Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2248. Op zijn tellen passen,d.w.z. op zijn hoede zijn, op zijn qui-vive wezen; eig. zich niet vergissen bij het tellen; vgl. de tel kwijt zijn, ook fig. voor onzeker zijn aangaande het tijdstip, waarop een kind zal geboren worden, het boekje kwijt zijn (Brederoo I, 271, vs. 88), het briefje verloren hebbenGa naar voetnoot1). Eerst in de 19de eeuw aangetroffen bij Harreb. III, 54: Hij past goed op zijn tellen; Nw. Amsterdammer, 27 Febr. 1915 p. 4 k. 1: Hoe lager de persoonlijkheid, hoe sterker zijn egoïsme, omdat wie weinig te verliezen heeft, drommels op zijn tellen moet passen; Handelsblad, 30 Maart 1915 (ochtendbl.) p. 1 k. 5: De Zweden, Noren en Nederlanders, die tot dusverre met minzame hoffelijkheid behandeld werden, moeten thans op hun tellen passen, wanneer zij met Duitschers den oorlog bespreken; Villiers, 126. |
|