf hypocriet òf veel te mak; Handelsblad, 23 April 1922 (O) p. 6 k. 4: Denis had, wat men noemt de Engelschen in zijn zak, wat meer nog zegt als men weet dat hij den bekenden Egyptenaar Hogan als linksbuiten tegenover zich zag; De Vrijheid, 5 April 1922, 3de bl. p. 1 k.: Wij, cynici op de perstribune, die het klappen van de zweep kennen, die de heeren allemaal in onzen vestjeszak dragen, wij hebben er (voor 't binnenkomen der Kamerleden als 't belletje gaat) een technischen term voor ‘De landstorm komt binnen’; afrik. iemand in die sak hê (kry), met iemand kunnen doen wat men wil. Voor Zuid-Nederland vgl. Antw. Idiot. 1234: iemand in de tes(ch) hebben, zijn inzicht raden, begrijpen wat hij wil (Schuermans, 720); Waasch Idiot. 753: iemand in zijnen zak hebben, goed kennen; iemand in den zak steken, bedriegen (evenzoo bij De Bo en Antw. Idiot.); Rutten, 88: iemand in zijne mouw hebben, hem wel kennen (zie no. 1562 en vgl. fr. avoir (ou tenir) qqn (ou qc) dans sa manche, over iemand of iets beschikken, in zijn macht hebben (vgl. voor den overgang der bet. iemand of iets snappen, begrijpen); être dans la manche de qqn, in iemands macht zijn; eng. to have something in one's pocket, het geheel in zijn macht hebben; oostfri. hê stekt of ferköft hum in de sak; nd. ên in 'r Taske hebb'n. Vergelijkt men deze uitdrr. met elkander, dan is de door Borchardt en Schrader gegeven verklaring niet zeer waarschijnlijk. Men zal wel moeten uitgaan van de bet. over iets of iemand kunnen beschikken; er de baas over zijn; zijn meerdere zijn; hem doorzien.