Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2510. Wage(n)wijd open,d.w.z. geheel open; eig. zoo wijd, dat er een wagen door kan?; vgl. hd. dial. wagenweit offen. Somtijds ook: Wijdewaag, wijgewaad, wijdwagen, wijd en waag (vgl. Zwitsersch: wit und wagen offen); zie Bouman, 115; Molema, 472 a, i.v. wiedwoagen, waar gewezen wordt op ‘brekespel’ naast ‘spelbreker’ en razeil, Deensch ‘seilra’, enz.; en bl. 578, waar vergeleken wordt Geld. wiedwage (zie Gallée, 53 a: wîd wage en Onze Volkstaal I, 160 a: wid wage lös), Zeel. wiëwaege, Den Haag: weigewaad; Opprel, 89 a: wijdwage; Maastricht: wiegel-wagel; fri. waech (wage-)wiid; wide-waech; wiid-en-waech iepenGa naar voetnoot2); vgl. Halma, 785: De deur stond wagen-wijd open, la porte étoit autant ouverte qu'elle peut l'être, étoit ouverte à gueule bée. Volgens Schuermans, 533 en De Bo, 939 zegt men in Vlaanderen: rek(ke)wijd open (Volkskunde XIV, 145) naast gapewijd en wage(n)wijd; afrik. iets wawijd oopsit. Let men op het mhd. vensterwît, vletzewît naast wagenwît; op het Zwitsersche wandoffen, sperrwand offen, so dasz durch weites Oeffnen von Tür und Fenstern gleichsam die ganze Wand geöffnet ist; windoffen, so offen dasz der Wind durchziehen kann; kuewitoffen, so dasz eine Kuh bequem hindurchgehen kann, dan moet ons wagenwijd zeker verklaard worden, als zoo wijd, dat er een wagen door kan (Deutsche Wortforschung V, 247). Vgl. een mond als een hooischuur of een schuurdeur, en dergelijke; hd. sperreweit, sperrangelweit. |
|