Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 343]
| |
2230. Talen naar iets,gewoonlijk met de ontkenning niet talen naar iets, er niet naar vragen. Het wkw. talen beteekent hier eig. een' gerechtelijken eisch instellen ter verkrijging van iets, zijne aanspraken doen gelden, in het mnl. vooral voorkomend in de uitdr. talen na of naer iet, zijne aanspraken op iets doen gelden; hetzelfde als iet aentalen; vgl. Taalk. Bijdr. I, 80 vlgg.; Mnl. Wdb. VIII, 52; Kiliaen: Taelen nae eenigh dinck, interrogare, quaerere, inquirere de re aliqua, naar iets onderzoek doen; het mnl. en 17de-eeuwsche taalman, advocaat; Rutten, 257 b: zich vertalen, zich verdedigen. In Groningen is thans nog bekend antoalen, aanspreken (Molema, 12 bGa naar voetnoot1)). In de 17de eeuw ook: om iets talen, dat voorkomt in Vondel's War. der Dieren XIII, vs. 7. Zie verder Huygens I, 174; IV, 322; Pers, 870 a; Tuinman II, 240; Halma, 626: Naar taalen, naar verneemen, s'enquérir, se soucier, se mettre en peine; hij komt niet eens naar mij taalen, hij komt niet naar mij omzien; hij taalt naar geen drinken, hij vraagt niet eens om drinken; fri. tale nei. |
|