2566. Tegen de wieg stooten,
d.w.z. drinken (alcohol), aan de flesch likken. Vgl. Sjof. 28: Het was bekend dat-ie lekker an de wieg stootte; S. en S.: Zoo'n meesterknecht is ook de kwaaiste niet, als je 'm zoo nou en dan 's mee an de wieg laat stoote; De Telegraaf, 18 Juni 1914 p. 5 k. 2: Ja soms ‘stooten’ zij zoo dikwijls ‘aan de wieg’, dat zij ‘voor Pampus liggen’ eer de dag, de Zondag, goed en wel begonnen is; Draaijer, 48: Stoot is an de wiege, toe, drink eens; Regenboogkleuren, 114: De ‘olde’ trakteerde vanwege de verloving van Koningin Wilhelmina en wij ‘stootten aan de wieg’; fri. oan 't naentsje (wiegje) of de nane stjitte, uit het glaasje proeven. Syn. is aan den draad trekken; zie Harreb. III, CXVIII: Aan den draad trekken, een minnaar van een borrel zijn; Sjof. 9: De meester die sterk aan den draad trok, was 's avonds nog al eens gepoetst; syn. van aan de kurk trekken (Busk. Huet). Ook in den algemeenen zin van ‘bij iemand om hulp aankloppen’ wordt ‘tegen de wieg stooten’ gebruikt.